Alles weer terug bij af? De Arabische Lente na vijf jaar


donderdag 14 januari 2016

Vijf jaar geleden, op 14 januari 2011, kwam de Tunesische dictatuur ten val na een hevige volksopstand die het eerste bedrijf bleek te zijn van wat als Arabische Lente in de geschiedenisboeken  belandt. Dat vind ik een mooi moment om onderstaand stuk online te zetten. Het staat al, opgemaakt en geïllustreerd en alles, in het eind vorig jaar verschenen nieuwste nummer van het kwartaalblad van de Vrije Bond, Buiten de Orde.

Hoe snel kunnen dingen gaan, ten goede en ten kwade! Neem bijvoorbeeld het contrast tussen drie data 16 december, 2010, vijf jaar geleden. 1 april 2011, slechts een handvol maanden later. En 17 december 2015, de datum waarop de gebeurtenissen op gang kwamen die we kennen als de inmiddels in ijzige kou bezweken Arabische Lente. Het is alsof je de Russische geschiedenis van autocratie via revolutie naar contrarevolutie ziet, maar dan nog sneller. En zoals met die eerdere cyclus van opstand, ontwrichting, repressie en terreur, valt ook uit de recente cyclus het één en ander te leren.

2011: meltdown van lang bevroren orde

Zestien december 2011. Het Midden-Oosten en Noord-Afrika leken wel ingevroren. Represieve regimes bestuurden bevolkingen vanarme, jonge en ogenschijnlijk veelal apathische mensen. Monarchieën in Saoedi-Arabië, de Golfstaten koppelden reactionaire traditie aan pogingen op hypermoderne kapitalistische oliestaten te vormen. Marokko en Jordanië idem, maar zonder olie. In rest van de regio heersten presidentiële republieken. Hoe de precieze staatsinrichting ook was, overeenkomstig was de repressie, de uitgebreide activiteit van geheime diensten, het neerslaan van demonstraties voordat ze konden aangroeien tot serieuze bedreiging. Intussen zetten ook de regimes die eerder een soort verzorgingsstaat op touw hadden gezet en waar de staat veel invloed op de economie had, stappen in neoliberale richting. Kortingen op voedsel- en brandstofsubsidies, privatisering en het faciliteren van buitenlandse investeringen hoorden daarbij. Groeiende sociale ongelijkheid ook. De nauwe banden tussen hoge ambtenarij en het zakenleven, in de context van een politiestaat die een kritische openbaarheid blokkeerde, waren een recept voor wijd om zich heen groeiende corruptie. Iedereen wist dat hele veel mensen niet blij waren met het trio van repressie, corruptie en sociale ongelijkheid.

Niemand had in de gaten hoe nabij de explosie was, en hoe hevig die ging worden. Uit de regio kwam immers geen nieuws. Als het Midden-Oosten de voorpagina’s haalde, dan was dat doorgaans vanwege het Palestijns-Israëlisch conflict. Maar ook dat zag er vooral uit als brute business as usual. Gaza was , wegens blokkade, vooral aan het niet-herstellen van de Israëlische luchtaanvallen van 2008-2009, en leefde in de zekerheid dat de volgende aanvalsgolf een kwestie van tijd was. De Israëlische bezettingspolitiek woedde voort, evenals het verzet er tegen. Maar de zaak zat net zo muurvast als in de hele regio. Het was een soort Oost-Europa in 1985 in de nadagen van het zogeheten communisme: geen beweging in te krijgen. Vijf jaar later was het echter 1989 en keilden zetels van de machthebbers omver. In het Midden-Oosten gebeurde iets soortgelijks, in een adembenemend tempo.

Springen we over naar 1 april van het jaar erop, dan zien we geen grap maar wel een drastisch vreugdevol veranderde regio. Tunesië en Egypte waren van staatsleiding gewisseld onder druk van felle volksopstanden. Soortgelijke revoltes leken hard op weg hetzelfde in Jemen en Libië tot stand te brengen. Veel andere landen in de regio beleefden demonstraties en straatgevechten met ordetroepen. De indruk bestond dat de rust pas terug zou keren als de meeste tronen waren gevallen, of die nu door een president of door een vorst bezeten waren. Het hele proces had intussen al de naam Arabische Lente gekregen. De taferelen zagen er uit als revoluties in vol bedrijf. Op een heel beperkte manier waren het dat ook. Precies echter door die beperktheid zou de euforie echter niet lang duren, en omslaan in bloedige terugslagen. Alle door een vorst bemenste tronen bleven overeind, net als de meeste presidentszetels. Maar die uitkomst leek in maart 2011 ondenkbaar.

