De strijd rond Zwarte Piet (2): page, schelm, slaaf en knecht


zaterdag 26 oktober 2013

Er worden door verdedigers van de traditie ook een aantal historische argumenten aangevoerd, die aannemelijk moeten maken dat Sinterklaas oorspronkelijk geen slavenhouder was en Zwarte Piet geen knecht. Voor we iets meer over die historische achtergronden ingaan, eerst dit. De kritiek van tegenstanders is niet dat Sinterklaas letterlijk een gemene slavenhouder was die voorzien van een leger slaven Amsterdam binnenvaart. De kritiek gaat om de beeldvorming die ik eerder benoemde: wit wijs, volwassen, hoog te paard en de baas; zwart, dom en/of onvolwassen, en knecht. De kritiek is dat het hier een systematische karikatuur van zwarte mensen betreft. Aantonen dat de verre voorloper van de Sint geen slavenhouder was, weerlegt noch die racistische beeldvorming, noch het racistische effect ervan, en is dus niet erg ter zake. De kern van de kritiek is niet geschiedkundig, maar moreel-politiek. Het gaat niet om wat er gebeurde ten tijde van de bisschop van Myra. Het gaat om wat het Zwarte Piet-gebeuren nu uitstraalt, en om het discriminerende en daardoor kwetsende effect dat dit nu heeft. Toch is de vraag naar de herkomst van dat beeld van belang. Als het waar is dat de traditie oude wortels heeft die niets met racisme en slavernij te maken hebben, hoe is dat racisme er dan zo overduidelijk wel ingeslopen?

Het prototype van Sinterklaas was de bisschop van Myra, een plaats in Anatolië. Geen ‘Turkse bisschop’, zoals wel wordt beweerd, want Turkije als land bestond nog niet. De stad en het gebied was deel van de Griekse culturele en taalkundige invloedssfeer, maar dat terzijde. De bisschop werd als Sint Nicolaas patroonheilige van kinderen, en had een soort compagnon/ assistent. Geen slaaf, niet echt een knecht ook, volgens overlevering wel ‘Moors’. “De Zwarte Piet van Sint Nikolaas was wel degelijk een Afrikaan, die door Europeanen werd aangeduid met ‘Moor’ . Hij was vermoedelijk een islamitische handelaar die de goedheiligman hiep bij onder andere het verspreiden van voedingswaren onder arme kinderen.” Dat schreef Louise Müller Afrikanist, onlangs in de Volkskrant. Dat van die “islamitische handelaar” kan trouwens niet helemaal kloppen, die islamitische identiteit van de Zwarte Piet-voorloper. De bisschop van Myra overleed namelijk in het jaar 343, inderdaad, op 6 december. In dat jaar bestond de islam nog helemaal niet. Het laat maar zien dat je deskundigen ook niet op hun woord kunt geloven. We zien hier al feiten en verdichtsel door elkaar lopen. Maar hoe dan ook van een racistisch beeld van een zwarte slaaf in dienst van een witte heer was inderdaad nog helemaal geen sprake.

Maar de traditie, met name ook de Zwarte Piet-figuur, muteerde tot tweemaal toe. Eerst raakte de figuur doortrokken van de middeleeuwse schelmentraditie waarin bijvoorbeeld iemand als Tijl Uilenspiegel in thuishoort. Elementen ervan zie je terug in de traditie van de middeleeuwse Commedia dell’ arte. Volksverhalen en tradities met zulke schelmen, vaak zwart geschminkt, zie je in allerlei landen tot in Perzië toe. Tegenover de schelm stond vaak een figuur met een baard. In de schelm zien we iets van Zwarte Piet, in de figuur met baard iets van Sinterklaas. De figuren waren tegenpolen. Maar van ondergeschiktheid van zwart aan wit was nog steeds geen sprake. Bandeloos stond tegenover keurig, schelm tegenover magistraat. Maar knecht stond niet tegenover meester, in deze mutatie van de traditie. Nog steeds is er geen racisme in te herkennen.

Dat verleidt kennelijk Arnold-Jan Scheer, een deskundige in de Sinterklazologie – of is het Sinterklazistiek? – waar ik me hier deels op baseer, tot de uitspraak: “Piet is geen Afro, geen creool, geen negerpage, geen etnische equatoriale Afrikaan, geen slaaf of zelfs geen knecht van Sinterklaas.” Hij voegde eraan toe: “De geschiedenis begint niet in 1850”, het jaar waarin schoolmeester Jan Schenkman zijn prentenboek “Sinterklaas en zijn knecht” deed uitkomen, een boek waarin er wel degelijk van een zwarte ondergeschikte sprake was. “Het feest rond de roomse bisschop lijkt een amalgaam te zijn van roomse en heidense componenten dat in 1850 nog een etnische element aan werd toegevoegd door Jan Schenkman, die een populair kinderboek schreef. Sint Nicolaas kreeg in plaats van een duivel of nar een negroïde knecht, wat een archaïsch woord voor medewerker is”, schreef Scheer elders, in een op zich best aardig overzicht van allerlei oude tradities die verwantschap met de Sinterklaastraditie vertonen. Dat van die knecht en die medewerker is een mooie omkering, want volgens mij is medewerker veeleer een eufemistisch woord voor wat in de praktijk gewoon een knecht is.

