vrijdag 4 mei 2012
De politie heeft zich op 1 mei in Amsterdam weer als kwaadaardige kracht doen gelden: agressie en mishandeling van niet-gewelddadige demonstranten, hardhandige arrestatie van sommigen van hen. Feitelijk was het, zoals Joke Kaviaar treffend stelt, gijzeling van mensen door de politie. Dezelfde dag echter, in Den Haag, was het toch vooral een soms bijna kleffe vriendelijkheid tussen politie en actievoerders. En inderdaad, agenten keken daar voornamelijk toe hoe het Rondje Binnenhof verliep. Je zou hieruit kunnen concluderen dat het politiegeweld in Amsterdam een ontsporing was, en de ontspannen sfeer in Den Haag eigenlijk de norm. Dit berust echter op een gevaarlijke misvatting, namelijk het idee dat de politie een noodzakelijk nuttig en onmisbaar orgaan is voor ons allemaal. Dat is de politie niet, dat is de politie nooit geweest, en dat kan de politie principieel nooit zijn ook. Daarvoor zijn tal van aanwijzingen.
De meest eenvoudige aanwijzing is dat de aanval op demonstranten op 1 mei helemaal niet uitzonderlijk is. Op 1 mei vorig jaar gebeurde iets soortgelijks in Utrecht. Bij betogingen tegen het kraakverbod in 2010 en 2011 in Amsterdam eveneens. Vreedzame betogers bij het protest tegen bezuinigingen op kunst en cultuur werden op 29 juni vorig jaar door hardhandige ME verdreven. Studenten die het waagden buiten het Malieveld actie te voeren rond een protestmanifestatie in januari 2011 kregen politieaanvallen te verduren. De gebeurtenissen van afgelopen dinsdag nemen plaats in een lange lijst. Politiegeweld tegen demonstranten is iets structureels, het is business as usual, en vreedzaam gedrag van demonstranten is op zich geen reden voor agenten om zich daarbij erg in te houden. Dat is één.
Maar – zo kan iemand tegenwerpen – de politie doet, naast dit beulswerk, toch ook hele nuttige dingen? Zorgen dat het verkeer geen zootje wordt, en natuurlijk boven alles het spreekwoordelijke Boeven Vangen? Je hebt voor een georganiseerde maatschappij toch politie nodig? Welnu, het klinkt redelijk. Maar laten we eens goed kijken. Eerst dat verkeer. Dat wordt tegenwoordig voor een flink deel door anderen geregeld, niet door de politie. Bij allerlei evenementen en bottlenecks worden verkeersregelaars ingezet waar vroeger misschien agenten klaarstonden. Die verkeersregelaars dirigeren verkeersstromen, houden mensen desnoods tegen als ze verkeerd rijden. Dat doen ze doorgaans bekwaam. En het zijn dus geen agenten: het betreft hier werk dat vroeger een politietaak was, maar is uitbesteed aan commerciële bedrijven. Arbeidsvoorwaarden van verkeersregelaars zijn beroerd, de overheid heeft ongetwijfeld kosten bespaard door deze uitbesteding. Het in de collectieve sector brengen van dit verkeersregelwerk zou een goede zaak zijn. Maar een kerntaak van de politie is het dus bepaald niet. Je kunt het verkeer op allerlei manieren regelen, met politie, maar dus ook zonder.
Belangrijker is het boevenverhaal. De politie is nodig om criminaliteit te bestrijden, mensen die een overtreding of misdaad hebben begaan op te sporen, aan te houden, waarna een strafzaak en veroordeling volgt. Dat is het idee. Ik ga er hier even niet op in of het straffen van mensen die criminaliteit begaan hebben sowieso wel zo’n goed idee is. Er is namelijk een veel simpeler vaststelling: de politie is helemaal niet erg goed in het oppakken van mensen in overtreding, even kortheidshalve maar aangeduid met het eigenlijk ongeschikte woord ‘criminelen’. Ik ben eens wat cijfers gaan vergaren, en ik kwam leuke dingen tegen. Zo blijkt het percentage overvallen dat opgelost werd in begin 2011 op 23 ter staan. Het officiële voornemen was om dat in 2014 op te krikken tot 40 procent. Als alles volgens plan verloopt wordt dus in 2014 nog steeds meer dan de helft van de overvallen niet opgelost. Als een afdeling chirurgie zo’n score zou melden bij blindedarmoperaties, zou onmiddellijk de inspectie voor de volksgezondheid worden ingeschakeld.