Op 17 december 2011 stak een jonge, werkloze hoogopgeleide man in Tunesië zichzelf in brand. Dat gebeurde nadat hij dwarsgezeten werd door plaatselijke ambtenarij en politie, die hem beletten de groentekar waarmee hij zich in leven hield, te gebruiken. Geen baan, geen uitzicht, en nu ook geen mogelijkheid om via handel aan de kost te komen: het was te veel. Zijn daad – waaraan hij later aan bezweek – rasakte heel veel jonge Tunesiërs. Ze waren veelal hoogopgeleid, maar een ban die daar ook maar enigszins bij paste bood het systeem niet. Deze mensen begonnen te demonstreren, de politie viel ze aan en doodde betogers, de protesten breidden zich binnen enkele weken uit tot in de hoofdstad. De landelijke vakbondsfederatie – nauw aan het regime verbonden – voelde de druk van de arbeiders waarvoor ze verondersteld werd op te komen. Regionale stakingen begonnen, gevolgd door een landelijke werkonderbreking tijdens een grote betoging in de hoofdstad Tunis. Dat was de dag waarop de militaire top aan president ben Ali duidelijk maakte dat hij beter kon gaan. De dictatuur was vervallen, en het land ging op weg naar … wat precies? Uiteindelijk naar een wankele eliberale democratie, met verkiezingen en dergelijke.

Al voordat het Tunesische dictator het veld ruimte vanwege de opstand, was duidelijk dat het geen louter Tunesisch fenomeen betrof. Kort na de jaarwisseling waren er al demonstraties in Algerije. IN meerdere landen staken jonge werkloze mensen zichzelf demonstratief in brand. De regio, met haar ingevroren maatschappelijke verhoudingen, leek opeens helemaal niet meer zo rustig en stabiel als nog maar een maand eerder. En op 25 januari begonnen protesten tegen de Egyptische president Mubarak die in drie dagen uitgroeiden tot een stedelijke opstand. Aan het eind van die drie dagen was de politie in de hoofdstad verdwenen, veel van hun bureau s uitgebrand, veel van het personeel de stad uit getimmerd door zeer boze betogers, waaronder vooral groepen voetbalsupporters zich nuttig maakten. Deze groepen waren zo ongeveer de enigen die een serieuze ervaring hadden weten op te bouwen in het vechten tegen oproerpolitie. Dat kwam zeer van pas.

De dagen erop begon de bezetting van het Tahrir-plein dat tijdelijk omgevormd werd tot een soort zelfbesturende gemeenschap. Pogingen van het bewind om het plein schoon te vegen, stuitten op effectieve weerstand van betogers – waarbij wrang genoeg de goed georganiseerde straatbeweging van de Moslim broederschap een grote rol speelde. Deze islamisten stonden zij aan zij met meer linkse groepen, nationalisten, democraten, en radicaal-linkse actievoerders. Tegen de dictatuur was dat geen acuut probleem. Maar de Moslimbroeders waren niet de gangmakers van de opstand. Ze steunden de aanvankelijke oproept voor protest niet. Dat wortelde in de strategie van de beweging die haar wettelijke en culturele invloed niet op het spel wilde zetten ter wille van een avontuur op straat met hoogst onzekere afloop. De eerste dag deden ze dus niet mee, maar gaandeweg begonnen de jongeren van de Moslimbroeders mee te doen. Toen kon de club zelf niet meer achterblijven en stortte zich ook in de strijd. Het beeld van de Moslim broederschap als de gangmaker van de opstand tegen Mubarak is onjuist.

