Crisis in de SWP (2)


maandag 4 februari 2013

Er zijn nog twee wezenlijke punten in de crisis waar de SWP zichzelf in heeft gestort, naast dat kernpunt hoe je met verkrachtingszaken omgaat, en wat de gekozen aanpak zegt over hoe in de SWP tegen verkrachting aangekeken wordt. Er is de zaak van interne partijdemocratie, de zaak van hoe de SWP georganiseerd is. En er is de zaak van hoe de partij functioneert, haar werkwijze en tactieken. Beiden hangen samen, en dat laatste krijgt te weinig aandacht, juist ook door de critici die wijzen op het bureaucratiche leiderschap dat de SWP kenmerkt.

De organisatie is verregaand top-down, dat klopt. Eens per jaar kiest een conferentie een leiding, een CC. Maar dat gaat per lijst, per ‘slate’. Dus: je mag ja zeggen tegen de complete lijst van kandidaten – of je zegt tegen het hele zwikje nee. Je kunt niet de ene kandidaat wel, en de andere kandidaat niet je stem geven. Dit maakt het voor het CC makkelijk om zelf met een lijst te komen en iedere aanval op één van hen te pareren door te zeggen: dan moet je maar met een compleeet eigen tegenlijstje komen. Iets wat voor een oppositiegroep, die niet de lijnen heeft om in de hele organisatie te communiceren en te discussiëren die het CC wel heeft, tamelijk lastig is. Het is een werkwijze die in Lenins tijd trouwens niet gehanteerd werd. In die tijd stemden partijcongressen individueel op kandidaten, ghetgeen dus beteknde dat mensen met heel verschillende gezichtspunten samen in één CC belandden. Gezichtspunten die dan ook nog eens openlijk in de partijpers werden besproken. Tot 1921 – tot vér in de tijd dat de Bolsjevistische partijleiding de Russische revolutie aan haar eigen dictatuur had onderworpen, iets dat in 1917 onmiddellijk begon – was dit toch nog de norm binnen de partij en haar leiding.

Daatr komt iets bij. De meeste CC-ers zijn door de partij betaalde krachten. Naast die CC-ers zijn er ook een aantal partijtaken die door betaalde mensen worden gedaan, als beroep: disctrictsorganisatoren, verantwoordelijken voor het aansturen van studenten- en vakbondswerk. De CC-ers worden tenminste nog gekozen, maar die andere fulltimers niet. Die worden benoemd door… het CC. Als het CC zelf nieuwe mensen wil voorstellen om tot het CC toe te treden, dan zijn draagt ze maar al te makkelijk betaalde functionarissen vor die als districtsorganisator – om afdelingen aan te sturen in een regio – hun sporen hebben verdiend. Maar wat zijn die sporen? Het doorgeven en helpen uitvoeren van de instructies van dat CC. Korter: het CC benoemt jou als organisator; voldoe je aan de verwachtingen van dat CC, dan maak je kans op een voordracht als CC-er. Eenmaal op de kandidatenlijst is succes verzekerd, vanwege dat ‘closed slate’- systeem. Zo bepaalt het CC feitelijk haar eigen samenstelling en opvolging. Daar kom je als oppositioneel lid amper tussen.

Dat wordt versterkt door rigide regelgeving. Fracties – georganiseerde opposities – mogen dus alleen in de drie maanden voorafgaand aan de jaarlijkse conferentie, en worden na de conferentie ontbonden. Besluiten over tactiek en strategie worden nauwelijks, en doorgaans pas achteraf, aan leden voorgelegd. Toetreden tot bredere actiecoalities, inzet voor grote stakingen en demonstraties – het CC beslist erover. Gecombineerd met de sterke machtspositie van dat CC betekent het dat leden nauwelijks greep hebben op de besluitvorming, zelfs als CC-ers zich netjes gedragen.