Dit is maar een incidenteel cijfer, ik ben nog wat verder gaan snuffelen. Op vijandelijk terrein – de website van een onderzoeksinstelling van het ministerie van justitie en veiligheid – vond ik een juweeltje. Er blijkt een uitgave van dat instituut te zijn, “Criminaliteit en rechtshandhaving 2010”. Ik citeer uit hoofdstuk vier, als PDF-bestand aan te klikken. “De politie loste in 2010 ruim 287.000 misdrijven op, een daling van 15 % ten opzichte van 2005.” Zozo. “Het ophelderingspercentage daalde van ruim 25 % in 2005 naar 24 % in 2010.” Het overgrote deel van de geconstateerde misdrijven worden dus niet opgelost, en de trend is neerwaarts, niet opwaarts. Het is justitie zélf dat dit schrijft, het is geen gebrom van radicale maatschappijkritische criminologen of iets dergelijks. De politie is, in een grote meerderheid van gevallen, niet in staat haar zogenaamde core business tot een goed einde te brengen. Er is niets dat er op wijst dat dit met extra inzet en betere aanpak wezenlijk verandert, anders was dat allang gebeurd.
Maar wat betekent dit? Welnu: een beroepsgroep dat driekwart van de keren dat ze een kerntaak uitvoert, daarin niet slaagt, geeft dat niet te denken? Machinisten die in driekwart van de gevallen de trein niet veilig van Utrecht naar Amsterdam rijden, architecten van wie driekwart van de ontworpen gebouwen een week later instorten, bouwvakkers bij wie gemetselde muren drie van de vier keren bezwijken bij een duw? Symfonieorkesten die drie van de vier keer Beethovens Vijfde onder hun vingers voelen mislukken? Schoonmakers die drie van de vier keer het gebouw niet schoon weten te krijgen? Het zou ontslagen regenen, als het zo zou gaan. Maar bij de politie vindt iedereen het kennelijk normaal dat drie van de vier keer het werk niet tot een goed einde komt. Is dat inefficiëntie? Zo ja, waarom wordt die dan niet een keertje verholpen?
Ik denk dat er iets heel anders aan de hand is. Enerzijds het feit dat een maatschappij waar alles om geld draait, maar toegang tot dat geld enorm ongelijk en oneerlijk is verdeeld, mensen zullen nemen wat ze niet legaal kunne krijgen. Dat geldt bovenaan, waar mensen de macht hebben om nog meer te graaien dan ze legaal betaald krijgen. Het geldt ook onderaan waar mensen zich toeëigenen wat anders levenslang buiten hun bereik zou zijn. Waar geld de norm is, ongelijkheid de regel, daar is corruptie, diefstal, roof en illegale handel een onvermijdelijk verschijnsel. In het boek waar ik uit citeerde lees ik ook: “De geregistreerde criminaliteit bestond in 2010 voor 60 % uit vermogensmisdrijven…” In een kapitalistische maatschappij is zoiets onuitroeibaar. Waar hebzucht wordt beloond, zal hebzucht zich een weg banen, wet of geen wet – en desnoods met de wet in de hand.
Maar het gebrek aan succes in alle boevenvangerij duidt op nog iets anders. Het wijst erop dat bestrijden van criminaliteit helemaal niet de kerntaak is waar veel mensen het ten onrechte voor aanzien. De politie heeft wel meer te doen, kennelijk belangrijker dingen. Het opsporen van criminelen, pardon, verdachten, kan intussen ook worden uitbesteed. Hoeveel daders worden immers pas aangehouden via een politieverzoek aan ‘het publiek’ om tips te geven, bijvoorbeeld via Opsporing Verzocht? Ze kunnen het niet zelf, ze zijn er helemaal niet erg goed in. Wat zouden we denken van een huisarts die op TV in een uitzending kwam met: ‘we hebben hier een mevrouw die steeds hoest en niest. Mensen die weten wat deze mevrouw mankeert en ons op het spoor van het juiste virus kunnen zetten, wordt verzocht te bellen met het volgende telefoonnummer…’? Maar van de politie vinden we zoiets doodnormaal. Zelfs de mensen die enig vertrouwen in de politie hebben, geloven niet dat de politie het op eigen kracht kan. Het geeft te denken. Is er op basis van de kennis van het publiek waarvan zelfs de politie erkent dat die onmisbaar is, niet een een veel betere vorm te vinden is om criminaliteit – voor zover iets reëels – te bestrijden? Hebben we daar eigenlijk wel politie voor nodig? Erg goed is ze er in ieder geval nu al niet in, in dat boeven vangen en zo, en ze schreeuwt haar onvermogen van de daken, voor wie de signalen wil zien.
