Spiegel – een Polderlandse vertelling voor een heerlijk avondje


dinsdag 18 november 2014

Onderstaand verhaal van mijn hand verscheen als gastbijdrage op de website van Drie Dwaze Weken, een nieuw initiatief in de strijd tegen het Zwarte Piet-verschijnsel.

—–

Er was eens een vreedzaam, maar wel wat vreemd volkje, dat leefde in Polderland, een grasgroen landje aan de waterkant van het continent Noordland. Antropologen uit beschaafder, veelal zuidelijker gelegen landen gingen er maar wat graag op bezoek. Zo ‘n veelheid aan moderne gebruiken, zonder veel risico ‘s te lopen dat de inheemsen zich tegen hen keerden, dat maakten ze zelden mee. De inboorlingen van het landje ontweken de antropologen niet. Integendeel: enthousiast brabbelden ze hun verhalen als er een microfoon voor hun neus gehouden werd. Veldwerk was voor antropologen een makkie, academisch succes gegarandeerd.

Er viel dan ook heel wat te bestuderen. Stammenoorlogen waren weliswaar zeldzaam. De laatste grote strijd met een naburige, grotere volksstam, bijna zeventig jaar geleden, werd jaarlijks herdacht met plechtigheden, zo opmerkelijk was deze verstoring van het dagelijks leventje in de ziel van het vreedzame volkje gegrift. Maar ook zonder krijgslustige taferelen waren er voldoende curieuze rituelen. In de late winter – het verschoof, volgens een patroon waar antropologen nauwelijks een vinger achter kregen – gingen leden van de zuidelijke clans drie dagen in vreemde uitdossing de straten op, dronken alcoholische dranken in grote hoeveelheden, en keken erbij alsof het een zeer ernstige zaak betrof. Een dag nadat de deelnemers aan de merkwaardige processies hun roes hadden uitgeslapen, hervatten zij hun dagelijkse activiteiten alsof er niets was gebeurd. Leden van noordelijke clans reisden dat weekend vaak naar de zuidelijke districten om de rituelen daar te bekijken, of probeerden er zelfs aan deel te nemen. Dat laatste had doorgaans maar een matig succes.

Noordelijke clans hadden weer andere gebruiken. Zo begaf een flink deel van de bevolking zich daar op aan de voer gebonden ijzeren voorwerpen zodra de talrijke wateren door winterse vorst waren dichtgevroren, om zich daarmee met een soort loop-glij-beweging zich daarover voort te bewegen. Dit stond bekend als ‘schaatsen’. Economische redenen kan dat niet hebben gehad, want ook het district waar dit gebruik het sterkst ontwikkeld was, was voorzien van een wegennet en andere opties om zich te verplaatsen Antropologen vermoeden dat het hier om een combinatie van plezier en competitiedrift ging. Er was zelfs een speciale tocht uitgezet die echter alleen gehouden werd als de vorst streng genoeg was om voor voldoende met ijzers begaanbare trajecten tussen elf steden te zorgen. Als het die kant op leek te gaan, werd een plaatselijke orde van sjamanen die de rest van de tijd volkomen spoorloos was, opmerkelijk actief. Dat waren de zogeheten IJsmeesters. Zij verrichten speciale rituelen bij het traject, verenigden zich als het er op aan kwam in een geheim beraad, waarna de Oppersjamaan vervolgens het verlossende woord sprak: De Tocht Gaat Door! Zo ver kwam het echter de meeste jaren niet. Vooral als het er om spande, gaf dat vaak aanleiding tot verhitte discussies achteraf: Hadden de IJsmeesters Gelijk?

Er waren ook gebruiken die vrijwel alle clans deelden. Zo ontstaken grote aantallen stamleden, van oud tot opmerkelijk jong, rond de jaarwisseling kleine en soms grotere explosieven, soms vanwege de lichtgevende effecten, vaak vanwege de knal. Bij dit ritueel verloren jaarlijks mensen lichaamsdelen, en soms zelfs hun leven. Pogingen om daaruit te concluderen dat dit gebruik de Polderlandse stamgemeenschap schaadde, en daarom beter kon verdwijnen, stuitten echter op verbitterde weerstand. Het was een voorbeeld van de gehechtheid aan tradities die met grote koppigheid werden verdedigd, en die de harmonie in de Polderlandse gemeenschap uiteindelijk fataal zou worden.