Maar dat laatste is vaak ook niet het geval. Mensen raken bedorven door permanente machtsposities, zo simpel is het, en ook revolutionaire bedoelingen zijn daartegen geen garantie, zacht gezegd. Ook de relatief bescheiden machtsposities van CC-ers zijn een gevaar voor degenen die aan hun macht ondergeschikt zijn. Ook dát zien we terug in de de verkrachtingsbeschuldiging tegen kameraad Delta. Een leidinggevende in een bedrijf die seks vraagt of opdringtaan een ondergeschikte deugt niet, is een vorm van misbruik. Waar de meerdere besluiten over de loopbaan van de ondergeschikte kan nemen, geldt dat nog sterker. Welnu, precies dit soort verhoudingen van suprematie en onderschikking typeren de houding van partijleiding en leden, en precies dat maakt verkrachting al denkbaarder dan in open niet-hiërarchische verhoudingen. En het maakt de neiging van collega-partijleiders om hun maat af te dekken, ook weer groter.

Hiërchische organisatie, geslotenheid en seksueel misbruik gaan vaker hand in hand. Er is al eens een partij vanuit de Trotskistische traditie geïmplodeerd vanwege omvangrijk seksueel misbruik. De Workers Revolutionary Party (WRP), onder partijbobo Gerry Healy een forse club, stortte in toen diezelfde Healy seks bleek af te dwingen van enkele tientallen vrouwelijke partijleden. Simon Piriani, schrijver trouwens van “Revolution in Retreat” , een belangrijk boek over arbeiders in Rusland tegenover de opkomende Leninistische staat in 1920-1924, zet uiteen hoe ernstig – veel en veel ernstiger dan in de SWP, zelfs als de ergste versies die de ronde doen kloppen – de verrotting van Healy’s SWP was. Ik vond deze link via het vrij vervelende weblog Socialist Unity, waar erg veel geroddeld wordt over de SWP-ellende, maar waar je toch beter af en toe kunt kijken als je de zaken wilt volgen. Zolang de SWP niet zelf met wat meer openheid van zaken komt, zal ook ik me met zulke, vanuit de SWP en haar megafoonkameraden natuurlijk makkelijk als “sektarisch” afgedane websites behelpen.

Terug naar de SWP en haar leiding. Er staan intussen voor CC-ers en fulltimers belangen op het spel die verdedigd moeten worden. . Die worden weergegeven als verdediging van de rrrrevolutionaire taditie, de opbouw van de voorhoedepartij die de klasse nodig heeft, etcetera. Maar, oprecht of niet, daarmee verstrengeld is een ander belang: baanbehoud. Keith Watermelon geeft een aardige schets van hoe het ongeveer werkt in de SWP met dat CC en die fulltimers. Nee, je wordt niet rijk van een plek als fulltimer in of onder zeggenschap van het CC van de SWP. En het is hard werken, plus afgebekt worden door, jawel, je meerderen, want zo werkt het als een Callinicos je de les leest (been there, done that, al was het onbetaald en in Nederland). Maar het is betaald werk dat veelal minder vervelend wordt gevonden dan terug naar het werk dat je ervoor deed. En hoe langer je fulltimer bent voor de SWP, hoe groter het gat in het CV dat feitelijk ontstaat, en dat je aangrijnst als je dreigt je fulltimerschap te verliezen. Mensen die na hu studietijd al snel betaalde organisator van de SWP worden, lopen jaren mis in hun loopbaanplanning, cynisch gezegd. Als je vervolgens dan vroeg in de veertig bent, je wordt wat te kritisch, je gaat de oppositie in en zou je CC-baan kunnen verliezen… en je wordt bedreigd met verlies van fulltimerschap, dan dreigt baanloosheid met erg weinig verder perspectief. Vertel zo iemand dat zijn of haar werk voor de SWP een historische noodzakelijkheid is, maar dat daar loyaliteit aan die partij bij hoort… en mensen zullen daar gevoelig voor zijn. Oprecht, maar het klopt tegelijk bij hun materiële positie.