Wat doet de politie verder? Waarom komt ze aan het boeven vangen eigenlijk nauwelijks toe? Daar komen we bij de kern. De politie handhaaft, naar eigen zeggen, de openbare orde. Anders gezegd: ze dwingt een situatie af waarin mensen doen wat de politie zegt – wat dat ook is. Zelfs als je ten onrechte wordt aangehouden of weggestuurd – of neergeschoten -, zelfs al geeft een rechter de politie achteraf ongelijk… op het moment dat de politie ene bevel geeft, heeft ze ook machtsmiddelen en bevoegdheid om die te gebruiken om gehoorzaamheid af te dwingen. Dát is de kern van het politiewerk: ordehandhaving. Wat voor orde? Mensen moeten ongestoord naar hun werk kunnen – zodat de eigenaar van de werkplek aan die arbeid kan verdienen. Mensen moeten ongestoord kunnen winkelen – zodat bedrijven rijk kunnen worden van het verkopen van spullen aan klanten. Loonarbeid, warencirculatie, het maken van winst over de ruggen van de bevolking – dat is de kern van de maatschappij, en daarmee ook van de orde die door de politie gehandhaafd dient te worden. Protesteren mag alleen als het geen storing oplevert in deze processen. Daarom is het niet puur willekeur toen de Haagse politie, volgens een update van Rondje Binnenhof, aangaf dat demonstreren door Lange Poten tijdens het Rondje Binnenhof “vraagtekens” opriep. De route bleek vervolgens gewijzigd. Demonstreren stoort het ‘winkelend publiek’, heet het dan al gauw. Demonstreren kost bedrijven klanten, is de wat eerlijker vertaling hiervan. Ondernemers en hun activiteit staan hoger aangeschreven in de kapitalistische orde dan betogers met antikapitalistische verlangens. En de politie handhaaft, heel neutraal, die helemaal-niet-neutrale orde. Dat verdient afwijzing, omdat die orde niet deugt. het verdient ook afwijzing omdat de erin besloten norm – gehoorzaamheid boven alles – onze vrijheid permanent bedreigt.
Dat ordehandhaving, en niet misdaadbestrijding of verkeersregelaarswerk, de core business is van de politie, is met een zeer eenvoudig statistiekje te illustreren. Het oplossingspercentage criminaliteit is lachwekkend laag, zoals we zagen. Maar het handhavingspercentage openbare orde ligt dicht tegen de honderd procent. Elke ordeverstoring wordt uiteindelijk, vaak al vrij snel en soepel, door de politie beëindigd. Vechtpartijen in het uitgaansleven eindigen altijd met terugkeer van afgedwongen rust. Uit de hand gelopen strandfeesten – hoe heftig hooligans en anderen ook enkele uren huishouden – eindigen altijd met terugkeer van een afgedwongen rust. Voetbalrellen, noem maar op… altijd krijgt de politie op den duur de overhand. Krakers die zich verdedigen, demonstranten die zich teweer stellen… vroeg of laat krijgt de politie de overhand. Soms wordt er geklungeld, soms duurt het even. Maar uiteindelijk zijn er altijd wel pelotons ME, Marechaussee of wat ook te voorschijn te halen om de klus te klaren. Ordehandhaving – feitelijk het keer op keer heroveren van de macht op straat tegenover delen van de bevolking – lukt ze vrijwel altijd. Zodra ze dit niet meer lukt, is er sprake van een ernstige ontregeling van het staatsgezag, en de politie is er kennelijk voor bedoeld om precies zo’n ontregeling van dat staatsgezag tegen te gaan. Dát is haar kerntaak. Als ze daarin geen 99,99 succespercentage zou scoren, zou de staatsmacht ernstig op de tocht staan. En daarvoor betaalt geen regering politiesalarissen.