De tegenacties van het bewind lukten niet. Noch repressie, noch een tweetal arrogante toespraken van de president brachten hem soelaas. Begin februari roken arbeiders in fabrieken en openbaar vervoer hun kans en gebruikten de zwakte van het regime om voor hun eisen te gana staken. Dat ging dan om lonen en dergelijke, niet rechtstreeks om ‘de politiek’. Maar het verhoogde de druk enorm. Op 11 februari was de druk zo groot dat de militaire top besloot: als we geen complete sociale revolutie willen uitlokken vanuit de ontketende menigten, dan kunnen we maar beter de president opofferen en een soort compromis zoeken. Exit Mubarak. Maar nu regeerde er een militaire raad. Meer protesten waren nodig om zelfs maar te voorkomen dat elk veranderingsproces alsnog vastliep.

Dit waren de twee succesverhalen van de Arabische lente. Twee van de ogenschijnlijk stevigste autoritaire regimes uit de regio waren onder de druk van volksprotesten bezweken. Welk regime was nu nog veilig? Februari en maart 2011 zagen straatprotesten in Oman, Marokko, Jordanië, Jemen, Libië, Syrië, Saoedi-Arabië en Bahrein. In de eerste drie landen leidden die tot beperkte concessies. In Jemen draaide het al snel uit op wijdverspreide revolte. Na een jaar en veel druk vanuit VS en Saoedi-Arabië nam de president de wijk terwijl het bestel waar hij leiding aan gaf, goeddeels intact bleef. Nauwelijks een overwinning voor het verzet dus, en inmiddels voert het nieuwe bewind met Saoedische steun tegen de Houthi-beweging die samenwerkt met de afgezette oude president. In Saoedi-Arabië was het protest zo klein en versnipperd dat het bewind het via repressie aan kon. In Bahrein echter brak een soort revolutie uit, waarin de arme, overwegend Sjiitische bevolking, gelijke rechten eiste tegenover het bewind dat Soennieten bevoorrechtte. Saoedische troepen en tanks snelden het bewind te hulp, en hielpen mee om de opstand te verslaan. Maar nog maanden later vonden felle protestbetogingen plaats, beantwoord met traangassalvo na traangassalvo na traangassalvo.

bloedige wendingen in Libië en Syrië

In twee landen kregen de gebeurtenissen een extra bloedige wending, met consequenties voor de Arabische lente als geheel. In Libië wierpen menigten, al snel aangevuld met overgelopen politieagenten en soldaten, het bewind in omver in oostelijke steden zoals Benghazi. In het westen trok het regime haar elitetroepen samen, sloeg elk protest meedogenloos en snel neer, en begon vervolgens aan het heroveren van de opstandige steden. Naarmate dat vorderde, won binnen de opstand een stroming aan kracht die om Westers militair ingrijpen vroeg. In Westerse hoofdsteden rook men intussen mogelijkheden om zich als beschermheer van de Arabische Lente te gaan voordoen door de arme onderdrukte Libiërs te hulp te snellen met luchtaanvallen. Dat kwam mooi uit, omdat rond Tunesië en Egypte de VS en andere Westerse mogendheden tot bijna het laatste moment aan de kant van de vallende dictators had gestaan. Hun val betekende Westers prestigeverlies. Door nu militair in te grijpen tégen een door volksprotest bedreigde dictator, wist met name de VS zich weer te vermommen als Grote Vriend van de Vrijheid. De Libische opstand leidde uiteindelijk in augustus 2011 tot de val van Kadhafi. Maar daar was dan ook een maandenlange reeks NAVO luchtaanvallen aan te pas gekomen. Wat een werkelijke opstand met revolutionaire trekjes was, veranderde steeds meer in een regime change operatie onder westerse imperiale regie. Tot overmaat van ramp bleken Westerse politici ook nog eens erg weinig geïnteresseerd in wat er na de val van Kadhafi in Libië gebeurde. Het kapotgeschoten land werd goeddeels aan zichzelf over gelaten, en al snel deelde een weinig effectieve regering de macht met allerlei plaatselijke gewapende groepen, milities en soms doodgewoon bendes. Van het gevoel dat mensen samen ene vrije maatschappij gingen opbouwen na de val van een gehate dictator, was al snel weinig over.

