donderdag 11 februari 2016
Onderstaand artikel schreef ik voor de website van Doorbraak, waar het inmiddels al staat.
Het zal weinig lezers zijn ontgaan: we mogen naar de stembus in een referendum om ons over een EU-verdrag met Oekraïne uit te spreken. Mehmet Kirmaci legt, in een uitvoerig, doordacht en beslist lezenswaardig artikel op de website van Doorbraak, uit waarom een linkse néé-stem in dit referendum van 6 april verstandig is. Ik ben het met veel van de analyse eens, maar in de oproep voor een linkse nee-stem in het referendum kan ik mij niet vinden.
GeenPeil heeft een reactionair referendum weten door te drukken dat vermomd is als een stemming over een verdrag. Het gaat officiëel over het associatieverdrag dat de EU met Oekraïne wil sluiten. Feitelijk gaat het daar maar zeer gedeeltelijk om. De echte vraag die ons vanwege GeenPeil wordt voorgelegd is eerder: staan jullie achter ons nationalistisch gestook tegen de EU, waarvoor dat nee tegen een associatieverdrag vooral als handvat en voorwendsel dient? En zelfs als u daar niet achter staat, doet u dan tenminste mee met onze circusvoorstelling ter meerdere eer en glorie van directeur Jan Roos en adviseur Thierry Baudet? De hele vertoning roept bij mij een mengsel op van lachlust en weerzin. Ik vind dat associatieverdrag een slechte zaak. Maar dat referendum deugt niet, en de beste uitslag is een opkomst die zo laag is datje met alle deelnemers samen nog geen buurtcafé kunt vullen.
Linkse en radicale publicisten – jazeker, ik soms ook – discussiëren intussen over de hele zaak alsof de formele vraagstelling – wel of niet dat associatieverdrag? – ook maar in de buurt ligt van de kern van de zaak. Eerst dus maar die bijzaak afhandelen: dat associatieverdrag zelf. Dat stinkt, zoals de hele neoliberale en door de EU krachtig bevorderde transformatie van Oekraïne stinkt. Die transformatie heeft ruim te gekregen via de opstand van 2013-2014 die veelal als Euromaidan wordt aangeduid. Dat was een opstand waarin honderdduizenden mensen, boos wegens corruptie, armoede en onderdrukking, tegen president Janoekovits de straat op gingen. Dat was okay. Helemaal niet okay was de rechtse draai d ie deze opstand al direct kreeg: nadrukkelijk pro-EU, deels neoliberaal, deels fascistisch en verregaand doortrokken van anti-Russisch nationalisme dat historisch verklaarbaar is uit de rol van Rusland als koloniale macht die Oekraïne eeuwen onderdrukt heeft, maar dat daarom nog niet progressief.
Steen des aanstoots voor leidende krachten in de protesten: het afblazen van een associatieverdrag dat de president met de EU zou afsluiten. Mensen hoopten dat een nauwe band met de EU hun levens ging verbeteren en zagen het schappen ervan als een knieval voor Rusland. EU-politici moedigden de betogers aan. Rechts en nog rechtser domineerde de beweging, linkse en radicale mensen die een bevrijdende dynamiek in de beweging wilden stimuleren, werden uitgerangeerd. Fascistisch knoploeggeweld speelde daarin een rol. De uitkomst was een rechtse machtsovername. Neoliberaal rechts domineert sindsdien in de regeringsfuncties, fascistisch paramilitair rechts is sterk op straat en in tal van veiligheidsinstanties. Het is een coalitie tussen rechts en extreem-rechts die de dienst uitmaakt in Kiev. EU-politici zagen het, vonden het goed, en steunden de boel.
