Egyptische revolutie: volgende ronde in zicht (2)


zaterdag 12 april 2014

Is de revolutie met de staatsgreep van Sisi een complete nederlaag toegebracht? Zijn we echt terug bij af? Dat dacht ik de laatste maanden van 2013 wel, maar het is een te negatief oordeel.

Er zijn redenen om de zaken iets minder somber te zien. Niet zozeer vanwege een algemeen punt dat de marxist Gilbert Achhar maakte, namelijk dat er feitelijk nog niets is opgelost en dat de revolutie daarom voort zal woeden. Hij ging in op het idee dat na een kortstondige ‘Arabische Lente’ de revoluties verslagen zijn. Hij zei ¨Vanaf het begin heb ik beklemtoond dat dit een revolutionair proces van de lange termijn is, geen ‘Lente’ of iets dat stopt bij de omverwerping van deze of gene president. Het is een proces dat niet zal ophouden voordat er radicale sociale verandering plaatsvindt die de regio weer op het spoor zet van sociale en economische ontwikkeling. Zonder die verandering zullen de woelingen aanhouden.” Dat was september 2013. Toegepast op Egypte: zolang de economische stagnatie en de sociale crisis voortduren, zal de revolutie aanhouden, met ups en downs.

Het probleem hiermee is dat het te algemeen is. Ja, zolang de maatschappij in een crisis zit waarvoor revolutie een oplossing biedt, blijft er kans op voort woedende revolutie. Maar er is een andere uitkomst denkbaar dan een revolutionaire doorbraak, namelijk een zodanige repressie dat het uitbreken van ‘woelingen’, laat staan een volgende ronde revolutie, langdurig wordt voorkomen. De noodzaak van revolutie blijft dan, maar de kansen erop zijn in bloed gesmoord. Daar zijn voorbeelden van. De opstand in Birma in 1988, met massademonstraties, stakingen en revolutionaire comités die tijdelijk het bestuur op sommige plaatsen hadden overgenomen. Furieuze militaire onderdrukking volgde, met ettelijke duizenden doden. De leiding van de democratische oppositie, met de onterecht heilig verklaarde Aung San Suu Ky, hapte in de worst van vrije verkiezingen die haar werd voorgehouden, als alternatief voor confrontatie op straat. Ze won die verkiezingen. Maar het bewind, intussen verlost van demonstranten op straat, voelde zich sterk genoeg om die verkiezingsuitslag opzij te schuiven, en regeerde bloedig verder.

Pas in 2007 brak er een volgende, wederom hardhandig neergeslagen, opstand uit, pas jaren daarna kwam er een voorzichtige liberalisering waarin demonstreren en staken weer mogelijk werd. Heeft het zin om die hele periode van 1988 tot en met vandaag, aan te duiden als één revolutionair proces met de spreekwoordelijke ups en downs? Volgens mij is de revolutie in 1988-89 gewoon grondig verslagen, terwijl de spanningen die er aanleiding toe gaven bleven voortbestaan. De maatschappij raakte door een contrarevolutie geblokkeerd. Pas decennia later was het effect van de onderdrukking kennelijk zodanig verzwakt dat een nieuwe ronde van revoltes in zicht kon komen.

Terug naar Egypte en de Arabische Lente. Het feit dat er niets van de sociaal-economische crisis is opgelost, voedt de mogelijkheid van een revolutionair vervolg. Maar de mogelijkheid andere optie – een langdurige contrarevolutionaire blokkade – moet onder ogen worden gezien. Daarmee blijft revolutie, abstract gesproken, weliswaar ‘op de agenda’ staan. Maar iedereen kent het verschijnsel van agenda ‘s waar dingen eindeloos op blijven staan, zonder dat ze daadwerkelijk worden afgehandeld, het to-do-lijstje waar dat ene vervelende item hardnekkig maar op blijft terugkomen..

