vrijdag 14 september 2012
Onderstaand artikel schreef ik voor het zomernummer van Buiten de Orde, 2012 nr. 2, waar de geredigeerde versie te lezen is (pag 29-31).
Het is alweer even geleden dat de schoonmaakstaking werd afgesloten. Daarmee kwam een eind aan een opvallend arbeidsconflict dat flink wat solidariteit losmaakte en ook uitstraalde. Over de staking ern haar resultaten lopen de meningen uitéén: van “winst” via “mager akkoord” naar een inschatting dat het conflict zelf al die inzet eigenlijk niet waard was. Nu het wat verder achter ons ligt, is er misschien een iets evenwichiger oordeel mogelijk dan toen de rook nog maar amper was opgetrokken.
Wat was de inzet van de staking? Er lag een relatief flinke looneis. Er lag een eis tot reiskostenvergoeding. Er lag vooral ook de eis om bij ziekte meteen doorbetaald te woerden, en niet – zoals tot nu toe – de eerste twee dagen uit eigen zak te moeten betalen. Er was tegelijk de, niet in cijfers en beleid uit te drukken maar wel belangrijke, eis tot “respect”. In januari begon rond deze eisen een staking, na een week kort onderbroken om de directies nog een laatste kans te geven om over de brug te komen. Daarna: staken. Week na week na week. Dat alleen al dwong bij velen respect af. Studenten en occupyers betuigden solidariteit. Het aantal stakers groeide, tot enkele duizenden. Tien keer ging een groot aantal stakers en sympathisanten in optocht door telkens een andere stad, in de ene “Mars voor Respect”na de andere. Dat was het strijdbare, zichtbare, deel van de actie.
Minder zichtbaar was wat er achter de schermen gebeurde. Er waren af en toe onderhandelingen. Halverwege de staking ging in dat kader de looneis van de FNV-Vakbond voor Schoonmakers omlaag. In de slotfase van de staking dreigde de bond dat, als de schoonmaaksector niet als geheel een bevredigend akkoord kon sluiten, de schoonmakers met afzonderlijke bedrijven een akkoord zouden sluiten. Daarmee zette de bond de deur open naar versnippering, naar een situatie waarin de ene groep schoonmakers relatief goed kwam te zitten, en de andere groep schoonmakers in de modder kon blijven – terwijl beide groepen hetzelfde werk deden. Dit, plus het verzwakken van de looneis, plus de onderbreking van de staking na amper een week, tekent de klassieke vakbondsaanpak: onderhandelen, sociaal partnerschap, staat centraal. Stakingen zijn hooguit aanvulling daarop. De bereidheid van de schoonmakers zelf om te staken, en lang ook, stond met die vakbondsaanpak op gespannen voet, en beperkte de ruimte voor bestuurders om al te ver te gaan met concessies.
Uiteindelijk leidde de staking tot een akkoord. “Winst voor schoonmakers na 105 dagen!” juichte de website van de Bond voor Schoonmakers zelf [1], en die juichkreet werd overgenomen door de Kritische Studenten Utrecht. [2] “Na 16 weken van staken hebben de schoonmakers eindelijk hun overwinning in de wacht gesleept”, concludeerde ook Bart Griffioen van de Internationale Socialisten met tevredenheid. ( 3) Hij deed dat in een nuttig verslag van de bijeenkomst waar het akkoord aan stakers gepresenteerd werd. De punten werden langsgelopen en van een cijfer voorzien. Respect: een 10, loonsverhoging: een 9 net als Nederlands leren onder werktijd, netto uitbetaling eindejaarsuitkering als reistijdvergoeding; aanvullende 10-procentsuitkering ter compensatie van verloren vakantiedagen ook een 10. Doorbetaling ziektedagen: een zesje slechts, dat was niet binnengehaald, zo wordt ook in dit verder wel erg juichende verslag naar voren gebracht als zwak punt.
Ik denk dat het enerzijds erg logisch is dat de schoonmakers die gestaakt hebben, de organisatoren van de vakbond, maar ook groeperingen als IS en KSU, zo positief zijn. Voor bondsbestuurders is dit gewoon het verdediging van hun belang als bestuurders. Hun rol is het afsluiten van akkoorden. Elke keer als dat lukt – ongeacht de precieze inhoud – is dat voor de vakbond als organisatie al een overwinning. Het beklemtonen van pluspunten in het presenteren van zo’n akkoord maakt het accepteren van die akkoorden door de achterban makkelijker.
