Horizontalistische opstandigheid: Paul Mason en de aftrap


woensdag 4 april 2012

Onderstaand artikel schreef ik voor Doorbraak, waar het onder de titel De wereldwijde beweging van het horizontalisme” al te lezen is.

recensie van: Paul Mason, “Why It’s Kicking Off Everywhere – The New Global Revolutions”, Londen, 2012

Enkele symbolische data vertellen samen vaak al een verhaal. Op 17 december stak Mohammed Bouazizi zich in Tunesië in brand uit wanhoop omdat hem door ambtelijke tegenwerking belet werd groenten en fruit te verkopen om als werkloze nog een beetje aan de kost te komen. Daarmee begon de Tunesische revolutie, en met die Tunesische revolutie kwam de opstandsgolf die als Arabische lente bekend werd op gang. Op 11 februari viel de Egyptische president Mubarak, onder druk van volksverzet. Drie dagen later begon de opstand in Bahrein, een dag daarna in Libië. Zo ging het verder. Op 1 mei begonnen pleinbezettingen in Spanje door de zogeheten Verontwaardigden. In juli volgden actiekampen en massademonstraties in Israël, in een ten onrechte verregaand miskende episode in deze hele protestgolf. Op 17 september ontketende Occupy Wall Street een golf van, eerst Amerikaans en vanaf 15 oktober internationaal, pleinbezettingen en langdurige tentenkampen. Spreken van een wereldwijde actiegolf met revolutionaire implicaties is allang niet overdreven meer.

Pogingen om de gebeurtenissen te duiden zijn allang in volle gang. Linksradicale stromingen – die zich enerzijds bevestigd worden in hun maatschappijkritiek, anderzijds vaak links gepasseerd worden door menigten nieuwe actievoerders die zich van welke vastomlijnde denkrichting dan ook weinig aantrekken – houden zich hiermee bezig. Het gaat hen – ons dus ook – rechtstreeks aan, want de huidige strijdgolf maakt al onze idealen actueler en breder gedragen dan ze sinds decennia zijn geweest. Naast pogingen door anarchisten, marxisten, autonomisten en de diverse tussenvormen, combinaties en variaties daarvan, heeft inmiddels ook de sociale wetenschap en de journalistiek zich op het fenomeen gestort. Dat leidt soms tot buitengewoon boeiende beschouwingen waar juist ook revolutionairen en radicalen veel van kunnen opsteken. Een voorbeeld van zo’n beschouwing is het recente boek van BBC-journalist Paul Mason: “Why It’s Kicking Off Everywhere – The New Global Revolutions”.

Dat boek geef prachtige schetsen van belangrijke episodes van de afgelopen anderhalf jaar. Bij lezing ervan heb je als nieuwsvolger vaak ervaringen van: ah ja, da’s waar ook, dat is óók nog gebeurd! Zo is het nuttig dat Mason in herinnering roept dat al vóór de Arabische Lente op gang kwam, er van alles gebeurde dat voorbode voor de latere explosies was. Een voorbeeld daarvan is het felle studentenprotest in november en december 2010 in Groot-Brittannië. Veel van wat de huidige verzetsgolf zo opvallend maakt, zag je daar al. Felle, directe acties van protest die grote aantallen mensen op de been brachten; horizontale, direct-democratische actievormen, met een minimum aan hiërarchie; het behendige gebruik van internet, vooral via sociale media. Aanzetten in die richting die hij ook in herinnering rot: de democratische protestgolf tegen verkiezingsmanipulatie in Iran. Achteraf is er wel degelijk een patroon zichtbaar van aanzwellend internationaal protest, en het is een kracht van Masons boek dat hij dat patroon tot leven weet te brengen.

