Negen stellingen over student en universiteit


woensdag 4 februari 2015

Enkele gedachten over de rol van studenten en scholieren als product en producent, over de instituten waar hun productie plaats vindt, en wat dit voor studentenstrijd zou kunnen betekenen.

1. Universiteiten zijn een soort fabrieken. Het zijn instellingen waar een product wordt vervaardigd, een waar. Ze worden door de maatschappij afgerekend op het succesvol afleveren van producten die op de markt gebracht worden. De maatschappij is een markteconomie, een kapitalistische maatschappij. De universiteit is een kapitalistisch bedrijf.

2. In bakkerijen bakken ze broden om te verkopen. In autofabrieken maken ze auto ‘s om dezelfde reden. ICT-bedrijven maken software en brengen die op de markt. Welk product maakt en levert levert de universiteit? De universiteit maakt en levert boven alles personeel. Afgestudeerde academici zijn voor de universiteit wat worsten zijn voor een vleeswarenfabriek: levende wezens, omgezet tot koopwaar.

3. Universiteiten zijn deel van een langere productiecyclus. Afgestudeerden zijn eindproduct. Binnenkomende studenten verschijnen als grondstof, maar zijn feitelijk halffabricaat, als eindproduct door middelbare scholen uitgebraakt. De scholier met diploma begon haar/ zijn rol in de cyclus na op het basisonderwijs gevormd te zijn uit het eerdere halffabricaat dat door de kleuterschool en de kinderopvang was vervaardigd. Van graan naar tarwekorrels naar meel naar ongesneden brood naar gesneden brood naar gesneden en verpakt brood in de etalage van de winkel. Van baby naar kind in de kinderopvang, leerling aan de basisschool, middelbare scholier, naar student, naar afgestudeerd academicus in de etalage van de arbeidsmarkt.

4. Vervang ‘universiteit’ door ‘HBO’ en door ‘MBO’, en er verandert wezenlijk niets. Alleen de precieze aard van het eindproduct – het type personeel dat wordt afgeleverd door de betreffende onderwijsfabriek – is iets anders. Een zorgmedewerker is niet precies hetzelfde als een arts. Maar beiden zijn gezondheidspersoneel, beiden zij product van onderwijsfabrieken, beiden zijn vervaardigd vanuit de behoeften van de klant, de kapitalistische maatschappij, inclusief de overheid in die maatschappij. Voor enig principieel voetstuk waarop sommigen de universiteiten, het product-in-bewerking ‘student’ en het eindproduct ‘academicus’ nog graag zien staan, is geen gegronde reden.

5. Studenten zijn dus product-in-bewerking. Ze zijn dingen, onderhevig aan een proces dat met hun eigen menselijkheid net zo veel te maken heeft als molens dat hebben voor de kiemkracht van graan dat vermalen wordt tot meel. Onderwijs in de kapitalistische maatschappij is, in haar diepste kern, een onmenselijk en ontmenselijkend proces. Dat geldt voor universiteiten net zo goed als voor andere onderwijstakken.

6. Studenten zijn, terwijl ze producten zijn, tevens producenten. Graankorrels maken zelf geen meel, ze worden vermalen. Studenten werken echter noodzakelijkerwijs actief mee aan hun eigen vervaardiging, aan hun eigen bewerking tot het eindproduct dat academicus heet. Studenten maken, zichzelf, in een productieproces waaraan tevens docenten deelnemen. Ze zijn tegelijk meel en molenaar, brood en bakker.

7. Precies die rol van studenten als producenten van zichzelf, als arbeiders, rechtvaardigt de eis om studenteninkomen de vorm te geven, niet van lening, evenmin van beurs of toelage, maar van een loon. Studenten verrichten immers arbeid in wat in essentie een kapitalistisch bedrijf is. Ze werken, en zolang dat werk niet het karakter heeft aangenomen van vrije coöperatieve activiteit, ter wille van medemenselijkheid, en gecombineerd met bestaanszekerheid, hoort tegenover dat werk een behoorlijk salaris te staan, waar nodig bevochten door loonstrijd.