Oekraiens nationalisme werd door Russisch-sprekenden in het Oosten van het land, niet verbazingwekkend, als bedreigend ervaren. Dat wás het immers ook, zeker waar het met fascistische knokploegen en bijbehorende retoriek kracht werd bijgezet. Deze Russisch-sprekenden kwamen in verzet, dat binnen de kortste keren door een eigen, Russisch en pro-Russisch nationalisme werd gedomineerd en door de Russische staat gewapenderhand werd ondersteund. Dat nationalisme was niet minder verkeerd dan haar Oekraïense tegenpool. De uitkomst was oorlog tussen twee nationalismes, met forse fascistische inbreng aan beide kanten van het front. Beide partijen, het bewind in Kiev en de zogeheten volksrepublieken waarin het kamp van Russisch-sprekenden in het oosten van het land is georganiseerd,, zijn reactionair. Beiden krijgen internationale steun: de volksrepublieken uit Rusland, Kiev uit de VS, de NAVO en dus de EU.
Een zeer problematische volksopstand is uitgemond in een botsing van twee verwerpelijke krachten. Dat is de context. De schets die Mehmed Kirmaci ons op de Doorbraak-website van het conflict biedt, is verhelderend. Ook Ewout van den Berg , op Socialisme.nu, de website van de Internationale Socialisten, schildert het conflict in soortgelijke verstandige termen. Interessant is dat beiden tot een verschillende keus komen: een linkse stem tegen in het geval van Kirmaci. Stemonthouding in het geval van Van den Berg. De laatste heeft wat mij betreft daarin gelijk, terwijl ik op het zelfde moment met Kirmaci meer geestverwantschap in argumentatie en dergelijke voel. Van der Berg komt vrij dicht in de buurt van: geen ja maar – omdat dit een taak is voor mensen in Oekraïne, niet in Nederland – ook geen nee tegen het verdrag, en dus thuisblijven. Kirmaci zegt in feite: een links nee tegen het verdrag, en dus nee stemmen. Ik deel in grote lijnen het nee van Kirmaci, maar zie het referendum niet als zinnige optie om daarvoor op te komen.
Op die keus kom ik terug. Eerst nog even dat verdrag. Dat is een onderdeel van het bondgenootschap tussen de EU en het rechtse regime in Kiev. Het verdrag steunen is de regionale ambities van de EU als Europese grote mogendheid steunen. Enn het is een steun voor rechts en uiterst rechts in Oekraine zelf. Zowel de EU als grote mogendheid als met de Kiev-regering als rechts bewind zijn foute krachten. Volgens Ven den Berg zijn het vooral “geopolitieke belangen” die achter het verdrag zitten: vergroting van invloedssfeer en versterking van strategische machtspositie van de EU. De rechtstreekse economische motivatie is volgens hem minder sterk. “Met een bruto binnenlands product van 100 miljard euro is de Oekraïense economie precies even groot als die van Noord-Holland”, aldus citeert Van der Berg de econoom Ewald Engelen. Dat lijkt dus klein: een groot land waarvan de economie niet groter is dan die van een Nederlandse provincie.
Toch zou ik hiermee uitkijken. Nederland is in de wereldeconomie geen kleine mogendheid. Noord-Holland is binnen Nederland geen kleine provincie, zeker ook niet wat economische kracht betreft. Je hebt het over de havens van Amsterdam en van IJmuiden, over Hoogovens, over zeer kapitaalkrachtige ondernemingen op de Zuid-As, je hebt het over Schiphol en de KLM, over toeristencentrum Zandvoort, over de beurs in Amsterdam. Een Noord-Holland als zelfstandige staat met een even grote economie als nu is nog steeds een serieze economische kracht. Doen alsof Oekraine weinig voorstelt omdat het niet groter is dan deze provincie, is een beetje misleidend. EN waar van een forse economie sprake is, daar is voor het Nederlandse kapitaal best wat te halen.
Of daarmee handels- en investeringsmotieven een hoofdrol spelen is daarmee niet meteen gezegd. Maar een voorstander van het verdrag, D66-politicus Kees Verhoeven, schreef over wat Nederland sowieso beoogt: “We proberen de handel met Oekraïne net zo eenvoudig te maken als de handel binneen de EU (…) We helpen bij het bestrijden van de corruptie, zodat onze bedrijven daar veilig kunnen investeren. Onze investeringen creëren waarde daar en renderen hier.” Die laatste zin is geweldig, nietwaar? Dat creëren van waarde gebeurt dáár, door mensen die het werk doen. Het renderen gebeurt hier, door degenen die de winst opstrijken op basis van het werk dat die mensen dáár doen. Eigenlijk staat er: Via onze investeringen scheppen arbeiders daar de waarde waarvan wij hier de opbrengst in onze zak steken. En dat ‘wij’ zijn dan niet jij en ik en andere mensen aan de onderkant, maar ondernemers hier. Het associatieverdrag is er om dit proces van neokoloniale uitbuiting soepeler te maken en van juridisch kader te voorzien.