Of de Egyptische revolutie echt teruggeslagen is door een langdurige reactionaire blokkade is geen uitgemaakte zaak. Achhar staat sterker als hij wijst op het feit dat sociale strijd opflakkert in Egypte, met een boel stakingen die plaatsvinden.” Dat was maart 2014. De speelruimte voor sociale strijd en protest is door militaire onderdrukking ingeperkt. Maar strijd en protest zijn niet volledig onmogelijk gemaakt, en gaan door. De nederlaag van de revolutie is tamelijk incompleet. Maar beter ook.

Een mooi en informatief stemmingsbeeld over Egypte gaf Mathijs van der Sande op de website van Doorbraak. Hij tekent op hoe activisten er over denken. “Hassan is er moe van. Zoals bij veel van zijn generatiegenoten is ook hem de moed in de schoenen gezakt. Heeft het allemaal wel zin gehad?” En hij vervolgt: “Het is een vraag die overal in de straten van Caïro lijkt te spoken.” Het stuk spreekt van een “impasse tussen conservatisme en progressivisme” waarin Egypte in zit. Maar ook een impasse “tussen verschillende generaties, en hun uiteenlopende visies ideeën over politieke verandering” waarbij de oudere generatie veelal vasthoudt aan uitgewerkte, aan oudere theorieën ontleende scenario’s, terwijl mensen van j de nieuwere generatie los proberen te komen van dat verleden. “waarom zouden we in plaats van die abstracte modellen niet kijken naar wat een nieuwe generatie in de praktijk probeert te doen? (…) En fundamenteler: waarom zouden we überhaupt denken over politieke verandering in termen van vooropgezette modellen?” Aldus verwoordt Van der Zande de houding van mensen uit de nieuwe generatie.

De sfeer onder actievoerders typeert hij als “een gemoedstoestand ergens tussen desillusie, weemoed en hoop.” Voor weemoed is reden te over: na de glorieuze dagen toen mensen opstonden, de repressie trotseerden en Moebarak ten val hielpen komen, en de hoopvolle dagen erna. Voor desillusie is reden te over: die hoop van destijds sloeg allengs om met het kapen van volkswoede, eerst door de Broedfe4rschap en vervolgens weer door het leger. Maar redenen tot hoop?

Ja, die zijn er. Het artikel vertelt over allerlei vrij kleinschalige basisinitiatieven, bijvoorbeeld zogeheten “bookcafé ‘s: kleine (veelal in bovenwoningen gevestigde) jongerencentra die het midden houden tussen een boekwinkel en een café.(…) Vel van deze bookcafé ś zijn pas na de revolutie op diverse plaatsen in de sta opgericht, en ze fungeren als belangrijke ontmoetingsplaats voor een gepolitiseerde jonge generatie.” Een waardevolle verworvenheid, net als bijvoorbeeld buurtraden: “Buren verenigen zich nu in nieuw opgekomen raden tegen de oprukkende macht van stadsplanners en projhectontwikkelaars.” Er gebeurt wel degelijk van alles: “De prefurative politiek die we zagen op het Tahrir-plein leeft voort, zij het in kleinere en meer gefragmenteerde vorm.” Met ‘prefiguratief’ wordt gedoeld op het verschijnsel dat in de vormgeving van activiteiten in het hier en nu al vooruit gegrepen wordt naar het soort vrijheid-in-solidariteit die een alternatief voor de bestaande orde zou kunnen vormen.

Maar kleinschalige verbrokkelde initiatieven voorkomen niet dat beklemmende gevoel dat, als concrete resultaten, verdergaande verandering uitblijven, het gevoel van vergeefsheid en een terugval kunnen doorzetten. Politisering van velen wordt aangedragen als de “werkelijke zin van de revolutie.” Maar er is duidelijk meer nodig, domweg omdat mensen behoefte hebben aan daadwerkelijke verbeteringen, niet alleen aan het gevoel om iets van een nieuw soort wereld vorm te geven, zo valt de conclusie van het mooie stuk te verwoorden.