Nog groter werd de ellende in Syrië. Daar begonnen kort na de val van Mubarak protesten tegen de repressie. Die woedden vooral in arme voorsteden waar veelal ex-boeren woonden, die vanwege droogte maar ook vanwege neoliberale hervormingen niet meer rond wisten te komen op het platteland. Arme mensen dus, die sociale rechtvaardigheid wilden, en vrijheid. Toen enkele scholieren een anti-regeringsleus op muren in Deraa schreven, werden ze opgepakt en zwaar mishandeld. Toen dat bekend werd sloeg de protestvlam goed in de pan. Deraa, Homs, Hama en later ook Damascus en Aleppo zagen demonstraties en omvangrijke sit-ins. Het is tegenwoordig gewoonte om die begintijd van de Syrische opstand een beetje weg te wuiven als nauwelijks irrelevante aanloop tot de latere burgeroorlog. Dat is niet rechtvaardig tegenover al die honderdduizenden mensen die in 2011 hun leven riskeerden door de straat op te gaan voor vrijheid, waardigheid en sociale rechtvaardigheid. Nog steeds zijn er groepen die rond deze thema’s blijven protesteren en iets van een revolutionair vuur in leven houden. Ja, ook buiten het in anarchistische kringen vrijwel tot cult-status verheven Rojava.

Maar de opstand ging snel over in gewapende strijd met steeds minder perspectief. Deels was die strijd een kwestie van soldaten die weigerden het regime te dienen, overliepen en de betogers probeerden te beschermen. Dat was één van de wortels van het Vrije Syrische Leger. Maar al tijdens het allereerste begin van de protesten waren er schimmige gewapende groepen actief, en al snel bleken er serieuze guerrillalegers gevormd te zijn met een steeds openlijker fundamentalistische inslag. Geld en wapens tromden toe uit Saoedi-Arabië en Qatar. Turkije bood het al genoemde Vrije Syrische leger en de bijbehorende oppositiekoepel onderdak, waarmee deze vleugel van de oppositie deels een verlengstuk van Erdohans ambities werd. Hoe groot de rol was en in van de Amerikaanse CIA bij de gewapende groepen die tegen het bewind van dictator Assad vochten, is omstreden. Dat die rol er is, bestrijdt niemand. Feit is ook dat al ruim voor de protesten begonnen, de VS activiteiten op de rails had om van het bewind van Assad – gezien als bondgenoot van de grote vijand Iran – af te komen. George Bush had het bewind al op zijn lijst van targets gezet. De Syrische opstand wegzetten als louter een regime change operatie vanuit Washington is onzin. Maar de VS trachtte zonder twijfel wel de zaak die richting te manipuleren via plaatselijke bondgenoten.

Maar er is, naast CIA, Saoedi-Arabië, Qataer en Turkije, nog een schuldige aan de opkomst van jihadistische strijdgroepen: Assad zelf. Toen de protesten begonnen, pakte hij met groot enthousiasme linkse en seculiere dissidenten op. Jihadistische activisten die al langer vast zaten kregen juist amnestie. Zo droeg hij bij dat de zich ontvouwende protesten des te makkelijker onder jihadistische hegemonie terecht kwamen. De logica? Assad had vooral te vrezen van een opstand die onderdrukte mensen van alle bevolkingsgroepen bundelde tegen het regime. Een opstand waarin vooral uiterst conservatieve Soennitische moslims de toon zetten, zou veel makkelijker te framen en te isoleren zijn als een jihadistisch complot.

Resultaat van alle intriges was dat de gewapende strijd voor een hele groot deel een zaak is van uiterst rechtse jihadistische groepen. De oorspronkelijke protestbeweging is niet helemaal dood, maar wel verregaand naar de marge geduwd. Feitelijk is dat ook het lot van de hele Arabische lente zelf: de opstandigheid sluimert her en der. Maar van de hoop op snelle radicale verandering ten goede is in zeer brede kring weinig meer over.

De militaire interventie in Libië was één nagel aan de doodskist van de Arabische lente: ze misvormde een hoopgevend omwentelingsproces in een onderdeel van imperiale politiek waarin het ene onrechtvaardige bestel hardhandig vervangen werd door een ander dat niet wezenlijk beter was. Ze gaf bovendien de VS de mogelijkheid zich te rehabiliteren als de Grote Bemoeial ten Gunste van Het Goede.