De band tussen deze krachten- de EU en de regering in Kiev – versterken via een verdrag is een slechte zaak. Een ja-stem voor het verdrag is daarmee uit radicaal antikapitalistisch en anti-autoritair wat mij betreft sowieso ondenkbaar. De discussie gaat tussen een nee-stem enerzijds, wegblijven en iets nuttigers gaan doen anderzijds. Dat wil zeggen… voor zo ver de discussie echt over het verdrag gaat. Precies dat is echter twijfelachtig. De discussie betreft een referendumvraag. Dit referendum is er gekomen omdat een samenwerking tussen onder meer website Geen Stijl en Burgercomité EU het initiatief GeenPeil op gang kreeg en via dat initiatief voldoende handtekeningen wist te vinden zodat het referendum er wettelijk gezien kon komen. Het is dus Geen Stijl, zo goed als de digitale poot van de PVV en aanpalende krachten, dat ons dit referendum heeft gebracht. Deelname er aan is deelname aan een door rechts gedomineerd initiatief. Dat sowieso.
De referendumvraag is bovendien een gelegenheidsvraag. “Eigenlijk wilde het Burgercomité EU een referendum aanvragen over de Europese begroting, maar daar kwam de referendumwet op 1 juli net te laat voor. En dus richtte het comité zijn pijlen op de eerstvolgende wet uit Brussel die de Eerste Kamer passeerde: het associatieverdrag tussen Europa en Oekraïne.” Dat schreef de Volkskrant op 27 september 2015. Ik ben nergens een ontkenning tegengekomen, ik vermoed dus dat dit ongeveer klopt. Dat betekent het volgende. Was die EU-begroting iets later geweest, dan ging het referendum dáár over. Dan waren we nu allemaal actief als financiële experts in plaats van als Oosteuropa-deskundigen.Was er na 1 juli een andere wet uit Brussel gekomen die net iets eerder geweest dan het verdrag, dan ging het nu over die andere wet.
Het hele referendum is dus een stunt om vanuit een rechts-nationalistische insteek tegen de EU aan te kunnen trappen. Ongeacht wie het referendum dus wint, de rechtse nationalisten die het hebben doorgedrukt – met assistentie van de SP dat met laakbaar enthousiasme heeft meegewerkt – winnen sowieso… tenzij er te weinig mensen gaan stemmen om het referendum geldig te maken. In dát geval lijdt GeenPeil gezichtsverlies, een gezichtsverlies dat we in de strijd tegen uiterst rechts goed kunnen gebruiken. Daarom blijf ik op 6 april dus weg uit het stemhokje, en daarom hoop ik dat heel veel andere mensen dat eveneens zullen doen. Weg met dat associatieverdrag? Jazeker, maar graag met andere middelen. Boycotten van dit referendum is dus nadrukkelijk niet hetzelfde als “je als links afzijdig (te) houden”, Kirmaci in vragende vorm stelt. Je kunt immers het door hem terecht bepleite “nee-standpunt” over het verdrag naar voren brengen, zonder dat ook te vertalen in een nee-stém in het referendum.
