woensdag 29 januari 2014
Er is echter een ander soort democratie, radicaler dan zowel de gangbare representatieve democratie als dan de plebiscitaire democratie van rechts. Rechtstreeks, maar niet gebouwd op volkssoevereiniteit in de context van nationale staten en identiteit. Het is democratie waarin ‘het Volk’ als homogene entiteit niet bestaat, maar is opgelost in een veelvormige bevolking die op concrete plekken woont, werkt, leeft – en precies op die plekken zeggenschap dient te hebben.
Rechtstreekse zeggenschap, daar draait het om in deze directe democratie waarin het bestuur geen apparaat meer is dat de dienst uitmaakt, maar waarin bestuur verschijnt als zelfbestuur. Democratie, niet als staatsvorm, maar als maatschappelijk zelfbeheer. We betreden hier een politiek universum waar niet alleen de staat, maar ook Europese bureaucratische instellingen en bijbehorende bezuinigingsnormen en verdragsbepalingen hun zin en legitimiteit kwijt zijn. Die baseren zich immers op een hybride tussen zeer indirecte representatieve democratie en technocratisch bestuur, zaken die haaks staan op het de zelfbeheersgedachte.
Dat zelfbestuur impliceert tegelijk een maatschappij die economisch grondig anders in elkaar zit dan de huidige, waarin het privébezit van bedrijven op de helling is gezet. Algeheel maatschappelijk zelfbeheer slaat immers nergens op als in bedrijven de dienst nog altijd wordt uitgemaakt door ondernemers en managers, niet door alle mensen die er werken samen. Er ís een “rijke linkse traditie” op dit vlak, maar het is dus niet de traditie van volkssoevereiniteit waarvan Oldenampsen vindt dat Baudet die zich heeft toegeëigend. Het is de traditie van anarchisten, libertaire socialisten, libertaire communisten, en allerlei radicale mensen die zichzelf geen duidelijk politiek etiket hebben aangemeten.
Zo is er bijvoorbeeld de formulering van “participatoire democratie” uit de Port Huron-verklaring uit 1962, van de Students for a Democratic Society (SDS) in de VS. “Als sociaal systeem streven we naar het vestigen van een democratie van individuele participatie, die geregeerd wordt door twee centrale doelstellingen: dat het individu deel heeft aan de besluiten die de kwaliteit en de richting van zijn leven bepalen; dat de samenleving georganiseerd is om onafhankelijkheid in mensen aan te moedigen en de middelen voor gemeenschappelijke deelname te verschaffen.” Deelname aan relevante besluiten; bevordering van de autonomie van het individu. Dat zijn sleutelwoorden hier. Niet ‘vertegenwoordiging’, en ook niet ‘volkssoevereiniteit’. Van ‘het Volk’ is hier sowieso geen sprake. Alleen van mensen. Van een staat vernemen we ook weinig tot niets. Van gemeenschap, gemeenschapsleven en gemeenschappelijke besluitvorming des te meer.
De invulling is ook interessant. Enkele principes voor de politieke sfeer: “dat besluitvorming van elementair sociaal belang plaats vindt in publieke groeperingen; dat politiek gezien wordt als positief, als de kunst van collectief scheppen van een aanvaardbaar patroon van sociaal leven”, en nog een paar meer. Van de economische principe is dit het eerste: “dat arbeid stimulansen zou moeten inhouden die waardiger zijn dan geld of overleven. Het zou educatief moeten zijn, niet afstompend; creatief, niet mechanisch; zelfgestuurd, niet gemanipuleerd; het moet zelfstandigheid aanmoedigen, een respect voor anderen,een gevoel van waardigheid en een bereidheid om sociale verantwoordelijkheid te nemen (….)”; het tweede: : “dat de economische ervaring zo persoonlijk beslissend dat het individu deel moet hebben aan haar volledige bepaling”; het derde: “dat de economie zelf van een zodanig maatschappelijk belang is dat haar voornaamste hulpbronnen en productiemiddelen open zouden moeten zijn voor democratische besluitvorming en onderworpen aan democratische sociale regulering.”