Beroeps-CC-ers en hun betaalde personeel vechten als ze de oppositie te lijf gaan dus om méér dan bevoegdheden en tactiek. Ze vechten tegen het vooruitzicht dat ze straks weer de arbeidsmarkt op moeten, net als de paar duizend gewone partijleden. Verlies van CC-functie – zeker als het de hele groep tegelijk betreft – opent ook nog een doos van Pandora over wie de baas is over partijkas, partijpers , kantoor en noem maar op. Het idee dat de huidige leiding zonder slag of stoot haar – bescheiden maar reële – materiële posities prijs geeft vanwege zelfs een brede en overtuigende oppositie, kunnen we doorstrepen. Het Zijn bepaalt het Bewustzijn, wist een zekere Karl Marx al in zijn wat meer anarchistische buien, en dat geldt dus ook voor het zijn en bewustzijn van CC-ers en hun fulltime-apparaat. Wiens brood men eet, diens woord men spreekt, wist een Bijbels auteur al veel langer geleden.

De organisatievorm van de SWP is echter niet zomaar een slecht idee van Callinicos of Tony Cliff of zelfs Lenin Himself. We zagen al dat de Bolsjevieken in Lenins tijd een veel opener stijl van werken hanteerden dan de SWP. Er zijn inmiddels tal van kritieken op die SWP-structuren en praktijken vanuit diverse Leninistische perspectieven zelf. Het recht op tendens- en fractievorming wordt door trotskisten van de hoofdstroom van de Vierde Internationale – ook een loot aan de Leninistische stamboom – bijvoorbeeld wel erkend. Het hele jaar door, maar liefst. “Whose Democratic Centralism?”, van Jane Kelly bijvoorbeeld, op de website van Socialist resistance, Britse tak van die Vierde Internationale, maakt onderscheid tussen dat democt ratisch centralisme – vrijheid van kritiek, maar meerderheidsbesluiten zijn bindend voor iedereen in de cklub – en de “bureaucratisch misvorming” ervan van de SWP. Een kritiek op de SWP-aanpak is ook te vinden op de website van de League for the Fifth International, weer een andere trotskistentak. Degenen die zeggen: Bosjevisme en Leninisme leiden automatisch tot de SWP-organisatiepraktijken, slaan de plank mis. Maar ook weer niet helemaal. De connectie is echter indirect, en niet één-op-één. Er is geen automatisme. Maar er is wel een verband.

De SWP is van de veelal kleine trotskistische partijen die de wereld één van de grootste, met enkele duizenden leden. Datzelfde gold tot 1985 ook voor de al genoemde WRP. Andere wat grotere trotskistische groeperingen waren de Amerikaanse SWP – met op allerlei punten heel andere opvattingen overigens dan haar Britse naamgenoot. Alle drie de partijen kenden fasen van gestage groei, culminerend in een omvan van vele honderden, soms enkele duizenden leden – gevolgd door crisis en afkalving of regelrechte desintegratie. Alle drie de partijen kenmerkten zich ook door nogal rigide interne werkwijze. Maar alle drie speelden op hun hoogtepunt wel degelijk een flinke rol in sociale strijd en bewegingen. Er is een samenhang, en die is nogal pijnlijk. Die samebnhang ligt in een begrip dat Callinicos aanhaalt in zijn artikel tegen de oppositie van de SWP, en dat wel degelijk wortels heeft in het Leninisme uit Lenins eigen tijd: de “interventionistische partij”. Daarmee bedoelt hij een organisatie die slagvaardig kan ingrijpen in de strijd, die snel initiatieven kan nemen en daar dan stevig op kan inzetten. Dat is wel degelijk in de school van Lenin, Wat de Doen en de hele santekraam. En het leidt tot ellende.