Precies om die laatste reden is de sociale strijd die de laatste tijd is losgekomen, zo belangrijk. Die strijd neemt veelal de vorm aan van stakingen. Dat gaat over sociale en economische eisen. Dat botst met het regime dat rust probeert te scheppen, dat mensen aan het werk wil zien, om winst te genereren en een concurrerend kapitalisme op te bouwen. De Washington Post spreekt in een artikel van 11 april van een kans op een confrontatie tussen verarmde werklieden en een nieuwe president die klaarstaat om dit voorjaar gekozen te worden”, namelijk generaal Sisi. Het s artikel spreekt van acties “in de posterijen, textielfabrieken en zelfs in publieke ziekenhuizen”; de acties zijn “nog gefragmenteerd, grotendeels ongecoördineerd en het ontbreekt aan verenigde eisen. Maar als de geld tekortkomende regering ertoe overgaat om arbeidsonrust neer te slaan in plaatsen als Suez, daar onderstrepen de stakingen een sociale onvrede die nog steeds ettert onder Egypte ‘s arbeidersklasse en zich zou kunnen ontwikkelen tot een steviger oppositie tegen het door militairen ondersteunde bewind.” Ook de Wall Street Jounal ziet het gevaar dat arbeidersprotest voor het bewind kan betekenen: “Egypte ‘s arbeiders vormen uitdaging voor Sisi”, kopt het artikel., om te vervolgen: “een groep onder de 87 miljoen mensen dreigt de wijdverbreide publieke verering waarvan verwacht wordt dat die generaal Sissi het presidentiële paleis in zal brengen, te verstoren: arbeiders.”

Arbeiders die met stakingen voor beter loon en dergelijke het bewind de stabiliteit ontzeggen waar het zo hard naar streeft: dat is voor Sissi een mogelijk gevaar, voor revolutionairen juist een handvat voor hoop. Of de revolutie een zwaardere nederlaag wacht, of juist een opleving beleeft, zal sterk afhangen van de krachtmeting tussen bewind en arbeiders die gaande is. Wie die krachtmeting zal winnen zal zeer afhangen van de vraag hoezeer arbeiders zichzelf organiseren en hun strijd niet uitbesteden aan politici en vakbondsbestuurders die er maar al te snel een instrument voor eigen machtsspelletjes uit smeden. het hangt ook af van de vraag hoe effectief repressie zal blijken te zijn.

Repressie is er al. De Wall Street Journal noemt het aanhouden van vijf vakbondsleiders van de vakbond van postwerkers in Alexandrië, en van de rechtsvervolging tegen een elftal aanvoerders van stakingen bij de posterijen. “Meer dan 50.000 werknemers van de in eigendom van de staat zijnde posterijen zijn over het land in staking sinds zondag”, aldus een artikel van de website Madra Mas dat ik via Libcom.org aantrof. Het artikel noemt ook 200o stakende textielarbeiders, en een staking van ionder meer straatvegers die al acht dagen duurde. Het artikel is van 25 maart; hoe de precieze situatie van de diverse stakingen nu is weet ik niet. Maar dat er een soort stakingsgolf gaande is, is onmiskenbaar. Dat het bewind niet lijdzaam toeziet trouwens eveneens.

Het belang van dit soort arbeidersactie is potentieel immens. De eisen lijken misschien niet revolutionair: looneisen, uitbetaling van bonussen, en dergelijke. Maar de strijd voor zulke eisen zet druk op de klasse die opeenvolgende regimes ondersteunt en wiens uitdrukking de regime zijn: de ondernemersklasse in staat en privébedrijven. Dit soort strijd bedreigt dus de sociale basis van Sisi’s dictatuur. Verslaat de dictatuur de arbeiders, dan is er weinig meer dat een veel diepere contrarevolutie kan tegenhouden. Verslaan de arbeiders de dictatuur, al is het maar gedeeltelijk, dan opent dat ruimte voor verdere revolutionaire opleving. Laten we niet vergeten dat het stakingen en begin februari 2011 waren die een volksopstand voor democratische eisen dreigden te verdiepen tot een sociale revolutie en de druk op het regime extra opvoerden. Laten we niet vergeten hoe kort het toen nog duurde voordat Moebarak door zijn collega-machthebbers overboord werd gegooid.

Peter Storm

, ,

Comments are closed.