De burgeroorlog in Syrië was een tweede nagel in dezelfde doodskist. Hoe meer de oppositie in de greep kwam van aartsreactionaire fundamentalisten gesponsord door grote en wat kleinere mogendheden, hoe minder aantrekkelijk de val van het regime werd. ZO zag h zel;fs het schrikbewind van Assad er iets minder schrikaanjagend uit: het alternatief was volgens velen – te velen – erger. De indirecte rehabilitatie van Assad, en eigenlijk ook van Kadhafi, is van dit alles een nogal weerzinwekkend product. Dictatuur in de regio mag weer, want opstand leidt tot nog grotere ellende. Dat is de ‘wijsheid’ waar de Syrische gebeurtenissen voeding aan gaven.

Dit mechanisme heeft een grote en kwalijke reikwijdte gekregen, met Syrië maar ook Oekraïne en andere tragedies als bouwsteen. Er hoeft maar ergens een protest uit te breken tegen een regime dat toevallig op gespannen voet met de VS leeft. En je krijgt het volgende fenomeen. De één zegt: hey, mensen komen in opstand tegen onrecht, cool! De ander zegt prompt: Ja, zo begon het in Syrië / Oekraïne etcetera ook. Zit vast de CIA achter, is gewoon weer een vorm van regime change. Niet intrappen. En de rottigheid is: de waarschuwing is niet eens zonder grond, heel vaak zit er in protestbewegingen van het begin af een element van manipulatie. Maar door enkel daarop te hameren, duwen we bij voorbaat dat andere element, de authentieke rebellie waarmee de manipulatie verstrikt is geraakt, terzijde. De Syrische tragedie heeft bijgedragen aan de effectiviteit van dit contrarevolutionaire mechanisme.
Tunesië en Egypte: het oude regime herverpakt

De derde nagel in de doodskist van de Arabische Lente wordt gevormd door de contrarevoluties die zelfs de twee meer succesvolle omwentelingen goeddeels ongedaan maakten. In Tunesië kregen we de milde versie te zien, in Egypte de keiharde. Tunesië raakte na de val van de dictator gaandeweg op het pad van de parlementaire democratie – en precies dat pad voerde naar religieus rechts. De belangrijkste islamistische partij won verkiezingen en daarmee regeringsmacht. Salafistische groepen werden tevens actiever, en meerdere spectaculaire aanslagen dagen seculiere en linkse kopstukken vonden plaats. Zowel de mainstream-islamisten als de salafisten benutten de politieke ruimte die de val van het bewind van Ben Ali bracht. Dat bewind stond immers een streng en autoritair opgelegd secularisme voor. De islamistische revival was daarop een reactie. Net als in Egypte was de islamistische invloed in de opstand zelf nauwelijks voelbaar: die werd gedragen door jongeren met een mengsel van l democratische, nationalistische en radicaal-linkse opvattingen waarin de georganiseerde godsdienst slechts een bescheiden rol speelde.

De islamistische politieke macht lokte een tegenreactie uit. Vakbonden en linkse groepen mobiliseerden zich, maar gingen tegelijk een verbond aan met de politieke stroming waar het oude regime in wortelde: seculier autoritair nationalisme. Gezamenlijk bouwden al deze krachten voldoende druk op om de verdere opmars van islamistische macht terug te dringen. Maar er dreigt nu een verkapt nieuw autoritarisme dat het vaandel van de Oorlog tegen Terrorisme voert, daarbij krachtig in de kaart gespeeld door het terrorisme van IS dat ook op Tunesisch grondgebied haar oorlog voert. Het zal niet meevallen voor sociale emancipatiebewegingen om hun autonomie te bewaren dan wel te herwinnen, zodat ze buiten en tegenover zowel de religieuze als de militair-seculiere contrarevolutie de nog immer nodige bevrijdingsstrijd kunnen voeren.