Hoe? Welnu, laten we de SWP nemen in haar glorietijd. Op 11 september 2001 vliegen er enkele volle vliegtuigen enkele nog vollere gebouwen in de VS binnen. Binnen 24 uur is duidelijk dat de Amerikaanse staat dat ging gebruiken om oorlog te ontketenen, dat Afghanistane en/ of Irak doelwit zouden worden, en dat die gepaard zou gaan met een hetze tegen mensen met een moslim-achtergrond, met een islamofobe legitimatie. Binnen een paar dagen had de SWP bondgenoten – uit de linkse wereld en uit moslimgemeenschappen – bijeengebracht, een grote bijeenkomst belegd en daarmee de Stop the War Coalition van de grond getrokken. Die Britse vredesbeweging had mede de hand in grote demonstraties tegen de aanval op Afghanistan en later vooral tegen de Irak-oorlog, met de miljoenendemonstratie van 15 februari 2003 – precies tien jaar geleden – als climax. Het was het inzicht dat er snel iets gedana moest worden tegen de oorlogsdreiging die de SWP tot deze inzet bracht. En het was slagvaardigheid die dit inzicht wist te vertalen in een succesvolle praktijk.

Waaruit bestond echter die slagvaardigheid? Snel neuzen dezelfde kant op kunnen krijgen! Dat kan maar op twee manieren: of je hebt een organisatie, zó transparant en zó horizontaal en zozeer bestaand uit glashelder denkende en kordaat optredende mensen, dat ze binnen 24 uur dezelfde reactie op 11 september vertoont, en hetzelfde initiatief bepleit en meteen uitvoert; óf je hebt een partij waar een leiding bestaat met uitgebreide bevoegdheden om de neuzen van alle leden dezelfde kant op te krijgen enze aan het werk te zetten in die richting ook; een leiding biovendien met een mandaat om allerlei overeenkomsten met andere organisaties te sluiten, met hooguit leden-feedback achteraf.

De eerste manier vereist een zeer diepgeworteld en horzontaal georganiseerd revolutionair bewustzijn dat in niet-revolutionaire tijden niet voorkomt en zelf op revolutionaire momenten zeldzaam is. Spanje, juli 1936, levert een voorbeeld, toen arbeiders, met uiterst weinig centrale instructie en leiding, vrijwel onmiddellijk wisten wat hen te doen stond tegen Franco’s staatsgreep: fascisten en rechtse miitairen te lijf gaan, barricades bouwen, kazernes belegeren, de politie verslaan, bedrijven en landerijen overnemen, revolutie maken. Aan zulke momenten gaan decennia lange organisatie, strijdervaringen en het delen ervan, en politieke (zelf)educatie vooraf. Dat, veel meer dan de kracht van anarchistische organisaties op het moment zelf, was een wezenlijke erfenis van het anarchisme in Spanje in de jaren voorafgaand aan de revolutie: training en (zelf)opvoeding in revolutionaire bevrijdende praktijk. En dan nog ging er van alles mis, deels omdat organisaties van anarchisten destijds in Spanje intern allerlei vormen van bureaucratische en top-down leiding leiderschap hanteerden die het mogelijk maakten dat deelname aan de regering (!) niet alleen een optie werd, maar ook door de strot van wel degelijk tegenstribbelenende anarchisten kon worden geduwd.

Het alternatief is het tweede model: gecentraliseerde leiding met ruime bevoegdheden, plus leden die gewend zijn te doen wat de leiding van het vraagt – en snel ook. Precies daar school in september 2001, na 9/11, de kracht van de SWP. Een op zichzelf goed idee – snel een vredesbeweging van de grond trekken – kon snel ten uitvoer worden gebracht. Efficiëncy vierde hoogtij, maar op basis van strak management van bovenaf. Het succes stond of viel met die gecentraliseerde slagvaardigheid om dat goede idee ten uitvoer te brengen. Dát bedoelt Callinicos met “een interventionistische partij”: een club die snel beslist, en dan snel ten uitvoer kan brengen ook, met aanzienlijk effect. Hij heeft gelijk dat je dit strak en zonder eindeloze in spraakronders moet regelen, en dat de leiding veel ruimte moet hebben in dit model om ook te kunnen leiden zonder over alles te hoeven overleggen. Vervelend vraagje echter: wat als die gecentraliseerde leiding nu eens onder druk van soortgelijke crisissituatie met een heel slécht idee komt? Wie fluit haar dan terug? Hoe stuur je bij in een organisatie die zo interventionistisch is ingericht dat de participatie van leden zich tot uitvoering van instructies en tot kritiek achteraf beperkt? Alles komt af te hangen van de kwaliteit van inzichten van de leiding, en van hun managements-vaardigheden. Het is een elitair model.