Hoe dan ook, zelfs Scheer erkent dus dat er iets nieuws aan die beeldvorming is toegevoegd, overigens niet pas in 1850. De titel ervan: “Zwarte Piet verdeelt niet, maar verbindt”, geldt mogelijk voor al die oude tradities die op veel plekken in veel varianten voorkomen. maar met de “negroïde” knecht was wel degelijk een racistisch stereotype in de traditie geïntroduceerd, een beeldvorming die mensen verdeelde en verdeelt in witte heren en zwarte knechten. En dat stereotype was wel degelijk aan slavernij gekoppeld, het was niet zomaar een bedenksel van die oude schoolmeester die anders wel erg veel van de verantwoordelijkheid voor dat stereotype krijgt toebedeeld.

Want inderdaad, de geschiedenis begint niet in 1850. Maar de geschiedenis hield ook niet op in 1500. Wat gold voor de schelm uit de Middeleeuwen, gold voor de inmiddels wel degelijk tot knecht omgevormde Zwarte Piet van later datum wel degelijk. Die was wel degelijk knecht, met een beeldvorming die wel degelijk stoelde op slavernij. De Nederlanden werden vanaf de zestiende eeuw een koloniale mogendheid waar ondernemers zich verrijkten door middel van slavenhandel. En ja, hoor, verwijzingen ernaar begonnen op te duiken in beeldvorming van wat al herkenbaar de huidige Zwarte Piet aan het worden was.

Elmer Kolfin, kunsthistoricus, wijst op een schilderij uit 1687. Daarop een – volgens de beschrijving, achterop het schilderij – “Thomas de neger 17 jaar”. Hij had een zwarte halsband om, teken dat het hier om een slaaf ging. Kolfin ziet in de kindslaven, de zwarte pages waarvan dit schilderij er één afbeeldde, als basis van de vormgeving van de Zwarte Piet-figuur. “Kolfin wijst op de overeenkomsten tussen de kleding van deze zogeheten Morenpages en het Pietenpak. ‘Pofbroek, maillot, vaak ook een molensteenkraag: het is hetzelfde.’.” De slavernij speelde dus wel degelijk al een rol in de vorming van de Zwarte Piet-figuur ruimschoots voordat Jan Schenkman met zijn beruchte boekwerkje aan kwam zetten. Volgens Kolfin heeft die beeldvorming doorgewerkt in de negentiende eeuw, ook in dat boek. “In een herdruk uit 1880 lijkt de Zwarte Piet volgens de wetenschapper zoveel op de slavenbedienden van eeuwen eerder dat die wel de bron moeten zijn.”

Intussen zaten we met Schenkman in de eeuw dat de slavernij op zijn retour was, maar ook de tijd dat er een racistische traditie opkwam in met name de VS: het Blackface-verschijnsel. Witte mensen maakten hun gezicht zwart en zongen bijvoorbeeld liedjes, in een grappig bedoelde imitatie van zwarte slaven. Zo werd er een karikatuur van zwarte mensen gemaakt en zwarte mensen als belachelijk weggezet. De Zwarte Piet-traditie is hier overduidelijk aan verwant, en is te zien als Nederlandse versie van die Blackface-traditie. In de VS hoef je, behalve bij uiterst en racistisch recht, niet meer aan te komen met Blackface-uitingen. Je komt meteen onder kritisch vuur te liggen wegens racistische beledigingen, en het minste dat er dan meestal volgt is iets van excuus en ‘ik had het zo niet bedoeld’. Felle strijd voor gelijke burgerrechten in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw, met de bijbehorende uitdaging aan racistische stereotypen, heeft daaraan bijgedragen. Het is meer dan hoog tijd dat ook in Nederland met de Blackface-traditie, en dus met Zwarte Piet-figuur en de de racistische en op slavernij geënte beeldvorming die deze figuur kenmerkt, wordt gebroken.

Peter Storm

, , , ,

  1. #1 by Johan Nijhof on 2013/10/29 - 23:09

    Goed artikel, maar er blijft een even belangrijk element onbelicht: de voortzetting van Wodanverering na een gedwongen kerstening tussen 600-800. Lees mijn column in Trouw “Hoe zwart wilt u het zien” maar. De schilderijen van Steen wijzen al op de schoorsteen, dat is zowel de legende van de bisschop van Myra (waar de geschenken via het venster in de schoen komen) als Wodan’s wilde jacht. Nicolaas, een gemijterde bisschop, mocht op een paard rijden, normaal waren het muilezels. Maar de schimmel is verbonden met geestverschijningen en de wilde jacht is al Oud-Egyptisch. De zak komt voor bij De Genestet, de roe verwijst naar schoorsteen en naar fasces. De 3 heiligen die Wodan vervangen, hebben een hoofddeksel (zeldzaam bij een god, maar Wodan had dat, evenals Mercurius), een mantel (Nicolaas, Martinus en Petrus) en een staf (Wodan een speer). De verschillende oorsprongen komen naadloos bijeen. Bij De Genestet is er al een knecht en een Sinterklaasgedicht, dat pas na WOII gemeengoed schijnt te worden.

Comments are closed.