Crisis: eind in zicht? Zo ja, wat dan?


donderdag 8 augustus 2013

Is de economische crisis dan eindelijk over het dieptepunt heen? Een reeks recente berichten wijzen in die richting. Dat roept twee vagen op: hoe serieus moeten we het economisch herstel nemen? En wat betekent dit voor mensen onderaan de ladder, voor onze levensomstandigheden, onze voorzieningen en ons verzet?

Nieuws dat wijst op economische groei en vermindering van de crisis is er. “Het economisch herstel in de eurolanden wint aan kracht. Dat concludeerde de Organisatie voor Europese Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) donderdag op basis van toonaangevende economische indicatoren” (Nu.nl, 8 augustus). Hier en daar daalt de werkloosheid iets: “Het werkloosheidspercentage in de VS is gedaald naar het laagste niveau sinds december 2008” (NOS, 2 augustus), namelijk 7,4 procent in juli tegenover 7,6 procent de twee maanden ervoor. Ter relativering: december 2008 was de situatie ook wel echt catastrofaal. Toen vroegen mensen zich af of de economie in een recessie belandde, of met een nog diepere crash in een complete depressie zou duikelen. Een herstel naar dat rampniveau laat zien hoe ernstig de situatie daarna een tijdlang is geweest. Maar toch, de trend qua werkgelegenheid is er een van lichte groei. Dat zien we ook in sommige Europese landen. Spanje: een daling met 0,9 procent van de werkloosheid, naar een nog altijd dramatische 26,26 procent (Aljazeera, 25 juli). De export groeit, het handelstekort is teruggelopen en de bank Bankia maakt zowaar weer winst. Ook in Portugal is de werkloosheid wat gedaald, van 17,7 procent in het eerste kwartaal naar 16,4 procent in het tweede (Nu.nl, 7 augustus). Intussen beleefde China – waar de laatste tijd berichten over verzwakkende groei vandaan kwamen – een groei van de export, “sterker dan verwacht” ( Nu.nl, 8 augustus).

Betekent dit nu werkelijk een eind aan de crisis? Ho, ho. Niet te vlug. Niet overal gaat het beter. In Griekenland is de werkloosheid verder gestegen: van 23,8 procent in mei 2012 naar 27,6 procent in mei van dit jaar (BBC, 8 augustus). De werkloosheid onder mensen van 15 tot en met 24 jaar is 64,9 procent. En in de VS mag het werkloosheidspercentage dan zijn gedaald. “Het werkloosheidscijfer is een positief punt van een verder negatief gestemd rapport. De economie bracht in mei en juni 26.000 banen minder dan geschat voort, Amerikanen werken minder uren en hun salaris daalde” (NRC, 2 augustus). Het rapport waarnaar wordt verwezen is afkomstig van het ministerie van werkgelegenheid in het land. Meer mensen vinden een baan, maar de hoeveelheid van die banen neemt dus maar magertjes toe. Zo zijn er her en der tussen de optimistische berichten nog wel tegenvallers te vinden.

Toch is er kennelijk iets van een trend te bespeuren, en dat is ook helemaal niet zo gek. Recessies, zelfs hele diepe recessies, duren nooit eeuwig. Dat er vroeg of laat een dieptepunt is bereikt, ligt voor de hand. Als bedrijven via forse ontslagen en loondalingen kosten hebben bespaard, dan ligt het vor de hand dat ze hun concurrentiepositie verbeteren en weer wat winstgevender kunnen produceren. Dan nemen ze vroeg of laat ook weer wat personeel aan. Zo daalt de werkloosheid iets. Zo begint de economie weer een beetje te groeien. Het is de functie van een recessie in een markteconomie om een hardhandige sanering door te zetten, ten koste van het aantal en de inkomsten van het personeel van bedrijven. Heeft die in voldoende mate plaatsgevonden, dan herstelt de winstgevendheid van ondernemingen weer wat, en dan krabbelt de economie wel weer op. Dat zien we hier en daar kennelijk gebeuren. Het is een asociaal proces, dat zonder inkomensdaling van miljoenen mensen niet functioneert. Maar in kapitalistische termen is het wel degelijk effectief. In die zin is het dus ook onzin om te zeggen dat het kapitalisme ‘niet werkt’. Het kapitalisme werkt prima. Voor de kapitalisten althans.

