Londen, 20 juni: kanttekeningen bij een demonstratie


zondag 28 juni 2015

Zaterdag 20 juni vond in Londen een grote en energieke demonstratie tegen bezuinigingsbeleid plaats. Dat is, minder dan twee maanden nadat de Conservatieve Partij, de Tories, verkiezingen won, opnieuw kon gaan regeren en nieuwe bezuinigingsplannen aan het beramen is, best een moedgevend feit, zou je zeggen. Toch valt bij de hier en daar nogal euforische reactie op het protest wel een handvol kanttekeningen te plaatsen.

Het aantal demonstranten was behoorlijk groot. Daarover zijn berichten duidelijk. De Guardian:  “Naar schatting tussen de 70.000 en de 150.000” in Londen, met ettelijke duizenden in andere steden waaronder Glasgow. Aljazeera  kwam hoger uit: “Organisatoren zeiden dat een kwart miljoen mensen deelnam aan de optocht van zaterdag”. In het verslag van de Guardian domineren de toespraken van hotemoetoten en kopstukken: Caroline Lucas van de Groene Partij; John Rees, van de People’s Assembly Against Austerity, de club die de demonstratie op poten had gezet, tevens aanvoerder van Counterfire, een trotskistische organisatie; vakbondsleider Len McCluskey, kandidaat0Labour-aanvoerder jeremy Corbin; en zelfsd de vice-premier van Noord-Ierland, Martin McGuinnes, en natuurlijk beroeps-celebrity Russel Brands. Demonstranten zelf komen er in deze verslaglegging bekaaid af. Aljazeera doet het wat dat betreft beter.

Helemaal juichend in haar verslaglegging  is de Socialist Worker, de krant van de  de Socialist Workers Party, de trotskistische groepering waar het eerder genoemde Counterfire een afsplitsinkje van is. Mensen van de SWP maakten deel uit van de demonstratie, dat is aan de verslaggeving te merken. Die staat vol met uitspraken van deelnemers zelf. Een deel daarvan hoopt duidelijk op een herleving van de Labourpartij, een ander deel zet in op bijvoorbeeld de Groene Partij. Een deel – zo constateert het stuk enthousiast – ziet dat er meer actie nodig is, en maakt zich al op voor komende demonstraties. Zo brengt de krant via het naar voren halen van citaten van actievoerders heel behendig haar boodschap: dit is het soort acties dat we nodig hebben. Demonstraties, meer demonstraties. Het leidt tot een aardig en leesbaar verslag, en verwijzingen naar mooie leuzen ontbreken niet. “Is dit de rij naar de voedselbank?” bijvoorbeeld. Prachtvondst, en ik kwam hem in andere verslagen nog niet tegen.

Toch wringt er iets aan dit enthousiasme, en wel op twee punten. In de eerste plaats is het verslag nalatig waar het repressie betreft. Aljazeera schrijft over intimidatie van actievoerders om ze te weerhouden aan de betoging deel te nemen. “Sommige activistische groepen klaagden dat ze doelwit waren van de politie in de aanloop naar de gebeurtenis, met enkele individuen die bij eerdere protesten gearresteerd waren die nu borg-voorwaarden opgelegd hadden gekregen die hen verboden om deel te nemen. Mya Pope Weidemann, van Brick Lane Debates, een radicaal activistisch collectief, zei dat meerdere mensen van de groep een ban op deelname aan de optocht hadden gekregen, alhoewel geen van hen beschuldigd was van een criminele daad.” Ook zou er een kraakpand versneld zijn ontruimd wegens de demonstratie, terwijl de anarchistische actiegroep Class War “algemene intimidatie” te verduren zegt te hebben gekregen. De Guardian schrijft: “Er was eerder bericht dat enkele mensen met veroordelingen, of van wie beweerd werd dat ze bij eerdere dm demonstraties moeilijkheden hadden veroorzaakt, belet waren om mee te lopen met de optocht.”

Kennelijk ziet het gezag zelfs een blijmoedige en betrekkelijk keurige optocht als potentiële bedreiging, met name als radicaler actievoerders er aan deelnemen. Het gezag snapt het gevaar dat daarin schuilt. Wij moeten het gevaar snappen dat er in die repressieve aanpak schuilt: ze knabbelen vanaf de randen aan ons demonstratierecht, en vallen met name radicaler actienetwerken aan. De taak van revolutionairen is het om op dat gevaar te wijzen. De Socialist Worker wijdt in het genoemde artikel geen woord aan die repressie. Je gaat haast denken dat Aljazeera de trotskisten op dit punt links heeft ingehaald.

Wellicht hangt de nalatigheid samen met het tweede probleem in de SWP-verslaglegging: de overmatige euforie. Niet alleen wijst het a rtikel – terecht – op de woede en het enthousiasme van mensen om die tot uiting te brengen. Het schuift ook komende, soortgelijke demonstraties naar voren als het recept. En, nogal over the top, het ziet de demonstratie als een heel gewichtig keerpunt. De slotzin: “De demo van zaterdag was niet zomaar een andere optocht. Het was de dag dat het verzet tegen de Tories opnieuw is ontstoken.” Maar zo benadert de SWP dus ál dit soort demonstraties!