Een andere traditie leek minder riskant, maar was toch niet helemaal zonder spanning. Enkele dagen voor de jaarwisseling trokken leden van families, ongeacht waar ze woonden, naar de woning één of enkele familieleden, doorgaans de clan-oudsten. Daar schaarde men zich om een versierde en van lichtjes voorziene kleine conifeer. Men wisselde geschenken uit, en nuttigde een doorgaans overdadige maaltijd. Voor het samenzijn had het vreemde volkje een eigen woord, dat een soort combinatie van genoeglijkheid en gezelschap scheen te betekenen, maar nauwelijks letterlijk vertaald kon worden. Dat woord was ‘gezellig’ . Toch was er rond die genoeglijkheid iets raadselachtigs, want juist rond de periode van dit ritueel namen conflicten binnen families en clans, onderling geweld en zelfdoding tijdelijk sterk toe. Het representeerde een duistere kant in de collectieve psyche van het ogenschijnlijk zo harmonieus levende volkje.

De mensen van Polderland hadden een overwegend welvarend bestaan, al zorgden de clanhoofden er wel voor dat zij verreweg het meeste kregen. Antropologen moesten aanzienlijke moeite doen om te ontdekken waar de welvaart van de stam op gebaseerd was. Om de vraag hing een soort van taboe, maar er werden – met een mengsel van trots en schaamte – verhalen verteld over een verleden waarin machtige clans de zeeën over reisden in schepen en vreemde volkeren aan zich onderwierpen. Namen van hoofdmannen als Piet Peijn en Jan Pieterszoon Poen werden met ontzag uitgesproken, maar anekdotes over wreedheden die aan hun namen verbonden waren, werden besmuikt weggelachen. Na verovering zetten Polderlandse clanleden de inheemse bevolkingen van andere landen tegen slechts zeer geringe betaling en onder forse dwang aan het werk. Zo verbouwden deze dwangarbeiders in het aldus veroverde Oostland, een plant waaraan zwarte bonen groeiden, waarvan de bewoners van Polderland een opwekkende en in Polderland al snel zeer geliefde drank maakten. De opbrengst was echter niet voor deze dwangarbeiders in het verre land, maar voor de Polderlandse clan-oudsten. Kort na de strijd tegen het buurvolk van Polderland was afgelopen, kwamen echter de inheemsen van Koffieland in opstand en wierpen het Polderlandse juk af. Dat moment wordt, in tegenstelling tot de strijd met het buurvolk, niet jaarlijks herdacht, maar vormde een soort van taboe.

Dat gold nog meer voor de andere bron van rijkdom. In vervlogen eeuwen hielpen Polderlandse clans met het ontvoeren van bewoners van een ander veraf gelegen tropische gebied, Zuidland genoemd. Vervolgens werden de ontvoerde mensen in grote aantallen in schepen geladen en na een barre overtocht elders tegen forse winsten als slaaf verkocht, in Westland. Deze praktijk ging eeuwenlang door, en leidde tot vele slachtoffers, maar ook tot grote fortuinen. De praktijk ging gepaard met een breed geaccepteerd waanidee dat witte mensen beter waren dan zwarte mensen. Antropologen vermoeden dat de Polderlanders via dit idee dat zwarte mensen minder waren dan witte mensen hun inhumane behandeling van de gekochte en verkochte ontvoerde mensen rechtvaardigden, want de huidskleur van de meeste Polderlanders was wit, en die van de ontvoerden zwart.

Tot verbazing van antropologische onderzoekers werden mensen die aan dit syndroom leden, niet door sjamanen in behandeling genomen, en van exorcisme-rituelen om deze vorm van krankzinnigheid uit te drijven konden zij geen spoor vinden. Integendeel, aanhangers van dit waanidee wisten zich soms in korte tijd een opmerkelijke populariteit onder Polderlanders te verwerven, hetgeen dan weer vaak tot spanning leidde. Zo werd het aspirant-stamhoofd Patria Fortuna twaalf jaar geleden vermoord nadat hij op dit idee inspeelde en er grote aanhang mee verwierf, en hetzelfde overkwam twee jaar later Theo Loog, een befaamd toverdokter, een man die suggestief speelde met beeld en geluid. Intussen heeft zich onder de naam Weert Gilders een nieuw aspirant-stamhoofd met soortgelijke merkwaardige opvattingen aangediend, met al een aanzienlijk aantal medestanders in de landelijke raad van oudsten. Het waanidee bleef onder de Polderlandse bevolking dus wijd verbreid, ook nadat de ontvoerings- en verkooppraktijk van zwarte medemensen allang tot een eind was gekomen.