Maar er is een pervers aspect aan de dalende werkloosheidscijfers dat tamelijk onzichtbaar blijft in de statistieken. Ja, er is hier en daar sprake van groeiende export, groeiende productie, en dus vinden mensen iets eerder een baan. Maar er is in de langdurige en diepe crisis – ingezet in 2007, verhevigd in 2008, en halverwege 2013 nog bepaald niet voorbij – meer aan de hand. Arbeiders die ontslagen zijn en alsmaar geen nieuwe baan vinden, houden soms op een gegeven moment op met zoeken. In sommige landen is er na een tijdelijke bijstandsregeling geen uitkering meer. Baanlozen die niet ingeschreven staan bij wat in Nederland het CWI heet, bestaan statistisch niet als baanlozen. Dat gaat hoogstwaarschijnlijk in de VS om grote aantallen.

Daar komen nog die arme mensen bij die via illegale activiteiten in leven proberen te blijven om vervolgens in het omvangrijke netwerk van gevangenissen, werkkampen en dergelijke opgesloten te worden. Die mensen zouden, als ze ‘vrij’ rondliepen – in verpauperende wijken, opgejaagd door politie – feitelijk baanloos zijn. Opgesloten en wel blijven ze netjes buiten de werkloosheidsstatistieken, en leveren vaak nog spotgoedkope arbeid ook. Kortom, jeontneemt mensen iedere hoop op een baan, en wie uit de pas loopt, sluit je op. Ook een manier om de werkloosheidscijfers kunstmatig laag te houden. Wegen we dit alelmaal mee, dan moeten de werkelijke werkloosheidscijfers in de VS veel en veel h hoger liggen, wellicht niet eens zoveel lager als die in Griekenland.

Toch is dat nog geen valide reden om helemaal te ontkennen dat er in de economie iets van een wending merkbaar is. De werkloosheidscijfers zijn weliswaar geflatteerd laag; maar de trend is duidelijk. Die wijst naar een lichte daling van de werkloosheid, en een lichte groei in de economie, in een hele reeks landen. Ik geloof niet dat het vruchtbaar is om dat te ontkennen en alleen maar te roepen dat de crisis niet voorbij is en alleen nog maar erger kan worden. De crisis van de jaren tachtig ging voorbij. De crisis van de jaren zeventig ging voorbij. De depressie van de jaren dertig ging voorbij. Deze crisis gaat ook voorbij – maar op ónze kosten, over onze ruggen. Zolang we dat laatste toelaten althans.

Wat houdt dit in voor de strijd van degenen over wiens ruggen de economie functioneert? Weinig goeds, althans niet automatisch. De crisis functioneert als mechanisme om de winstgevendheid van bedrijven te vergroten. Dat gebeurt door loonkosten te verlagen via ontslagen en loondaling. Het gebeurt ook door de belastingdruk voor bedrijven te verlagen, direct en indirect. Als die lager wordt, zijn bedrijven minder kwijt aan belastingen, en kan ook de inkomstenbelasting lager. En als arbeiders minder belasting betalen, wordt het weer makkelijker voor ondernemers om lonen lager te houden, want lager brutoloon én lagere inkomstenbelasting betekent netto niet of minder inkomstendaling, en roept dus minder weerstand op. Om belastingen laag te houden zijn er de eindeloze bezuinigingen op overheidsuitgaven. De eigen bijdragen die we in de zorg betalen, kinderopvang die te duur wordt, de gesloten bibliotheek en muziekschool – het zijn methoden waarmee mensen aan de onderkant onvrijwillig de bedrijven subsidiëren. Door te bezuinigen op onze voorzieningen, ondersteunen overheden de winstgevendheid van de bedrijven. Gecombineerd met loondaling en massaontslag vormen bezuinigingen feitelijk een wapen van ondernemers en staat tegen degenen van wiens werk zij rijk worden. Crisis is daarmee niet een ongrijpbaar objectief economisch mechanisme. Crisis is geconcentreerde klassenstrijd van staat en kapitaal tegen ons allemaal.

Als er wat winstherstel is, dan is dat dus ten koste gegaan van arbeiders en anderen aan de onderkant, van onze voorzieningen en dergelijke. De crisis ebt dan weliswaar wat weg, maar de toegebrachte schade blijft. Als er weer personeel wordt aangenomen, dan op slechtere voorwaarden dan voor de crisis. Gesloopte voorzieningen worden niet weer opgebouwd, de bibliotheek blijft gewoon dicht. Dat er weer wat economische groei plaatsvindt, is voor regeringen geen reden om de teugels te laten vieren en minder te bezuinigen. Ook is het geen reden voor bedrijven om spontaan lonen en arbeidsomstandigheden te verbeteren. Integendeel: om de fragiel gegroeide winstgevendheid vast te houden, zullen bedrijven en staat doorgaan met snoeien en korten waar ze kunnen. De crisis gaat voorbij – voor de kapitalisten. De sociale catastrofe die met de crisis samenhangt, blijft echter. Afwachten hoe met economische groeicijfers de politici hun sociale gezicht zullen vinden, is leven in dromenland.