De rechtmatigheid van een solidair néé verdient overigens wel onderstreping. Van den Berg zegt dat het niet aan ons in Nederland is d om dit verdrag te verwerpen: dat recht komt mensen in Oekraïne toe. “We zouden hier ook geen campagne steunen die oproept om Griekenland uit de euro te zetten, hoewel de euro daar een vernietigende uitwerking heeft. Oekraïners en Grieken moeten zelf kunnen bepalen hoe hun toekomst er uit ziet, onze strijd moet zich richten tegen de ‘eigen’heersende klassen”. Jawel, maar het is een flink deel van die heersende klasse die diet verdrag wil. De eigen heersers bestrijden is ook hun neokoloniale ambities bestrijden, en dus het vloerkleed onder dit verdrag uit proberen te trekken. Nu Nederland bommen gooit op Irak en Syrië zeggen we toch ook niet: het is aan de mensen daar om te zorgend at dit stopt? Radicale en linkse mensen dienen wel degelijk hier te proberen om de Nederlandse oorlogspolitiek tegen te werken, Hetzelfde geldt voor de Nederlandse economische oorlogspolitiek die via dit verdrag in Oektraïne wordt doorgedrukt. Strijden tegen dit verdrag is dus prima. Het is een vorm waarin precies de strijd tegen ‘eigen’ heersers zich kan uiten. Het huidige referendum is daarvoor alleen verregaand ongeschikt en heeft een schadelijk effect die meer is dan alleen een bijwerking. Het is noodzakelijk om néé te zeggen en néé te doen, zonder daarom noodzakelijkerwijs in het referendum néé te stémmen.
Het verschil is wezenlijk. Je eigen nee-geluid kun je van de noodzakelijke solidaire, anti-nationalistische en antikapitalistische argumenten voorzien. Je nee-stem is echter, eenmaal uitgebracht, onzichtbaar tussen al die andere, vooral via nationalistische verhalen aangemoedigde nee-stemmen. Als duizend mensen de oproep van Kirmaci volgen en nee gaan stemmen, dan is dat een vrij minieme vergroting van het aantal nee-stemmers. En deze duizend zullen feitelijk ongewild deel uitmaken van de rechtse stroom die het nee momenteel pusht. Dat wringt met een eerdere aanbeveling van dezelfde schrijver waar hij het “anticorruptieframe en de adoratie van de natiestaat” waarmee rechts, en ook de SP, het verdrag aanvalt hekelt en ervan zegt dat die “altijd een no go areas (zou) moeten zijn voor links .” Het referendum zèlf beweegt zich feitelijk binnen die no go area. Daarom nu vooral: weg met dit referendum, de krachten er achter en hun rechts-nationalistische agenda. Voor een serieuze strijd tegen neoliberale verdragen en de achterliggende belangen kunnen we maar beter niet in een beklemmend bondgenootschap met rechts en nog wat rechtser belanden.
Peter Storm
#1 by Willem Bos on 2016/02/16 - 11:52
stap uit het rechtse frame
Veel linkse activisten worstelen met de vraag hoe zich op moeten stellen tegenover het komende referendum over het associatieverdrag van de EU met Oekraïne. Met de bedoeling van het verdrag en de neoliberale inhoud zijn ze het niet eens, maar om mee te doen met het circus van GeenPeil en Baudet, die hele andere bedoelingen hebben met het door hen afgedwongen referendum zien ze ook niet zitten. Een schijndilemma volgens Willem Bos. We moeten het rechtse frame dat wordt gehanteerd onderkennen en daar onze eigen opvattingen tegenover stellen. En daar keihard campagne mee gaan voeren.
Een duidelijk voorbeeld van de worsteling van linkse activisten met het komende referendum is het stuk van Peter Storm op Doorbraak onder de kop: ‘Een kwalijk verdrag, een kwalijk referendum, waarom ik op 6 april thuis blijf”.
‘Het associatieverdrag is er om dit proces van neo-koloniale uitbuiting (van de Oekraïense arbeiders, WB) soepeler te maken en van juridisch kader te voorzien’, schrijft hij. En even verder heeft hij het over ‘de Nederlandse economische oorlogspolitiek die via dit verdrag in Oekraïne wordt doorgedrukt.’ Om te vervolgen met: ‘Strijden tegen dit verdrag is dus prima.’ Maar tegelijkertijd is Storm tegen een Nee-stem in het referendum. Volgens hem kan je wel het ‘nee-standpunt over het verdrag naar voren brengen zonder dat ook te vertalen in een nee-stem in het referendum.’ Want, ‘Je nee-stem is (…) eenmaal uitgebracht, onzichtbaar tussen al die andere, vooral via nationalistische verhalen aangemoedigde nee-stemmen.’