De bijbehorende afwijzende, neerbuigende en soms regelrecht hatelijke houding werd nu door witte Polderlanders vooral in stelling gebracht tegen mensen met donkerder huidskleur die naar Polderland waren gekomen om laagbetaald werk te doen om de rijkdommen van de leidende clans op peil te houden nu dwangarbeid en handel in ontvoerde mensen niet langer een optie was. De houding was ook behulpzaam voor gemeenschapsleiders in hun obsessie tegen mensen die uit andere landen – opvallend vaak gelegen in Zuidland, Westland en Oostland, de gebieden waar Polderland ten koste van de bevolkingen zulke grote fortuinen had weten te vergaren – een uitzichtloos bestaan trachtten te ontvluchten, op te sluiten, eindeloos te laten wachten en uiteindelijk onder dwang op transport te stellen. Deze mensen hadden, net als de slaven uit Zuidland en de gekoloniseerde bevolking van Oostland, veelal een donkere huidskleur. De hardhandige behandeling die deze mensen ten deel viel, leunde op dat zelfde waanidee tegen zwarte mensen. Het was duidelijk dat er achter het beeld van een vreedzame en knusse samenleving aspecten schuil gingen die daarmee op gespannen voet stonden.

Het verhaal van de op het eerste gezicht zo harmonieuze Polderlandse stamgemeenschap moet helaas dan ook in de verleden tijd verteld worden, want de harmonie en de vrede zijn weg. De stemming is grimmiger dan ooit. De omslag vond plaats rond een andere merkwaardige traditie, en één die tot een heftige, gewelddadige controverse leidde, een controverse die nog steeds voortduurt.. Antropologen, die het gebeuren met grote verbazing volgden totdat ze om veiligheidsredenen het land moesten verlaten, schetsten in grote lijnen het volgende beeld.

Het overgrote deel van de bevolking van Polderland had een witte huidskleur. Maar in de late herfst nam het aantal donkergekleurde mensen periodiek opvallend toe, om na 6 december weer abrupt af te nemen. In steden verscheen een bebaarde oudere man, in rood tenue voorzien van puntig hoofddeksel en een soort wandelstok. Zijn naam was Sinterklaas, een soort priesterfiguur. In zijn gevolg waren flinke aantallen donkergekleurde mensen die pakketjes uitdeelden. Antropologen stonden voor een raadsel. Van een plotselinge toestroom van donkere mensen in november was geen sprake, en van een abrupt vertrek van donkere mensen op 6 december al evenmin. Vraaggesprekken met zowel de donker gekleurden als met toeschouwers van de optochten brachten antropologen tot het inzicht dat de donkere kleur kunstmatig was aangebracht.

Over de reden deden witte Polderlandse vierders van het betreffende feest ontwijkend. Ze verwezen naar roet, dat op de gezichten zou zijn beland omdat de kunstmatig zwart gekleurde mensen, Zwarte Pieten genoemd, door schoorstenen zouden zijn gegaan om in woningen cadeaus uit te delen. De afwezigheid van werkzame schoorstenen stond haaks op deze hypothese, evenals het feit dat de kunstmatig donker gekleurde mensen – kennelijk assistent van Sinterklaas – hun donkere kleur al hadden vanaf de aankomst in Polderland. Antropologen vermoedden dat die in scene gezet was, daar er van een vertrek in het zuidelijker gelegen land van waaruit het schip geacht werd te vertrekken, nooit enig bewijs was geleverd. Clanoudsten in Polderland weigerden het fictieve karakter van het evenement echter hardnekkig te bevestigen, althans overdag. Nadat jonge kinderen naar bed waren, werden ze wat toeschietelijker. Het betrof, zo bleek duidelijk, een belangrijke traditie waarvan de ware toedracht onder geen beding aan buitenstaanders mocht worden prijsgegeven.