Dit type van democratie is niet voor ééns in de vier jaar, en is niet opgesloten in een aparte sfeer die we ‘de politiek’ noemen; nee, dit impliceert rechtstreekse democratische besluitvorming, op dagelijks niveau, in relevante groepsverbanden, en in de hele maatschappij, met nadruk ook in wat we ‘de economie’ noemen. De klassieke thema’s van radicaal anti-autoritair links zijn hier bedaard neergezet, zonder het bij links te gangbare ideologische jargon maar toch duidelijk herkenbaar: zelfbestuur, productie in gemeenschapshanden, individuele ontplooiing en maatschappelijke solidariteit die elkaar wederzijds voeden, zonder dat het één middel is en het andere doel. In de woorden van Karl Marx, libertair communist maar helaas slechts in deeltijd: het streven is een “associatie waarin de vrije ontwikkeling van ieder de vrije ontwikkeling van allen is” (Communistisch Manifest, hoofdstuk twee).
Ik heb echter niet zozeer Marx, maar juist die Port Huron-verklaring, naar voren gehaald voorbeeld gekozen, om iets van de breedte en ongebondenheid van dit type democratisch denken te laten zien. Het gaat hier om een democratie waarin het bestuur niet, als staat, boven de maatschappij uittorent maar in de maatschappij zelf plaatsvindt, rechtstreeks door betrokkenen zelf, met de deelnemers niet als gemanipuleerde massa of basis voor vertegenwoordiging, maar als doel, als degenen om wie het in politiek en economie draait.
Veel van met name de anarchistische voorvechters van dit soort concepten hanteren het concept ‘democratie’ in deze zin liever niet, omdat ze het woord niet slechts met een bestuursvorm maar echt met een staatsvorm associëren, en met bindende meerderheidsbesluiten. Ik denk echter dat, als we de woorden voorzichtig en nauwkeurig gebruiken, ons bewust zijnd van deze valkuilen, dat het woord ‘democratie ‘- in participatieve zin, niet als representatie en niet als nationale volkssoevereiniteit die zich via ene nationale staat uitdrukt, ook anarchisten wel degelijk een soort democratie nastreven en een democratische gedachtegang hanteren, ook als ze het woord vermijden of zelfs verfoeien. Ik noem me als anarchist doorgaans geen democraat. Maar ik streef wel naar participatiedemocratie in de hier omschreven zin: het is wezenlijk bestanddeel van wat ik anarchie dan wel communisme noem. Het woord ‘basisdemocratie’ dat in anarchistische kringen wel weer wordt gebruikt, wijst in dezelfde richting.
De aangehaalde passages van de Port Huron verklaring staan in een traditie waar Baudet noch Snel (zie de delen 1 en 2 in deze serie) zelfs in hun nachtmerries uit durven putten, omdat het hun beider soort orde, gevestigd, gedroomd of geïdealiseerd, verregaand op de helling zou zetten. Dat is een stuk vruchtbaarder dan krampachtig de terecht door velen niet vertrouwde representatieve democratie van Snel te verdedigen tegen de stormloop van Baudets ongebreidelde nationale volkssoevereiniteit; beter ook dat de plebiscitaire democratie van Baudet door te drukken tegen de bastions van Snels representatieve regentenstelsel. Het geschetste basisdemocratische radicalisme, en niet het discours van nationale volkssoevereiniteit, is wat mij betreft “de “rijke linkse traditie” die wel weer eens wat naar voren geschoven zou mogen worden, juist ook in dit debat. Links moet niet kiezen tussen representatie en referendum. Links mag wel weer eens daadwerkelijk direct-democratisch, radicaal en revolutionair zijn, in middelen en in doel.
Peter Storm
#1 by Olav Meijer on 2014/01/30 - 01:18
De prachtige democratie die je beschrijft, is herkenbaar –ik herken soortgelijke formuleringen daarin van de vroegere actie- en werkgroepen en studentenbeweging. Maar eerlijk gezegd vind ik het wel nogal utopisch, en hoe we daartoe, gezien de huidige instituties en maatschappelijke verhoudingen zouden kunnen komen is mij volkomen duister. Zowel het inhoudelijk erover eens worden van alle erbij betrokken mensen, als het proces dat daartoe zou kunnen leiden kan ik niet voor mij zien. De termen “basisdemocratie” en “revolutie” zijn mij te gemakkelijk, algemeen en vaag. Maar ja, ik ben dan ook geen anarchist. 🙂