Zijn argument voor dit curieuze standpunt is dat het bij het referendum eigenlijk om iets anders gaat dan om de feitelijke vraag: bent u voor of tegen het associatieverdrag. ‘GeenPeil heeft een reactionair referendum weten door te drukken dat vermomd is als een stemming over een verdrag’, is de eerste zin van zijn stuk en hij legt vervolgens uit wat GeenPeil allemaal beoogt. Daarmee stapt hij precies in het frame van GeenPeil. En daarmee komt hij uiteindelijk uit op zijn onmogelijke stelling: ‘wel tegen het verdrag, wel het nee-standpunt over het verdrag naar voren brengen, maar niet oproepen om dan ook nee te stemmen.’
Campagne voeren is altijd in hoge mate een kwestie van framen: van het vastleggen van de probleemstelling. Het eerste wat je dan als tegenstander moet doen is dat frame herkennen, het deconstrueren (laten zien dat het niet klopt) en er een ander (beter, geloofwaardiger) frame voor in de plaats stellen. Dat is niet altijd makkelijk, maar zolang jij in het frame van je tegenstander blijft zal je zeker verliezen, of kom je zoals Storm in een onmogelijke spagaat terecht.
GeenPeil heeft als initiatiefnemer van dit referendum het frame heel handig neergezet. Kort gezegd is dat: ‘De EU heeft al veel te veel macht en kost ons al veel te veel geld. We hebben al moeten betalen voor die luie Grieken en nu willen ze ook dat corrupte Oekraïne er bij halen en dat zal ons weer een heleboel belastinggeld gaan kosten en bovendien zal het leiden tot een immigratiestroom van arme Oekraïense gelukszoekers.’
Achter dat frame zit nog een – min of meer verborgen – frame. Dat zouden we kunnen samenvatten als: ‘Wij Noord/West-Europeanen zijn fatsoenlijk, ijverig en spaarzaam en hebben een democratie en een welvaartsstaat die het verdedigen waard zijn. Buiten – en aan de rand van – Europa is dat anders, dus moeten we voorzichtig zijn.’ Dat achterliggende frame wordt niet alleen door de rechtse tegenstanders van het associatieverdrag gehanteerd, maar ook door de (rechtse) voorstanders ervan. Beiden delen dat frame, maar trekken er verschillende conclusies uit. GeenPeil zegt als het ware: we moeten die barbaren buiten houden, terwijl de voorstanders ze door de nauwere banden van het verdrag willen beschaven.
Als linkse solidaire internationalisten moeten we dat hele frame, (dat in feite ook gehanteerd wordt in de discussie over de vluchtelingen) verwerpen. Dat frame heeft als achtergrond een westers superioriteitsidee dat vaak nauwelijks van openlijk racisme is te onderscheiden. We moeten daar een ander frame tegenover stellen.
In het geval van het referendum is dat: het associatieverdrag is een neoliberaal verdrag dat erop gericht is de Oekraïense markt te openen voor westers kapitaal. Het is niet in het belang van de Oekraïense bevolking, noch van de bevolking van de EU. En daarom roepen we op om ertegen te stemmen. En die campagne moeten we aangrijpen om een heleboel zaken uit te leggen: dat het niet de Grieken zijn waar ons geld naar toe is gegaan, maar de Noord-Europese banken, dat de associatie met Oekraïne ons geen geld zal kosten omdat er miljarden steun naar de Oekraïne zal gaan, maar omdat multinationale bedrijven hun productie daar naartoe zullen verplaatsen omdat daar de lonen zo veel lager zijn. Dat de corruptie in Oekraïne door verdere privatisering alleen maar versterkt zal worden enzovoort enzovoort.
Kortom de referendum-campagne is een uitgelezen gelegenheid om het broodnodige linkse verhaal goed neer te zetten. Wie, zoals Peter Storm of Ewout van de Berg van de Internationale Socialisten, hard roept dat het verdrag zo slecht is, maar er niet de conclusie uit trekt dat er een actieve linkse nee-campagne nodig en mogelijk is laat zich gijzelen in het rechtse frame. In feite is dat een ideologische capitulatie, en dat is wel het laatste dat we kunnen gebruiken.