Hoe te winnen?


woensdag 19 november 2014

Onderstaande tekst is gemaakt voor AntiThese, een kleine brochure vervaardigd door een recent gevormd initiatief dat werkzaam is onder de naam Kollektief Contact en waar ik dus aan meewerk. Het geschrift is uitgedeeld op de studentenmanifestatie van vrijdag 14 november. In het boekje staan nog twee artikelen van andere auteurs, plus leuzen en twee liedjes voor op de actie, ook bij volgende activiteiten bruikbaar. Contact met Kollektief Contact kun je leggen via kollektiefcontact@gmail.com .

Hoe vegen we dat onzalige plan om studiefinanciering grotendeels door leningen te vervangen, van tafel? Dat het plan onzalig is, mag duidelijk zijn. Studenten worden ermee op kosten en in de schulden gejaagd. De angst om aan een studie te beginnen groeit hierdoor, vooral bij mensen uit gezinnen met lage inkomens. De toegankelijkheid van hoger onderwijs loopt zo gevaar. Invoering van van studieloon is asociaal beleid. Maar asociaal beleid verdwijnt zelden van zelf. Asociaal beleid verdwijnt ook niet door vriendelijke verzoekjes aan de regering. Een gezellige optocht en een petitie met 50.000 handtekening zullen de minister niet op andere gedachten brengen. Dat type protest is immers vast ritueel bij aanvallen op studenteninkomens, dat is allang ingecalculeerd door de Lachende Rutte. Dit type protest geeft pas perspectief als het de springplank is naar veel meer.

Bezuinigingsbeleid is overheveling van geld van relatief arme naar absoluut rijke mensen. Het is omvorming van zorg en onderwijs van collectief gefinancierde instellingen naar marktconforme bedrijven gefinancierd uit particulier geld – waaronder het geleende geld van studenten die zelf voor kosten opdraaien die voorheen uit belastinggeld werden betaald. Ruim baan voor markt, grote bedrijven en steenrijke mensen, ten koste van de rest. Protesterende studenten staan – net als protesterend zorgpersoneel, protesterende docenten, protesterende schoonmakers en noem maar op – tegenover zeer machtige vijanden. Die gaan niet zomaar opzij.

Hoe dwingen we ze tot de terugtocht? Laten zien dat we het niet pikken is stapje één. Dat betekent demonstreren, manifesteren, en argumenten verspreiden. Laten voelen dat we het niet pikken komt direct daarna. Regering en bedrijfsleven hebben belang bij een ongestoorde werking van universiteiten. Daar halen ze hun hoger personeel vandaan, daar verrichten ze research. Die gang van zaken verstoren – het onderwijs ontregelen, het onderzoek stilleggen – is dan ook een uitstekende manier om ons ongenoegen te laten voelen. Studentenstakingen en bezettingen van universiteits- en andere onderwijsgebouwen zijn nodig. Zo worden zowel de overheid die dit beleid doordrukt, als het bedrijfsleven dat er van profiteert, gedupeerd, en terecht. Zo veroorzaken we politieke en economische pijn.

De kunst is om die pijn zo groot en aanhoudend te maken, dat die begint op te wegen tegen het voordeel dat regering en bedrijven van invoering van het leenstelsel denken te behalen. We zijn er dus niet met louter kortstondige symbolische bezettingen van een enkel gebouw, en ook niet met een collegestaking die maar een dag duurt. Omvangrijke bezettingsacties, en een studentenstaking van onbepaalde duur vormen de richting die nodig is om te winnen. Voorbeeld: de maandenlange studentenstaking in Quebec in 2012.

Dat gaan universiteitsbestuurders niet leuk vinden. Maar die bestuurders functioneren ook als bedrijfsleiders, als managers, deel van dezelfde wereld als overheid en bedrijfsleven. Soms zullen ze het in woorden opnemen voor studenten. Als het er op aankomt, kiezen ze voor orde, gezag, voor kabinet en ondernemingen, voor markt en voor macht. Protesterende studenten kunnen maar beter niet rekenen op de goodwill van colleges van bestuur. Die horen gewoon bij de vijand. Natuurlijk halen die vroeg of laat de politie er bij. Don ‘t be surprised, be prepared.