Het is elke keer hetzelfde liedje, en we kennen het ook in Nederland. ‘Dit is de aftrap voor een hete herfst!’ ‘Dit is het begin van een campagne die rechts ten val gaat brengen!’ Let wel: met de ambitie in die richting is niets mis. Maar het is desoriënterend en daarmee politiek dodelijk om die ambitie neer te zetten als feit en te projecteren op elke middelgrote betoging tegen bezuinigingen en regering. We weten niet wat er na deze demonstratie gebeurt. Misschien blijkt de demonstratie niet meer dan een dagje stoom afblazen. Misschien komt er meer. Natuurlijk willen we het tweede. Maar dan moeten we wel onder ogen zien wat daarvoor nodig is. Alsmaar roepen ‘op naar de volgende massademonstratie!’ is niet alleen karig, maar ook een recept voor demoralisatie. Natuurlijk zijn zulke demonstraties mooie plekken om linkse kranten te verkopen. Natuurlijk kun je in je linkse krant dan de vraag stellen waarom die vermaledijde vakbondsleiders geen algemene staking organiseren. Natuurlijk kun je op die basis je club een klein beetje van aandacht, afzetmarkt en nieuwe aanhang voorzien. Maar verzet is daarmee nog niet veel dichterbij gekomen. Misschien wel het tegendeel.

Demonstraties als deze hebben in dat verzet wel nu, maar alleen als we twee zwakke plekken erin proberen te verhelpen, de eerste zwakke plek is het top-down-karakter. Op Libcom wordt dat argument uitgewerkt, in het leerzame stuk “20 june: The beginning of what?” . Ook hier overigens helaas niets over de repressie, maar het stuk beoogt dan ook geen reportage van de gebeurtenissen te bieden, maar een analyse van de methodiek erachter. Die komt op het volgende neer. Een organiserend comité organiseert een wandeling waaraan we mee mogen doen, en nodigt een stoet van sprekers uit naar wie mensen mogen luisteren. We wandelen, we luisteren, en we gaan weer naar huis, en de organisatie zegt: dank je wel, tot de volgende keer. We doen mee aan iets waar we zelf weinig greep op hebben. Ja, er is zelfwerkzaamheid in de vorm van spandoeken – vooral als die niet vanuit partij- of vakbondskantoor worden aangeleverd na fabrieksmatig te zijn vervaardigd – , leuzen, liedjes. Maar we zijn in dit soort actie toch teveel toeschouwer in een PR-spektakel, en te weinig deelnemer, regisseur, medeproducer van de gebeurtenis. We hebben er nauwelijks greep op. We worden uitgenodigd, we komen, we worden weer naar huis gestuurd met een uitnodiging voor het volgende, evenzeer centraal geregisseerde feestje. Beter dan géén strijd, en het Libcom-stuk miskent wel de mogelijkheid om zelfs dit soort lamme vertoningen als springplank naar iets meer de benutten. Maar erg onbevredigend is het inderdaad wel.

En boezemt dit soort demonstraties de machthebbers angst in? Ja en nee. Zolang ze weten dat iedereen netjes de route loopt en na afloop huiswaarts keert, hebben ze weinig te vrezen. Ja, aantallen demonstranten geven de deelnemers een gevoel van gezamenlijke kracht. Maar de hele opzet van de demonstraties is zodanig dat dit gevoel geen uitweg vindt en niet tot haar recht komt. Ja, omvang maakt uit. Ja, als de omvang extra groot is, dan is dat een teken aan een regering dat hun beleid, laten we zeggen, wat draagvlak te kort komt. “Op het moment kunnen Tory-strategen naar de optocht van gisteren kijken en haar toeschrijven aan de usual suspects. Was die echter twee of drie keer zo groot geweest, dan had het ze misschien tot nadenken gestemd”, zo staat in een verdediging van de demonstratie tegen rechtse en cynische critici op het weblog All That is Solid  te lezen. Die verdediging is op zich overigens nuttig, onder meer waar het een onzin-riedel – ‘waarom demonstreren? De Kiezer heeft toch Gesproken?’ – onderuit haalt. Ja, ook keurige demonstraties moeten tegen rechtse hoon verdedigd worden. Maar we moeten de beperkingen ervan wel onder ogen zien.