Ik roep graag de jaren negentig in herinnering, de jaren van een tweetal kabinetten waarin PvdA en VVD samenwerkten net als nu. Het eerste ervan trad aan in de staart van een recessie. Stevig bezuinigen was toen de lijn. Er kwam economische bloei, maar op basis van relatief lage lonen en van een flexibilisering van de arbeidsmarkt die de bestaanszekerheid van werkende mensen permanent onder druk zette. Er kwam via privatisering en alom bevorderde marktwerking een verschraling van voorzieningen op gang – voorzieningen als OV, onderwijs en zorg. Die werden tegelijk vaak duurder, en ze werden bestuurd door managers met steeds opzichtiger oplopende salarissen. Er was economische bloei. Et was tegelijk ook groeiend contrast tussen arm en rijk, groeiende bestaansonzekerheid, uitholling van sociale en collectieve voorzieningen.

Het leven was voor de brede onderkant van de maatschappij na de crisisjaren 1990-1994 niet op het niveau teruggekeerd van voor die crisis. Het was op wezenlijke punten slechter geworden, en die verslechtering werd door de economische bloei van 1995-2000 niet ongedaan gemaakt. Iets soortgelijks gebeurde na de volgende crisis, die tussen 2001 en 2005. Felle bezuinigingen door Balkenendige kabinetten, gevolgd door voorzichtige economische groei waarin de gevolgen van die bezuinigingen echter niet ongedaan werden gemaakt. Als er nu weer economische groei komt, betekent dat net zo min het automatisch ongedaan maken van beleidsmatig toegebrachte schade als na de vorige recessie.

Afwachten hoe na het zuur eindelijk het zoet van hogerhand ons deel zal worden is dan ook niet verstabndig. Zoals we tijdens de crisis elke aanbal op lonen, levensstandaard, voorzieningen van de brede onderkant dienen te beantwoorden met verzet, strijd, directe actie, van protestmanifestatie tot en met staking, sabotage en meer, zo zal datzelfde soort strijd erna net zo hard nodig zijn, willen we ook maart iets van de toegebrachte schade hersteld zien. Niets kregen we vroeger cadeau, niets krijgen we vandaag en morgen cadeau.

De omstandigheden voor het noodzakelijke verzet veranderen echter wel, als de crisis werkelijk op. haar retour blijkt te zijn. Er is dan een wijziging in het politieke debat te verwachten, in het maatschappelijke klimaat in het algemeen, maar ook in heel concrete machtsverhoudingen op en rond de werkplek. Sommige van die wijzigingen zijn in ons voordeel, bij anderen is dat geen uitgemaakte zaak. Zo zal er, als de crisis inderdaad wegebt, door de voorstanders van het huidige beleid victorie gekraaid worden: zie je wel, al dat bezuinigen was vervelend, maar het heeft wel gewerkt! Zoals de economische bloei van de jaren negentig het neoliberalisme van krediet en legitimiteit hielp voorzien, zo zullen de huidige neoliberalen argumenten aan eventueel economisch herstel ontlenen.

Zoiets vergt een radicaal antikapitalistisch antwoord, dan maar beter iets verder kan gaan dan platte ontkenning. Twee elementen van zo’n antwoord springen er uit. Het eerste is dat kostenbesparingen via bezuinigingen, loondaling en ontslag inderdáád bedrijfskosten drukken en dus de winstgevendheid versterken. In die zin hebben de neoliberalen en bezuinigaars gelijk – maar het is het gelijk van de roversbende die op de effectiviteit van hun overval wijst. En ja, die winstgevendheid vertaalt zich misschien in wat groei en wat nieuwe banen. Ook dat gelijk kunnen we de neoliberalen gunnen. Maar het is het gelijk van de mafia die wat wat kruimels en liefdadigheid overlaat aan armen, na ons allemaal stevig te hebben afgeperst. Wie mensen besteelt en berooft, wordt rijker, en wie van de opbrengst wat uitdeelt, kan nog populair worden ook. Dat wist het drugskartel in Medellin ook al. Dát is het neoliberale gelijk, en dat mogen we er best inwrijven.