Dat de stakers zelf, na zo lang actie te hebben gevoerd, positief over het resultaat zijn, is ook heel logisch. Zo lang staken heeft iets gevergd; het idee dat het niet voor niets was, maakt die offers aanvaardbaar. Jezelf (laten) voorhouden dat het allemaal de moeite waard was, voldoet aan een psychologische behoefte. Groeperingen die nauw betrokken waren bij solidariteitsacties – en dat gold zowel voor KSU als IS, hoe verschillend die verder ook zijn – delen mee in dit psychologische proces waarin mensen zelfs bescheiden resultaten als grote victorie claimen. Het klopt misschien niet, maar het enthousiasme is daarom niet minder oprecht.
Toch kom je, als je van een afstand kijkt, tot veel minder euforische conclusies. Ja, de lonen gaan in twee jaar 4,85 procent omhoog. Dat is hoger dan in veel andere CAO’s, dat klopt. Maar 1. : Die andere CAO’s betreffen veelal sectoren waar de lonen al hoger zijn dan die van schoonmakers. De schoonmakers halen een klein beetje een inhaalslag, zodat we wat minder uit de pas lopen. Va voorop lopen in de loonstrijd is verder geen sprake. En 2. : Amper 2,5 loonsverhoging op jaarbasis is nét genoeg om de inflatie voor de blijven. Dankzij de staking daalt de koopkracht van de schoonmakers niet. Maar van een stijging ervan is niet echt sprake.
Postiever kun je zijn over de afspraken omzetten van uitzendcontracten in tijdelijke, en uiteindelijk vaste contracten. Ook het kunnen volgen van taalles onder werktijd is vooruitgang. De ruimte die vakbondsactiviteiten op de werkvloer krijgen volgens het akkoord lijkt ook positief maar is in werkelijkheid dubbelzinnig: hier zien ze geen arbeidersmacht, maar institutionalisering van vakbondsmacht in werking. En de eis om ook de eerste twee dagen ziekte uitbetaald te krijgen – een belangrijke eis – is niet ingewilligd. Er komt enkel een experiment met een beperkte groep schoonmakers, waarin uitgezocht gaat worden of die doorbetaling kan zonder het ziekteverzuim te doen groeien. Ik noemde het resultaat direct na het bekend worden een “mager akkoord” [6] en daar blijf ik bij.
Er zijn redenen voor het magere resultaat. De compromisbereidheid van de vakbond waar ik al op wees, speelt een rol. Ondernemers merken aan zo’n bereidheid dat de staking niet op de spits gedreven gaat worden, en voelen zich daardoor sterker. Maar er is vee meer. Het maximum aantal stakers was 3.000. De hele schoonmaaksector omvat echter 150.000 personeelsleden. Een paar duizend actieve mensen moesten dus resultaat behalen terwijl de overgrote meerderheid van schoonmakers kon afwachten. Deed de bond pogingen om de rest ook actief tot staken te bewegen? Waren er initiatieven van anderen – betrokken radicale groepen, de IS, de KSU maar ook bijvoorbeeld de Vrije Bond of de Anarcho-Syndicalistische Bond – om zo’n uitbreiding op gang te krijgen? Ik kan de vraag niet beantwoorden; maar áls er al pogingen gedaan zijn, dan zijn deze niet erg gelukt. Dat maakte de staking tot een uitputtingsslag van een beperkte groep mensen, en daarmee zwakker dan nodig om werkelijk te winnen.