sociale dimensies, economische achtergrond

Zinnig zijn Masons pogingen om de bewegingen te duiden, sociaaleconomische achtergronden en motieven te benoemen, en daarbij de rol van technologische factoren in het huidige activisme uit de werken. Hij ziet drie groepen in actie komen. Er zijn de stedelijke armen, of ze nu in krottenwijken van Caïro het vuilnis verwerken en opruimen, of in de sloppen van Londen exploderen wegens racisme, politiegeweld en sociale uitsluiting. Er is de traditionele arbeidersklasse die zich verweert tegen bezuinigingsbeleid. En er is vooral de groep van, kort gezegd, afgestudeerden zonder toekomst. Die laatste groep zorgt vaak voor de lont in het kruitvat. Jonge mensen die hard moesten studeren, er vaak bij moesten werken en/ of moesten lenen, om dan na hun studie te merken dat er geen werk was dat bij hun opleiding en verwachtingen paste. Sterker: er was voor deze mensen vaak helemáál geen werk. Jeugdwerkloosheid, werkloosheid vooral onder hoogopgeleiden, het speelde keer op keer een hoofdrol in verzetsgolven, in Tunesië en Egypte, maar ook in Griekenland, in Spanje met zijn gigantische jeugdwerkloosheid, en bij Occupy Wall Street. Bewoners van binnensteden waar de woede broeit; industriearbeiders bij wie de zorg over bezuinigingsbeleid zich ophoopt; en de jongerengeneratie wiens verwachtingen steeds wranger botsen met een harde realiteit, dat was de cocktail die vanaf 2010 in land na land explodeerde. En Mason maakt dat exploderen inzichtelijk, met mooie, goedgeschreven en leerzame vertellingen. Sommige van de mooiste vertellingen gaan trouwens niet eens over het verzet zelf, maar over de sociale ellende als haar voedingsbodem én de creativiteit waarmee mensen zich daarin toch staande proberen te houden. Een prachtig hoofdstuk beschrijft Masons reis van Oklahoma naar Californië, hetzelfde traject als dat John Steinbeck beschreef in zijn roman The Grapes of Wrath verhalen van mensen met schulden, mensen zonder baan, mensen ontworteld en in hun bestaan bedreigd, mensen vervuld van grote woede over een bestel dat hun dit aandoet.

Mason plaatst de groeiende woede van miljoenen tegen een economische achtergrond van op hol geslagen neoliberalisme waar rechts, maar ook wat doorgaat voor links, volop medeplichtig aan waren en zijn. Bezuinigingen, marktwerking, ruim baan voor geldelijk gewin als hoogste norm is de dominante politiek geworden. De teloorgang van sociaaldemocratische politiek speelt hier een rol. Maar ook traditioneler vormen van radicalisme, het leninisme met zijn gevestigde partijachtige structuren, hebben weinig uitstraling meer. Actievoerders ontdekken de waarde van het zelf doen, buiten traditionele verbanden. Hierin speelt de werking van internet en sociale media volgens Mason een enorme rol. Hij schetst de opkomst van wat hij het ‘networked individual’ noemt: mensen die deel zijn van allerhande netwerken waarbinnen ze opereren, meedoen aan zaken, initiatieven kunnen nemen als zij dat willen, zonder zich permanent te binden, zonder zich te onderwerpen aan hiërarchische structuren of formele organisatievormen. Dit combineert uitstekend met de vorm van direct-democratisch, op consensus gerichte, niet-hiërarchisch opgezet activisme waarvoor hij het mooie woord “horizontalisme” hanteert. We zagen dat in de Egyptische revolutie, we zien het nu in Occupy, we zagen aanloopjes ertoe al in Iran toen vooral Twitter zo’n opgang maakte. Voor Nederlandse lezers: iets ervan zagen we in Nederland bij het scholierenprotest eind 2007 tegen de 1040-urennorm, de ‘ophokplicht’. Dat kreeg in hoge mate vorm en vaart via msn en vooral Hyves. Partijen en traditionele vakbondsorganen hadden goeddeels het nakijken terwijl een razende golf van straatacties door het land spoelde en pas na twee volle weken tot bedaren kwam. Mason noemt het niet, maar het past wel in zijn analyse.