Maar dezelfde soort kostenbeperking heeft ook een tegengesteld effect: al die mensen die eerst een baan hadden en nu niet meer, al die mensen met vroeger een draaglijk salaris en nu een hongerloon – al die mensen geven minder uit. Dat betekent minder afzet van bedrijven, hetgeen de economische activiteit afremt en de recessie juist versterkt. Kostenbeperking voor de bedrijven via bezuiniging, laag loon en ontslagen heeft dus tegenstrijdige effecten: herstel van winstgevendheid, maar ook minder afzetmarkt die de winstgevendheid inperkt. Het bezuinigingsbeleid en dergelijke mag uiteindelijk de winstgevendheid hebben gered, het heeft tegelijk het economische herstel vertraagd. Als anti-recessie-politiek is het bezuinigingsbeleid dan ook niet geloofwaardig, hetgeen de bezuinigingsmaffia er niet van zal weerhouden om de eer voor het eind van de recessie op te eisen. Die eer moeten we ze helemaal niet gunnen.

Evengoed is dat herstel van winstgevendheid wel een factor die de economische groei soms bevordert. Maar het doel van al dat bezuinigen was winstgevendheid – met groei als bijproduct, niet als doen. Het kan de ING niets schelen of de Nederlandse economie groeit of krimpt, zolang zij jaarlijks maar megawinsten draaien. Economische groei is bijzaak voor bedrijven, hooguit interessant als context en als legitimatie van beleid. Hoofdzaak is winstgevendheid, en die wordt bereikt ten koste van de mensen die het te laag betaalde werk doen, de te dure spullen van bedrijven kopen, gebruik maken de beroerde en te kostbare diensten van bedrijven en hun voorzieningen kaalgeslagen zien worden om bedrijven te vrijwaren van teveel belasting. Het is een asociaal mechanisme, zowel tijdens recessie als tijdens economisch herstel evenzeer verwerpelijk.

Er zijn meer mogelijke effecten van economisch herstel. We zagen al dat het misplaatst is om er op te rekenen dat met economische bloei ook allerlei sociale verbeteringen zullen worden doorgevoerd, bezuinigingen worden teruggedraaid, salarissen worden verhoogd en wat al niet. Het interessante is echter dat mensen zulke verwachtingen wél zullen hebben. Waar blijft na al dat zuur het zoet? Dat geeft een maatschappelijk klimaat waarin opkomen voor verbeteringen niet zo moeilijk is. Het verhaal van ‘het is crisis, er is geen geld, we moeten allemaal pijn lijden’ – toch al niet geloofwaardig zolang rijken en bedrijven konden incasseren op onze kosten – wordt een beetje onverkoopbaar als de crisis verdwijnt. Er ís weer wat te halen, zo zullen mensen denken – dan gáán we het halen ook. Een botsing, tussen groeiende verwachtingen aan de onderkant, en een bovenkant die haar best blijft doen de hand op de knip te houden, ligt dan voor de hand. Die botsing krijgt extra scherpte vanwege in crisistijd opgehoopte woede en frustratie. Als daar de rem af gaat, als dat explodeert?

Tegen dei achtergrond zou het einde van de crisis wel eens niet tot sociale schijnvrede kunnen leiden, maar juist tot groeiende sociale strijd. In die strijd staan arbeiders ook nog eens potentieel sterker dan tijdens het dieptepunt van de crisis. Als er elke maand collega’s de laan uit gaan als er amper vacatures zijn, dan is het riskant om als arbeider je nek uit te steken. Je kunt er zelf bij de volgende ontslagronde uitvliegen, en als je als lastpost bekend staat, is dat risico groter. Staken in tijden van hoge werkloosheid is daarom lastig, en de inkomensderving die stakers hebben maakt het ook niet makkelijker.

Maar als arbeiders merken dat er geen mensen meer de laan uit vliegen, dat er zelfs weer collega’s bij komen, dan verandert dat. Als arbeiders merken dat er weer vraag is naar nieuw personeel, dan kunnen ze zich wat sterker voelen. Dan is het minder riskant om je mond open te trekken, dan voel je je als arbeider een stuk minder vervangbaar en een stuk meer onmisbaar. Dat krachtsgevoel, als steun in de rug voor groeiende verlangens en voor een explosie van eerder opgehoopte crisiswoede, wijst richting strijd. Stel je voor: de woede zoals we die keer op keer in  Griekenland zien,maar dan zonder de verlammende effecten van alsmaar oplopende werkloosheid…

Het zou niet voor het eerst zijn dat arbeidersstrijd opleeft, niet tijdens het dieptepunt van crisis maar juist als de crisis haar dieptepunt ruimschoots is gepasseerd. Als dat nu weer gebeurt, laten we als strijdbare mensen aan de onderkant er dan uithalen wat er in zit – en meer.

Peter Storm

,

Comments are closed.