Ondat dat zo is, en omdat die leiding hecht aan haar eigen rol – zo werkt de psychologie van leiderschap: plaats mij in de rol van CC-er, en ik doe net zoals Callinicos, alleen in eigen stijl – komt een methode waarin strategie een kwestie is van snelle wendingen waarin de hulpbronnen van heel de organisatie ingezet wordt op het ene doel. Strijd voeren wordt dan een kwestie van grote spectaculaire campagnes, de opbouw naar massademonstraties of iets dergelijks, daar alles op inzetten zodat je als leiding als het ware generale staf bent van grote legioenen. Is de massademonstratie voorbij, dan ontstaat de vraag: welk grote project komt nu? Dát er steeds een Groot Project moet zijn, waar alles op alles wordt gezet en het uiterste van leden wordt gevergd, dat is in deze methodiek besloten. Er is één prioriteit, die alles richting geeft.

En ja, hier komt Lenin wel om de hoek kijken. Van hem zijn de beruchte frasen over het “buigen van de stok”, om de nadruk op één klant van de zaak te leggen daar eindeloos en bewust eenzijdig op te hameren. Van hem is ook een frase over die beslissende schakel“De hele kunst van de politiek bestaat uit het vinden en zo stevig mogelijk vastgrijpen als we kunnen van die ene schakel waarvan de kans zo klein mogelijk is dat die uit onze handen wordt gerukt, de schakel die het belangrijkst is op een gegeven moment, de schakel die het meest van allemaal ons de greep op de gehele keten garandeert.” Ja, inderdaad, uit dat boekje “Wat Te Doen” uit 1902. Daar kun je van alles mee, met dat schakelcitaat, maar het wordt makkelijk een handvat voor een wat monomane werkwijze: alles op alles zetten voor die ene demonstratie, die beslissende volgende stap. Het is een methode die in handen van een scherpe geest als Lenin een heel eind komt – maar waarin ook wel heel erg veel dingen afhankelijk worden van de scherpte van die geest. Zelfs indien succesvol in machtspolitiek opzicht, is het trouwens nog niet erg emancipatorisch, vanwege de sleutelrol die leiders erin spelen. Maar het is vooral een methode die een partijapparaat vergt om de scherpte van de geest te vertalen in instructies en die vervolgens uitgevoerd te krijgen.

Leiderschap verschijnt hier als een soort management. Paradox: hoe scherper de geest, hoe minder dit opvalt. Lenin kon zich een vrij open partijvorm permitteren, mede omdat hij met zijn overtuigingskracht de boel vrij snel in beweging kreeg. Zet iemand aan het hoofd met minder scherpzinnigheid, dan komt de voortvarendheid nog méér af te hangen van dat partijapparaat en de managersstijl van leiding geven. De lui aan de leiding bedienen zich intussen natuurlijk wel van citaten en voorbeelden uit Lenins arsenaal. Lenin bezigde al de levensgevaarlijke formulering: “Geef mij een organisatie van revolutionairen, en ik kan Rusland op zijn kop zetten.” Lenin zet Rusland op zijn kop, de organisatie van revolutionairen is zijn instrument, drie keer raden wie op zo’n manier de baas wordt… In werkelijkheid ging het complexer, met Lenins ambities als maar één onderdeel van het proces. maar de ambitie ligt er. Geef Callinocos echter een organisatie van revolutionairen, en de ellende is helemaal niet te overzien. Het is de methodiek van stok buigen, de éne beslissende schakel vatten om van daaruit alles op alles te zetten die het top-down-leiderschaop zoals de SWP dat bedrijft zowel in de hand werkt. Het is het top-down-leiderschap van de SWP die niet toevallig voor dee methodiek kiest en er aan vasthoudt. En ja, het werkt – totdat de almachtige leiding vooral ook een falende leiding blijkt, en tegendruk van onderaf uit naam van de succesformule is weggewerkt. Gaat het dan mis, dan kan het ook snel gaan.