Dit geldt allemaal ook in Egypte, maar dan met verdubbelde scherpte. Dat land maakte een soortgelijke slingerbeweging door. Aanvankelijk kwam daar een militair bewind aan de macht. Dat stond onder druk van nieuwe, vaak felle protesten die dan weer heftige, soms dodelijke repressie over zich heen kregen. Intussen gingen arbeiders in allerlei diensten en bedrijfstakken in staking, voor looneisen, tegen corrupt management, voor de omzettin g van flexbanen in vast werk en dergelijke. Het militaire bewind ontkwam niet aan verkiezingen en een enkel stapje terug. Die verkiezingen leidden in de zomer van 2012 tot een wedstrijd tussen een pro-militaire kandidaat en iemand van de Moslim broederschap. De pro-militaire kandidaat stond feitelijk voor Mubarakisme zonder Mubarak, een terugkeer van het oude bewind. De kandidaat van de broederschap, Morsi, kreeg daarom steun, zelfs van trotskisten, omdat zijn overwinning ten minste de militaire contrarevolutie zou afwenden. Maar feitelijk belichaamde Mrsi en zijn Broederschap de andere, religieuze vleugel van de contrarevolutie. Morsi won, probeerde een neoliberaal beleid te voeren, hanteerde repressie als vanouds, maar gebruikte zijn macht ook om eigen mensen en islamistische regelgeving door te drukken.

Repressie en neoliberalisme leidde tot onvrede op straat. Groeiende macht van de Broederschap leidde tot wrevel in de militaire en bureaucratische top. Die begon Morsi te dwarsbomen, oefende pressie op hem uit en steunde her en der de intussen opkomende protestbewegingen op straat. In de zomer van 2013 protesteerden menigten die in de miljoenen liepen voor de val van Morsi. De menigten hadden geen last van repressie, en berichtgeving dat het ministerie van binnenlandse zaken haar agenten instructie gaf om drinken aan demonstranten uit te delen, zien er geloofwaardig uit. Onder de demonstranten nogal wat feloul, mensen verbonden aan het oude bewind. Dit was een beweging zo breed dat zowel voorstanders van revolutionaire verandering als sympathisanten van militaire contrarevolutie deelnamen, ogenschijnlijk eensgezind , Delen van de vakbeweging deden mee. Delen van de staat hielpen mee door in de weken die eraan vooraf gingen de stroom nogal eens te laten uitvallen, dat dit moedwil was, wordt met grote waarschijnlijkheid aangetoond door het feit dat na de ontknoping de stroomvoorziening opvallend veel beter functioneerde.

Morsi verdween, niet doordat de menigten hem uit zijn paleis jaagden, maar doordat de militaire top hem afzette in een staatsgreep, vermomd als revolutie. En zoals een jaar eerder linkse mensen Morsi steunden tegen het ‘grootste gevaar’ de militaire contrarevolutie, zo steunden veelal diezelfde linkse mensen aanvankelijk de staatsgreep tegen het ‘grootste gevaar’ dat nu door Morsi belichaamd werd. Die steun was niet altijd rechtstreeks, en bestond deels uit de ontkenning dat de staatsgreep wel echt een staatsgreep was: het leger deed enkel wat het volk wilde. Het duurde niet heel lang. Toen Sisi zijn soldaten inzette tgen protesten – van de Broederschap en van wie dan ook – en bijvoorbeeld een grote sit-in uit elkaar liet schieten, was het zelfs voor hardleerse trotskisten duidelijk: dit is een ordinaire militaire dictatuur. Dit is een frontale, bloedige contrarevolutie. Intussen steunde de VS het nieuwe regime met wapens. De oude orde is openlijk terug in het zadel, in Caïro en niet alleen daar.

Is alles voor niets geweest? Op korte termijn lijkt het daar op. Maar schijn bedriegt vaker. Mensen zijn ongetwijfeld bang voor de repressie. Ze zijn vooral ook ontgoocheld door te teloorgang van de hoop van 2011: zoveel elan en inzet, en dít is het resultaat? Maar intussen draagt juist het herstel van de repressieve orde bij aan het soort onvrede dat de vorige versie van die orde op haar grondvesten deed schudden. Mensen likken ook na nederlagen hun wonden, gedenken de gevallenen, herinneren zich de gloriedagen en denken na over waar het verkeerd is gegaan. Ze doen dat in een moeilijke situatie, en half of helemaal ondergronds. Maar ze doen het. Waar dat leerproces vrucht draagt binnen door de repressieve orde getergde mensen, daar is ook die herstelde orde niet permanent veilig.

Peter Storm

  1. #1 by Spruif on 2016/01/19 - 15:40

    Sterk informatief stukje. Ik denk dat dit een stukje is waar veel mensen aan toe zijn, want ik denk dat ik niet de enige ben, die het gedoe in het midden-oosten niet echt meer volgt. Het is gewoon verworden tot een groot bizar bloedbad.