Het kostte antropologen met enig historisch inzicht betrekkelijk weinig moeite om in de geschminkte zwarten en hun uitdossing een verwijzing te zien naar de al beschreven episode van het ontvoeren en als slaaf verkopen van mensen, een episode waar vooraanstaande clans veel van hun rijkdommen aan hadden te danken. De geschminkte assistenten van de Sinterklaasfiguur symboliseerden met hun kunstmatige zwarte huidskleur en hun uitdossing kennelijk slaven. Het ritueel omvatte een karikatuur van knechtschap waarin het eerder beschreven waanidee van witte superioriteit was vervat. Het betrof volgens sommigen van hen een bekrachtiging van die dit on de Polderlandse maatschappij zo belangrijk geworden witte meerderwaardigheidscomplex in de vorm van een ritueel kinderfeest, zodat dat complex op volgende generaties werd overgedragen. Andere waarnemers erkenden weliswaar de historische verwijzing maar zagen het feest zelf meer als een onschuldig spel.

Geen onschuldig spel was de strijd die vervolgens ontbrak. Tegenstanders van de traditie, vaak zelf zwarte mensen, kwamen mondjesmaat aan het woord in de media, en werden daar door arrogante voorstanders afgebrand en beschimpt. Acties van tegenstanders – soms confronterend, maar altijd vreedzaam – werden beantwoord met beledigingen, klappen en sinds kort ook met massa-ontvoering door clanmilities. Mensen die zich uitspraken tegen de traditie konden rekenen op doodsbedreigingen. Het weerhield tegenstanders niet om zich te blijven uiten en de straat op te blijven gaan.

Antropologen herkenden het patroon. Er was door critici een taboe doorbroken, er was iets gezegd dat niet gezegd mocht worden, er was gewezen op een waarheid die voor iedereen te zien was, maar voor velen te pijnlijk om zonder schaamte onder ogen gezien te worden. Het antwoord van zeer velen was: verdringing, gevolgd door ontkenning, gevolgd door ongebreidelde agressie. Aldus trachtten dominante witte clans in de Polderlandse maatschappij met een soort uitdrijvings- en bezweringsrituelen, waar maar al te vaak in blauw geklede, bewapende en kennelijk uit belastinggeld betaalde knokploegen, de eerder genoemde clanmilities, een rol speelden, de cohesie te bewaren, ten koste van zowel critici als van donkergekleurde leden van dezelfde maatschappij. Aan de aldus losgekomen spanningen ging de, oppervlakkig gezien zo onverstoorbare, harmonie van Polderland ten gronde. De contouren van een dramatische confrontatie werden steeds zichtbaarder.

Een aantal antropologen onderkenden de onvermijdelijkheid van dit sociale veranderingsproces. Te weinigen echter onderkenden dat, wat verloren ging ook verdiende om verloren te gaan. Harmonie op basis van verdrongen herinnering aan grootschalig onrecht, kan niet anders dan schijnharmonie zijn, en verdient het om in confrontatie ten gronde te gaan, aldus deze kleine maar scherp ziende minderheid van waarnemers. Hoe dit precies ging aflopen, en of de confrontatie daadwerkelijk tot een burgeroorlog zou leiden, was november 2014 nog onduidelijk.

Wat een burgeroorlog volgens sommige waarnemers niet waarschijnlijk maakte, was het feit dat het geweld, de bereidheid tot geweld, en de beschikbaarheid van geweldsmiddelen zich slechts in handen van één partij in het conflict bevonden. Slecht één kant beschikte over gewapende milities. De zwaarste wapens van de andere partij bestonden uit krachttermen en retorische overdrijvingen, door de andere kant prompt gepresenteerd als het grootst mogelijke kwaad. Voor een burgeroorlog zijn immers twee gewapende kampen nodig, en die ontbraken hier. Eenzijdige terreur van de verdedigers van de traditie tegen degenen die eisten dat de traditie van haar discriminerende kanten zou worden ontdaan, leek waarschijnlijker dan bloedvergieten tussen twee gewapende partijen, aldus deze waarnemers. Elementen van die terreur waren in de doodsbedreigingen immers al zichtbaar. Anderen wezen op de voorzichtige aanpassingen die door pragmatische clanoudsten al in gang gezet werden, en voorzagen een soepele overgang.