Intussen staat ons dus iets te doen: overlast veroorzaken voor orde en gezag! Een dagje protesteren brengt geen minister uit haar of zijn evenwicht. Maar toen na twee maanden acties in de laatste maanden van 1994 ettelijke duizenden studenten de perrons van station Utrecht urenlang bezet hielden en het landelijke treinverkeer ontregelden, wist de minister van toen niet hoe snel hij een drastische collegegeldverhoging van tafel moest halen. Een flink stuk maatschappelijke chaos, gecombineerd met goede uitleg waar de woede om draait, is deel van ons wapenarsenaal.

Het is wel zaak om dat niet te beperken tot korte heftige stunts. De felle studentendemonstraties in Londen in 2010, met als hoogtepunt een bezetting van het kantoor van de Conservatieve regeringspartij, brachten even een schok te weeg. Maar het parlement besloot desondanks tot hoger collegegeld, en omdat het protest net zo snel verdween als het was opgekomen, kon de regering doorduwen. Bij elke heftige actie, hoe succesvol ook om de boel op zijn kop te zetten en de eisen van studenten van aandacht te voorzien, is steeds de vraag: en wat doen we de dag erna? Hoe bijten we niet alleen terug, hoe bijten we dóór?

Nog een vraag dringt zich op: hoe vinden we vriendinnen en vrienden? Een van de redenen dat gezagsdragers zenuwachtig worden van studentenprotest dat langer duurt dan een dag of twee, is de angst voor besmettingsgevaar. Als andere groepen zien dat studenten samen voor hun recht op komen, kunnen ook zij moed vatten. Het zou niet voor het eerst zijn dat op die manier een grotere golf van sociale strijd op gang kwam. Wat gezagsdragers als gevaar zien, is – alleen al daarom! – een mooi wapen voor ons. Er zijn vandaag de dag bijvoorbeeld allerlei groepen werkende mensen met grote reden tot boosheid, met soortgelijke achtergronden als de boosheid van studenten. De zorg, waar tienduizenden mensen hun aan verliezen, de werkdruk de pan uit rijst, is een voorbeeld. Personeel en cliënten in de zorg staan tegenover hetzelfde monster van markt, macht en winst. Waarom niet samenwerken? Waarom geen solidariteit betuigen en solidariteit vragen op manifestaties van zorgwerkers? Protest dat niet alleen escaleert qua felheid, maar ook in de breedte groeit en steeds nieuwe groepen in beweging helpt brengen, kan de regering ertoe brengen eieren voor haar geld te kiezen en toe te geven om de schade die zij oplopen, nog enigszins te beperken.

Protesteren als startpunt; harde, ontregelende actievormen op straat, druk verhogende aanhoudende acties in de onderwijsgebouwen, een aanhoudende studentenstaking, solidariteit met en van andere groepen in de knel: dat is effectief verzet. Voorwaarde om dit alles vol te houden is motivatie van de deelnemers, studenten en solidaire medestanders. Daarom is zeggenschap van de rechtstreeks betrokkenen, in de vorm van direct democratische organisatievormen, van doorslaggevend belang. Zelf mee beslissen beslissen over wat er gebeurt, is noodzakelijk om de bereidheid om zich in te spannen, langdurig op de harde grond van bezette gebouwen te bivakkeren, traangas en politiecharges te trotseren en meer van dat ongemak te incasseren, op peil te houden. We doen zulke dingen niet op commando, maar uit onszelf. Bovendien: het is óns onderwijs, dus is het ook óns gevecht, door onszelf aangestuurd en gecontroleerd, en door niemand anders.

Peter Storm

, ,

Comments are closed.