8. De twee rollen van studenten – enerzijds product in bewerking, anderzijds producent van zichzelf als product – zijn tegelijk allebei handvat van verandering. Studenten zullen ontmenselijkt worden zolang ze hun rol als product-in-bewerking aanvaarden. Hun menselijkheid schreeuwt om afwijzing van deze rol. De positie van studenten als producent van zichzelf geeft ze potentieel grip op hun situatie, kracht om hun rol als product-in-bewerking te doorbreken. Zonder auto-arbeiders geen auto ‘s. Zonder bakkers geen brood. Zonder docenten én studenten geen academisch gevormd personeel.

9. Het kapitaal heeft afgestudeerd personeel nodig, en daarom ook scholen en universiteiten. Scholieren en studenten hebben echter boven alles iets anders nodig: ruimte voor hun eigen menselijkheid. Tussen het kapitalistisch verlangen naar winstgevend inzetbaar personeel enerzijds, en het verlangen naar menselijkheid dat latent in iedere student woont net als in ieder ander mens, bestaat een onoverbrugbaar conflict. De menselijkheid zal geplet blijven worden als meelkorrels, zolang studenten hun rol in het onmenselijke productieproces waar ze een tegenstrijdig onderdeel van zijn, niet doorzien en niet actief doorbreken.

Peter Storm

, ,

  1. #1 by peter on 2015/02/13 - 21:27

    Lina: “U noemt hierbij de ‘universiteiten’ kapitalistische bedrijven. Hebt u zelf ook suggesties om deze door u vermeende inslag te veranderen/verbeteren? Hoe zou het systeem in elkaar moeten zitten om een dergelijke opleiding menselijker te maken?” De beste suggesties daarover komen, zoals gewoonlijk, van kritische betrokkenen zelf, vandaag in de vorm van actie. Kijk maar eens op http://newuni.nl/ Die kant op, dus 🙂

  2. #2 by frank on 2015/02/05 - 04:22

    Ik zou er nix meer aan versleutelen peter voor nu eerst het dagelijks brood en wat tijd voor weelde en ontspanning de verovering komt wel ;).

  3. #3 by Olav Meijer on 2015/02/04 - 23:48

    Studenten hebben natuurlijk ook een (maatschappij)kritische potentie. Ook kunnen ze veel plezier beleven in het onderzoeken en studeren, vooral als ze daarin vrijheid voor zichzelf weten te creëren.
    Het is ingewikkeld, vind ik. Dit doet me erg denken aan heftige debatten in de jaren zeventig over de vraag, of studenten ook een soort proletariërs waren, dan wel geprivilegieerden, als toekomstige midden- of hogere klasse met navenante inkomens, een onderdeel van de z.g. “freischwebende Intelligenz”. Ik was geneigd tot deze laatste opvatting. 
    (Door mijn eigen keuzes en levensloop ben ik zelf nooit een veelverdiener geweest).

  4. #4 by Lina on 2015/02/04 - 23:43

    Naast het feit dat meerdere van je stellingen op hetzelfde neer komen, wilde ik even op de inhoud van uw stukje reageren. Ik studeer op het moment geschiedenis aan de Radboud universiteit in Nijmegen en ik heb niet het idee dat ik een product ben dat afgeleverd wordt. Misschien zit het hem in de aard van mijn studie, maar ik heb het gevoel dat ik opgeleid word om voor mezelf te denken en genuanceerde visie te hebben op de wereld. Daarnaast is het hier misschien nodig om ‘universiteit’ te definiëren. Bedoelt u hiermee de overheid die de doelstellingen en subsidies bepaalt heeft met het onderwijzen van studenten, of ‘producten’ zoals u ons noemt, of de leiding van de universiteiten die de opleidingen vormgeven en zich aanpassen aan de eisen waaraan ze gebonden zijn om educatie te kunnen blijven bieden aan zijn studenten?

    U noemt hierbij de ‘universiteiten’ kapitalistische bedrijven. Hebt u zelf ook suggesties om deze door u vermeende inslag te veranderen/verbeteren? Hoe zou het systeem in elkaar moeten zitten om een dergelijke opleiding menselijker te maken?

Comments are closed.