Het is precies zijn aandacht voor de rol van sociale media waar recensenten van meer traditioneel links over struikelen. Dat geldt bijvoorbeeld voor Johnny Jones, die Masons boek besprak in “The shock of the new: anticapitalism and the crisis” een recent artikel in International Socialism Journal, het theoretische tijdschrift van de Britse trotskistische groepering SWP. En ik moet bekennen, hele af en toe bekruipt ook mij het gevoel dat hij zich door de hype-aspecten van het verschijnsel laat meeslepen. Tegelijk kan ik me allang niet meer voorstellen hoe we in Tilburg Occupy op gang hadden kunnen krijgen zonder een zeer centrale rol van Facebook. Het gaat hier niet alleen om het verspreiden van actieoproepen, het gaat hier ook om het bevorderen van een politieke cultuur waarin werkelijk geen bestuur is, geen leiding in de zin van: geen groep met bevoegdheden om voor een grotere groep beslissingen te nemen. Internet en sociale media hebben het horizontalisme niet verwekt: het anarchisme en aanverwante stromingen zijn eerdere, horizontalistisch opererende bewegingen, de Parijse Commune kreeg in 1871 bekendheid zonder zelfs maar één YouTube-filmpje, en in Spanje ontketenden anarcho-syndicalistische arbeiders in 1936 een revolutie zonder dat Facebook of Twitter er maar aan te pas kwamen. Toch lijkt het me evident dat horizontale werkwijzen, en daarop aansluitende opvattingen, vleugels kunnen krijgen naarmate grote aantallen mensen niet alleen als passieve ontvangers van oproepen mee kunnen doen, maar als actieve verspreiders en opstellers hun rol spelen, met erg weinig drempels. Je zit niet alleen in een netwerk; iedereen is in principe een middelpunt van een netwerk, en dus niets minder dan de rest. Ik weet het, met Facebook-groepen waarin de ene admin de ander uitsluit is ook dat medium niet vrij van autoritair gedrag. Maar de drempel om dan zelf een nieuwe groep te beginnen als je ergens weggewerkt wordt, maakt de greep van zulk gedrag tamelijk gering. Dat de strijd niet op internet gevoerd en gewonnen kan worden, is intussen duidelijk, en ook bij Mason bekend. Hijzelf schetst hoe in Egypte actievoerders op een gegeven moment de arme wijken introkken om daar demonstraties op gang te krijgen. Dáárdoor, en niet door de Facebook-oproepen op zichzelf, ontketenden ze een revolutie. Maar dat doet aan de rol van internet en sociale media niets af.

‘Networked individual’  en antikapitalisme

Critici zien in de opkomst van dat ‘networked individual’ soms een internalisering van een neoliberaal gedragspatroon: iedereen als individu als deelnemer aan een soort vrije markt van ideeën en initiatieven; wat werkt, slaat aan , wat niet aanslaat werkt blijkbaar niet. Een soort vrije markt. Ik vind deze kritiek een beetje unfair. Marktwerking gaat over concurrentie, waarbij het een ten koste gaat van het ander. Het soort initiatieven waar het in Facebook-activisme om gaat, vertoont ook wel rivaliteitstrekjes – voegt netwerk A zich bij oproep B, of andersom? – maar vrijwel automatisch worden ook dwarsverbanden gezocht en gelegd. De oproepen om de uitzetting van Mauro te voorkomen, botsten niet met de oproepen om Occupy vaart te geven. Integendeel, via Occupy-netwerken werden de Mauro-oproepen juist verder verbreid. En bij elke oproep zit de mogelijkheid tot commentaar, kritiek, discussie. De hype rond Kony-1212, een videofilmpje dat een klopjacht op een oorlogsmisdadiger in Oeganda beoogde te ontketenen, kreeg vrijwel direct weerwoord van mensen die achtergronden van initiatiefnemers, door hen verwaarloosde aspecten van het conflict in Oeganda en andere problematische kanten ervan blootlegden. Dat het niveau van discussie op internet soms hemeltergend is, is waar. Maar het hele fenomeen vanwege allerhande beperkingen afdoen als geïnternaliseerd neoliberalisme is de plank misslaan.