Al die opener, minder top-down georganiseerde trotskistische groepen bereiken – door hun minder interventionistisch en gecentraliseerd ingerichte organisatievorm – minder grootse resultaten. Maar ze gaan ook niet zo beschamend de mist in, wat ze bijdragen is minder groots maar ook een stuk minder ongezond. Maar ook in dit meer opener Leninisme ligt die zo gevaarlijke methode van leiding geven, alles op alles zetten en daarbij naar Lenin als rolmodel verwijzen, wel op de loer – juist omdát die verwijzing naar Lenin als rolmodel deel uitmaakt van het politieke DNA van dit soort groepen. Dat is reden waarom het ontoereikend is om het Leninisme van Callinicos in te ruilen voor een gematigder, opener, ongetwijfeld menselijker versie van hetzelfde, met dezelfde problematische methodiek erin besloten. Daarom ben ik ook niet bepaald optimistisch dat zelfs een overwinning van de huidige oppositie ons erg veel vooruit zou helpen. Daarvoor ligt het probleem in de SWP toch iets te diep.

Peter Storm

, , ,

  1. #1 by Astrid Essed on 2013/02/06 - 13:28

    VAL SWP WINST VOOR RECHTS

    Beste Peter
    Geachte lezers

    Peter, hartelijk bedankt voor de heldere analyse
    Het spijt mij te horen van de crisis binnen de SWP, die al jaren een belangrijke
    voorloper is geweest [en nog is] in de strijd tegen racisme, sociale ongelijkheid,
    Westers imperialistisch optreden en het kapitalisme in het algemeen

    Van de interne partijstructuur en onderlinge verhoudingen/omgang met critici
    ben ik verder niet op de hoogte en baseer mij [gedeeltelijk] op de met bronnen
    doorspekte analyses van Peter

    Wat de verkrachtingszaak betreft ben ik het met Peter eens, dat het ”berechten”
    van de al of niet schuldige ”Kameraad Delta” door zijn vrienden en contacten
    en zelfs twee leden van het CC een mockery of Justice is

    De ”berechtende Commissie” was en niet onpartijdig en had geen verdere sanctiemiddelen
    en deskundigheid om zo’n ingrijpende zaak te onderzoeken

    Over de ”schuld” van ”Kameraad Delta” heb ik uiteraard geen oordeel
    immers ”onschuldig tot schuld bewezen”

    Het gaat hier om onpartijdigheid en zorgvuldigheid tegenover het echte/
    vermeende slachtoffer van verkrachting

    Het was [hoewel ik begrijp, dat het een onsympathieke weg kan zijn]
    veel beter geweest, wanneer zij naar de politie was gestapt
    en een serieus onderzoek was ingesteld

    Hoe dan ook, ik hoop, dat de crisis alsnog wordt opgelost

    De SWP is veel te waardevol in de strijd tegen het onrecht om op
    een dergelijke wijze ten onder te gaan

    In deze toch al steeds repressievere en racistischer wordende tijden
    speelt dit alleen maar rechts in de kaart

    Maar uiteraard moet er bij de SWP wel een en ander veranderen, zo te horen
    En grondig ook

    Vriendelijke groeten
    Astrid Essed

Comments are closed.