    Maar als ik het goed begrijp komt het ongeveer hier op neer. Neo-liberale corruptie loopt uit de hand, waardoor mensen niet in hun levensonderhoud kunnen voorzien. Dit geheel knapt vervolgens, er ontstaat een machtsvacuüm, vervolgens strijden verschillende partijen om dat vacuüm op te vullen. Het westen heeft vervolgens als rol die beweging te ondersteunen die het beste voor hun imago zal zijn.

    Het probleem met dat hele neo-liberale geneuzel, is dat de theorie niet strookt met de werkelijkheid. De theorie zegt dat de versterking van een financiële elite, ondersteund door ambtenarij, leid tot nationale belangen en dus welvaart voor iedereen. De realiteit is gewoon meneren die elkaar baantjes toe schuiven en veren in de reet steken. De eigen verantwoording van het liberalisme geld alleen voor het klootjesvolk. Dat is een hypocrisie die onhoudbaar is en ook gevaarlijk, omdat vroeg of laat de vlam in de pan schiet, wat hier dus gebeurt is. Er hoeft maar een persoon te zijn, een stapje verder gaat in zijn protest en het hele Ayan Rand grapje stort in elkaar

    Maar dan ? Ja wat dan ? Ik ben van mening dat veel links te rooskleurig denkt over omwenteling. Het vernietigen van het oude, leid niet per definitie tot iets dat beter is, want zoals Proudhon ook zegt, vergeet niet dat de mensen iets geërfd hebben van de oude wereld, namelijk een bepaalde perceptie van de wereld, ze denken vanuit een rechts paradigma. Sloop de macht blokken van dat paradigma en je sloopt niet per se de manier waarop het verankerd licht in de geesten van de mensen. Dat zag je ook in Tunesië, links breekt totalitaire regiems af, maar er zijn meteen velen reactionaire droplullen die bereid zijn het reactionaire machtsvacuüm op te vullen.

    Kortom, revolutie komt niet alleen door fysiek dingen kapot te slaan, maar revolutie komt van binnen uit. Eerst moeten mensen mentaal groeien, onderwezen worden en dan kan er langzaam, stapje voor stapje, het oude omgevormd worden, tot iets dat democratischer is. En dan bedoel ik niet per se op de sociaal democratische manier, maar bijvoorbeeld in de markt. Probeer te collectieveren, eerst binnen de grenzen van de wet. En dan, stapje voor stapje zal je die wet oprekken, tot het uiteindelijk democratischer zal worden. Laat mensen zelf collectieven beginnen, dat is niet verboden, leer mensen hun eigen voeding te verbouwen, etc, etc. Ik denk dat je eerst binnen de grenzen van de wet tot zelfbeschikking over moet gaan, vervolgens moeten mensen 100 jaar aan educatie binnen krijgen en dan pas zal er iets veranderen.

    Als je een of andere Sjeik Djerbutti eruit knikkert, staat er zo weer een andere droplul klaar om zijn plek in te nemen. En de 200 linkse knullen die Sjeik Djerbutti eruit gegooid hebben, staan vervolgens met hun mond vol tanden

    Spruif

  2. #2 by John Segers on 2016/01/16 - 14:15

    Typisch, die nijging om bij revolutie altijd te denken in termen van ‘vandaag dit, morgen dat’ en een jaar later te concluderen dat er dus niets van terecht is gekomen. Terwijl de geschiedenis ons leert dat omwentelingen vele jaren duren. Behalve rechtse omwentelingen natuurlijk. Daar geldt geloof ik inderdaad de regel ‘vandaag dit, morgen orde en netheid.’ Am I right? Or am I right.

  3. #3 by John Segers on 2016/01/16 - 01:00

    3 jaar geleden begon ik ‘mijn’ woordenlijst, waaraan jij een kleine (want 3% van het geheel) maar grote (want vandaag leverde je het 5222-ste woord te weten ‘geschiedenisboeken’) om de cijfercode puzzels uit de volkskrant automatisch, per computer op te kunnen lossen. En vandaag is dat mede dankzij jou, gelukt. Mijn dank is verpletterend.

Comments are closed.