Bovendien miskent het een diepere claim van Mason ten aanzien van de rol van sociale media, het ‘networked individual’ en het bijbehorende horizontalisme. Het is niet alleen van invloed op het organiseren van acties en protesten. Het verandert de manier waarop bedrijven en instellingen bestuurd zouden kunnen worden. In tegenstelling tot eerdere verzetsvormen en -ideologieën hoeft het volgens hem nu wellicht niet meer te gaan om vervanging van het kapitalisme door socialisme of zoiets. Er verandert iets binnen het kapitalisme. De vrijheid, de menselijke emancipatie, die volgens de aloude Marx bereikt zou worden als de arbeidersklasse het kapitalisme omverwierp, het individualisme te boven kwam en een waarachtig gemeenschapsleven wist te combineren met werkelijke persoonlijke vrijheid, is er niet gekomen. Maar, zo vraagt Mason zich af: “is het nu mogelijk om je te kunnen voorstellen dat het ge-emancipeerde leven geleefd kan worden (…) op het terrein van het kapitalisme zélf – zelfs op het terrein van een verregaand aan de markt onderworpen vorm van kapitalisme, zij het in conflict daarmee?”(pag. 143) Even verderop: “Wat als – in plaats van te hopen op de ineenstorting van het kapitalisme – het geëmancipeerde menselijke wezen al binnen het instorten van de oude orde spontaan begon te verschijnen?” (pag. 145)

Hij ziet dit nog niet expliciet als antikapitalisme, maar omschrijft wel iets van de mogelijkheden die zich aandienen: wat als het kapitalisme van de toekomst nu eens neerkomt op een “semi-communale, vorm van kapitalisme, met als voorbeelden de open source software en gebaseerd op samenwerking, onderneming zonder management, projecten vrij van winst, en open toegang tot informatie?” (pag. 145) Ja, Paul Mason, wat dan? Is een economie waarin bedrijven zonder management en zonder winstoogmerk draaiende blijven, en waarin iedereen toegang heeft tot noodzakelijke informatie en technologie, nog wel kapitalisme te noemen? Hebben we hier niet veeleer een herleving van een antikapitalistische en antiautoritaire traditie die graag spreekt van “het scheppen van een nieuwe wereld in het omhulsel van de oude”? Mason trekt die revolutionaire, antikapitalistische logica waarvan hij contouren schetst, niet tot die conclusie door. Dat is jammer. Maar het staat lezers natuurlijk vrij om dat wél te doen, en dat maakt het boek van Mason als aanzet tot verdere kritische bezinning op wat revolutie vandaag en morgen zou kunnen betekenen, waardevol.

Mason zelf heeft intussen een goed oog voor het feit dat het ook allemaal mis kan gaan met de huidige revoltes. Hij trekt historische parallellen, opvallend genoeg niet zozeer met de jaren zestig, maar met eerdere episodes: de revoluties van 1848, en de Great Unrest, de stakingsgolven die de jaren vlak voor de Eerste Wereldoorlog de greep van het kapitaal uitdaagden. Met beiden liep het niet zo goed af. En ook nu ziet Mason een gevaar: als er geen progressieve bijstelling van het neoliberalisme komt, dan dreigt een herleving van de oude nachtmerries van nationalisme, protectionisme, xenofobie en racisme. Nachtmerries waarvan hij in bijvoorbeeld Griekenland als tekenen waarneemt. En waar hij in delen van het boek zijn kaart lijkt te zetten op het succes van de revoltes, inclusief hun horizontalistische dynamiek, daar is hij in andere delen van hetzelfde boek toch terughoudender. De sociaaldemocratie heeft haar maatschappijkritische elan verloren en is meegegaan met het neoliberalisme. Het leninisme kan noch de meeste nieuwe activisten, noch Mason zelf, erg boeien en leidt een kwijnend bestaan; maar horizontalisten getuigen volgens hem weer van een gebrek aan strategie. Dan blijft er niet zo veel over, en Masons hoop lijkt toch vooral het verlangen naar een soort van sociaaldemocratie dat het neoliberale monster flink inperkt en de wereld voor een regelrechte catastrofe behoedt. Erg expliciet wordt zijn eigen standpunt echter nergens. Hij biedt geen perspectief voor onze strijd. Maar hij beweert ook nergens dat dit de opzet is van zijn boek. Dat is ook niet zo erg: Mason schreef een journalistiek boek, een boek met, naast beperkingen en misslagen, aanzienlijke diepgang en vol van waarde, juist ook voor radicalen en revolutionairen wiens inbreng door Mason wél echt serieus wordt genomen. En het leest als een trein zonder vertraging.

, , ,

Comments are closed.