Nu wordt ook extra duidelijk waarom de politie soms zo furieus in slaat op veelal vreedzame betogers – maar ook waarom zij dit lang niet altijd doet. Het is een kwestie van die orde. Bij Rondje Binnenhof was die onbedreigd. De actie was formeel aangemeld, er was overleg geweest. Politieagenten werden in het gebeuren veelal erkend als spelers van een rechtmatige toezichthoudende rol. Ze konden gewoon tussen de actievoerders lopen – gewapend met pistool, iedereen schijnt zoiets normaal te vinden. De actie onttrok de greep over de straat geen moment aan de politie. Dat wist de politie. De opdrachtgever, de burgemeester dus, wist het ook. Dus kon het gezag het zich veroorloven haar lieve gezicht te laten zien, en werden wat met krijt op straat gezette leuzen door de vingers gezien. De actie was trouwens niet zinloos omdat ze zo rustig was. Het samenkomen van mensen om actie te voeren had wel degelijk nut. Maar het nut ervan lag niet in het daadwerkelijk uitdagen van de orde. Dus reageerde de orde zich ook niet zeer bedreigd.
Hoe anders was de actie in Amsterdam! Daar was een compacte groep demonstranten – vreedzaam, niet gewelddadig maar wel onverschrokken – die het stuk straat waar ze stonden en liepen echt aan de greep van het gezag onttrokken hadden. Ze hadden hun actie niet formeel aangekondigd, waren niet in gesprek gegaan met het gezag, ze waren gewoon gegáán. Politie was tussen demonstranten niet welkom. Tussen de demonstranten gebeurde wat de demonstranten wilden, en niet wat de politie van ze eiste. Wat de demonstranten wilden was: hun antikapitalistische en antiautoritaire geluid laten horen. De politie was op het stuk straat en plein waar de demonstranten hun actie voerden duidelijk niet de baas. Demonstranten hadden in hun demonstratie een tijdelijk stuk vrijheid, gezamenlijke en individuele zelfbeschikking, veroverd. Dát was voor het gezag onverteerbaar. Daarom moesten er regels gesteld worden waar demonstranten aan moesten voldoen: gezichtsbedekking af, geen stokken aan spandoeken, dat soort dingen. Het gaat dan niet eens meer om de inhoud van de regels. Het gaat erom dát ze gesteld zijn en dat de politie naleving afdwingt. Het afdwingen van die regels werd de test: wie is de baas op dat stuk straat, politie of een samengekomen deel van de bevolking? Met gewelddadig of vreedzaam heeft dat niets te maken. Met gehoorzaam of ongehoorzaam des te meer. En die confrontatie móét de politie winnen, keer op keer op keer. Mede daarom was de politie in Amsterdam – net als vorig jaar in Utrecht – zo grof en zo fel. Het gaat om hun kerntaak, eentje waarin ze niet mogen mislukken.
Maar precies omdat die kerntaak het handhaven van een kapitalistische orde is, is het voor mensen die dat kapitalisme aanvechten nodig om een houding van totale afwijzing van de politie in te nemen. Wat voor hun niet mág mislukken, moet wat ons betreft juist wél mislukken. De orde moet omver – niet perse steeds langs gewelddadige weg, maar hij moet omver. De politie heeft handhaving van die orde tot haar fundamentele taak. De politie staat dus in de strijd tegen de orde waarin we van onderen opkomen voor rechten, belangen en verlangens vanuit de spreekwoordelijke 99 procent, lijnrecht tegenover ons. Ze is het instrument van de even spreekwoordelijke één procent om in het zadel te blijven en het systeem waarin zijn bovenaan staan, overeind te helpen houden. Die kerntaak, die hoofdrol – ongeacht hoe de politie die taak uitvoert – is het probleem. Om die reden deugt de politie niet. Ze is tot op het bot een verwerpelijk en te bestrijden machtsapparaat. Het conflict tussen ons verzet en de politie is onverzoenlijk.