Maar dat de traditie waaromheen de spanning zo was gegroeid, uiteindelijk ten dode was opgeschreven was voor scherpere waarnemers intussen nauwelijks nog aan twijfel onderhevig. Geen maatschappij kan immers bestaan zonder vroeg of laat verdrongen onrecht, naar voren gebracht door leden van de groep waarvan eerdere generaties dat onrecht was aangedaan, onder ogen te zien en waar mogelijk recht te zetten. Toch?

Peter Storm

,

  1. #1 by frank on 2014/11/28 - 01:31

    Beste Joost,Zwartepiet bestaat helemaal niet,

  2. #2 by Joost on 2014/11/26 - 20:35

    Naar mijn idee doet de discussie over de historische herkomst van Zwarte Piet er steeds minder toe. Het fenomeen Zwarte Piet roept in deze tijd een associatie op met slavernij en knechtschap waar naar mijn idee terecht bezwaar tegen wordt gemaakt. ‘Maar zo was het toch helemaal niet bedoeld’, hoor ik iemand roepen. Wat er wel precies is bedoeld valt voor mij niet zomaar te achterhalen. Het is in ieder geval duidelijk geworden dat die associatie er is. En daar moeten we iets mee. Toch?

  3. #3 by excellentie zwembad on 2014/11/24 - 13:11

    Die antropologen zijn niet al te snugger . De mensen uit dat Polderland vierden een feest dat overal in Europa gevierd wordt alleen is daar beperkt tot dun bevolkte gebieden is het in Polderland een nationaal feest .
    Het aanzien van Piet voor een donkergekleurd mens is een geheel foutieve interpretatie.
    Hoe weten wij dit ?
    De figuur sinterklaas wordt in andere landen ook begeleid door donker gekleurde wezens . Vaak hebben ze hoorns ook hebben ze soms een monnikspij aan . Maar ze hebben praktisch overal twee belangrijke attributen ; de Roe en de Zak .
    Hieruit blijkt dat het idee dat de heer Schenkman Zwarte Piet verzonnen heeft niet waar kan zijn gezien Schenkman moeilijk de Roe en de Zak in Oostenrijk of Tjechië verzonnen kan hebben .
    Waarschijnlijk keek hij bij zijn boekje naar tradities uit het oosten of noorden van de Polderland waar sinterklaas op een meer ouderwetse manier gevierd werd . Nog steeds bestaan er een paar van die oersinterklaasfeesten op de wadden en het noorden van Groningen . Zwarte Piet is een pre-christelijk figuur en waarschijnlijk zelfs pre-germaans gezien hij in landen voorkomt waar men zeker geen germaanse talen spreekt . De sinterklaasfiguur is overduidelijk een produkt van de kerstening waarbij de vroege christenen bestaande tradities van een christelijk sausje voorzag . Het is echter altijd een omstreden traditie geweest zowel bij de katholieken als de protestanten. Een traditie die 1500 jaar kerkelijke zuiveringen overleeft heeft .
    En dan zijn er nu mensen die denken dat ze die traditie zomaar even kunnen uitroeien . Denken ze soms dat ze effectiever zijn door mensen valselijk te beschuldigen van traditie dan de repressieve kerk over zoveel jaren?
    Tradities uitroeien, kerk, kolonialisme, staatsideologiën ; ze hebben het altijd proberen te doen.
    Het lukt alleen zelden omdat de tradities sterker zijn dan wat malloten met een ziekelijke obsessie voor zuiverheid .

  4. #4 by jan de geile man on 2014/11/19 - 12:15

    Frank,

    ik heb ook een uitkering maar ik erger me groen en geel aan die anti zwarte pieten. Ze hebben een plaat voor de kop. Doe je niks tegen. Het laatste stukje krediet dat links heeft bij de bevolking wordt door een kleine groep anti pieten kapot gemaakt.

  5. #5 by frank on 2014/11/18 - 19:38

    Witte polderlanders=racisme!
    En daarbij zorgen die “witte polderlanders”er toch maar mooi voor dat jij iedere avond te vreten op je bordje hebt.

Comments are closed.