Een nette optocht maakt de machthebbers dus niet bang. De onzekerheid of het daarbij blijft misschien wel. Op het moment dat groepen demonstranten van de officiële route beginnen af te wijken, sit-ins gaan houden voor een bedrijf of ministerie, onderweg een leegstaand kantoorpand kraken, na het officiële einde van de demonstratie niet naar huis gaan maar in flinke aantallen naar een regeringsgebouw optrekken, als ze allerlei wildere dingen beginnen te doen, dán is de orde van de machthebbers niet meer helemaal veilig. Met protest kunnen machthebbers leven. Maar waar protest escaleert tot beginnetjes van verzet, wordt het een ander verhaal. Precies in die escalatie – als het even kan op een slimme manier,: de ene rel is zinniger dan de andere – zit perspectief. Precies voor die escalatie hebben machthebbers te vrezen. Daarom is het belemmeren van juist radicale actievoerders om aan de optocht mee te doen, niet zonder betekenis. Want juist dit slag actievoerders kan initiatieven nemen tot minder officiële activiteiten in en vanuit de officiële demonstratie. Daarom is alerte aanwezigheid van dit slag actievoerders zo wenselijk vanuit linksradicaal perspectief – en zo bedreigend vanuit het perspectief van Wet en orde. En precies daarom is het verzwijgen van repressie tegen dit type activisme een zeer kwalijke zaak.

De demonstratie was al met al best een goed gebeuren, maar er is geen reden om haar te hypen. Iemand als Richard Seymour ziet dat scherp, en kraakt op het weblog Lenin’s Tomb de euforie ter linkerzijde genadeloos en met veel sarcasme af vanuit een radicaler perspectief. Hij schrijft: “De mensen stuwden door straten die nauwelijks groot genoeg waren om ons te bevatten, en riepen en zongen op een toon van opgewekte recalcitrantie. Degenen die beweren dat zulke gebeurtenissen ‘saai’ zijn, hebben het feitelijk mis en geven de indruk dat het ze gaat om het vinden van een politieke ‘thrill’. We hadden allemaal een prachtige tijd. En dat was precies het probleem.” Anders gezegd: het zou niet moeten gaan om de toffe demo zelf. Het zou moeten gaan om de vraag hoe we de andere kant nu eens echt de stuipen op het lijf jagen. Hij schrijft ook nog: “zo veel hiervan – de plezierige wandeltred, de verbrande borden, de anarcho-capriolen, het zingen, de halfhartige vuisten, de pseudo-rock-concert-ontknoping – is politieke trucerij.” Het is een show volgens hem, een vertoning van strijdbaarheid,  een gebaar.

Ik denk dat dat Seymour, in zijn frustratie na zoveel soortgelijke en inf effectieve protesten, over het geheel genomen wel te streng is naar heel veel van de afzonderlijke deelnemers toe. Maar hij raakt hier wel een kernprobleem bij activistisch links: het is te vaak feel-good-actievoeren. Met vrolijkheid, humor en elan op demonstraties is niks mis, integendeel. Maar het moet allemaal wel ergens héén, het kan geen eindeloos herhaald gebaar zijn. Het is er op of er onder, “het moet ons ernst zijn”.

We hebben iets meer en iets stevigers nodig dan af en toe een links-dagje-uit, inderdaad. Maar wat? Daar zegt Seymour weinig over, maar enkele punten lijken me – deels aansluitend bij het Libcom-stuk – wezenlijk. Kleinschalig opgebouwd, plaatselijk geworteld activisme in onze gemeenschappen, buurten, werk- en onderwijsplekken – activisme waar deelnemers ten allen tijde zelf greep en zeggenschap over hebben – is ingrediënt één van een vruchtbaarder, steviger en in die zin ernstiger aanpak. Ingrediënt twee is de bereidheid om opgelegde beperkingen – opgelegd door politie en stadsbestuur, maar ook opgelegd door vakbondsbestuurder en linkse politicus en officiële actieleiding – te trotseren en te doorbreken.

Demonstraties zijn geen beslissende acties. Demonstraties, zelfs de grootste demonstraties, zijn schoten voor de boeg. Om het schip tot zinken te brengen dat ‘bezuinigingen’ heet, zullen we echter raak moeten schieten, en niet alleen er schuin voorlangs.

Peter Storm

,

  1. #1 by Jan Mast on 2015/06/28 - 23:27

    Als rechts wel en links niet stemt “om dat het toch niet uitmaakt of omdat het regent”, is het niet zo vreemd, dat er ook geen overweldigend protest komt. Zodoende grijpt het meestal wel stemmende rechts de macht zoals nu.
    Op den duur zal de niet in democratie gelovenden “want stemmen maakt hen toch niks uit” met geweld in opstand komen. Jammer, want wat links vroeger met democratie heeft opgebouwd hebben onze nakomelingen weer geheel democratisch(!) door rechts af laten breken.
    Als gemakzucht het eenmaal zover heeft laten komen, kunnen harde opstanden extreem rechts in de kaart spelen inclusief escalatie, de tijd is er rijp voor, terugkijkende in de geschiedenis. En dat is jammer. Hoe beëindig je zo een strijd? Door stemrecht af te schaffen? 1 partij stelsel? Alles is al geprobeerd; ik besef dat ik voorheen in een democratisch paradijs voor arbeiders heb geleefd, nergens was het beter, (of zo je wilt het minst slecht) of het zou het democratische Zweden of Denemarken moeten zijn.

Comments are closed.