Dat de Bond van Schoonmakers escalatie uit de weg ging, blijkt uit het feit dat, anders dan bij de staking van 2010, er van snel opeenhopend vuil geen sprake was. Er blijkt een soort akkoord gesloten te zijn tussen vakbond en NS, waarin de vakbond beloofde de NS te sparen bij de schoonmaakacties. Prompt misbruikte de NS de afspraak en huurde elders schoonmakers in. In strijd met de afspraak om de schoonmakers te raadplegen over de keus voor een schoonmaakbedrijf, sloot de NS ook nog eens een contract met het beruchte schoonmaakbedrijf Hago. De staking was toen nog gaande. De Internationale Kommunistische Stroming, over het geheel genomen een groep die het hele enthousiasme voor de schoonmaakstaking niet deelde, maar wel de vingen aan de pols had, maakt hier melding van. [4] In een latere analyse wees ook de IS, wél enthousiaste supporters van de staking, op dit kwalijke proces, en meldt bovendien dat ook bij Schiphol een soortgelijk non-agressiepact tossen bond en bedrijf was gesloten. “De hallen, terreinen en perrons waren in tegenstelling tot 2010 brandschoon”, merkt Maina van der Zwan in die analyse op [5], en stipt daarmee een belangrijke zwakte aan. De vakbond speelde het netjes: die gelooft in overleg. De NS speelde het niet netjes. Die gelooft in winst. Hetzelfde geldt, als het oe erop aan komt, voor de hele schoonmaaksector, en voor de instellingen die van schoonmaakbedrijven gebruik maken, zoals NS en Schiphol.
Maar waar Van der Zwan dit brengt als een soort advies aan de vakbond om zich volgende keer wat steviger op te stellen, gaat het verhaal de mist in. Het zoeken naar uitwegen om een staking niet te laten escaleren is geen ontsporing van de bond; het is hun kerntaak. Het is geen vakbondsfalen; het is vakbondssucces. Dat dit succes ten koste gaat van arbeiders, is waar. Dat laat zien dan arbeidersstrijd en vakbondactie nooit en te nimmer als synoniem kunnen worden gebruikt. De vakbondspraktijken duiden erop dat de staking in veel grotere mate door bondsbestuurders geregisseerd werd dan de taferelen van enthousiast demonstrerende schoonmakers zouden doen vermoeden. Kennelijk was de greep zodanig dat ze tegelijk de staking lang gaande kon houden én uitbreiding ervan binnen de perken wist te houden.
De IKS heeft dat beter door dan veel andere betrokken groepen. Ze wijst ook op het contrast tussen het beperkte aantal stakers, en de totale omvang van de bedrijfstak: “en er doen in al die weken maar een paar duizend schoonmakers mee aan de acties. En elke keer zijn het de schoonmakers van een andere regio, wondende i een andere stad of werkzaam bij een ander bedrijf. En sinds 3 januari is slechts enkele keren het werk werkelijk neergelegd. In die zin is het een sprookje om deze versnipperde acties van de schoonmakers, opgesloten in hun eigen sector en regio, als ‘de langste staking sinds de jaren dertig’ te betitelen.” Als dit allemaal klopt – en ik vrees van wel – dan is de greep op de gang van zaken door de vakbondsstructuren nagenoeg alomvattend geweest. Het klinkt namelijk alsof bestuurders steeds een andere groep schoonmakers in actie hebben gebracht, in een weliswaar in samenspraak met schoonmakers maar uiteindelijk door bestuurders uitgestippelde strategie.
Maar de IKS trekt eruit wel een radicaal verkeerde conclusie. Volgens haar had de staking beter helemaal niet kunnen plaatsvinden! Ze schrijft: “De schoonmakers zijn er (…) niet in geslaagd de valstrik te ontlopen die, met behulp van ultralinks, is opgezet door FNV bondgenoten.” Zelfs als dat juist is, dan is dat toch geen reden om de schoonmakers niet te steunen? Juist het uit die valstrik helpen breken is dan nodig. Dan doe je door kritiek, maar die wordt pas echt aannemelijk als je intussen wel een handje helpt. Dat de vakbond via een perspectiefloze actie een nederlaag wil organiseren, zoals de IKS schrijft, is al aanvechtbaar, voor zover de IKS hier opzet in het spel ziet. De vakbond wil best een overwinning organiseren, als dat haar positie verder niet bedreigt en haar onderhandelingsrol ermee bekrachtigd kan worden. Maar, bewust georganiseerde nederlaag of niet, is het niet beter om dit spel van de bond actief te dwarsbomen en te zoeken naar wegen om wél, of méér en beter, te winnen? Maar nee. “Ook al sluiten we ons deze keer niet aan bij de acties van schoonmakers..”, schreef de IKS, waarmee ze koos voor afzijdigheid boven kritische solidariteit. Waar andere groeperingen, met name de IS, veel te positief over de vakbond oordelen en de illusie hebben dat een betere vakbond binnen handbereik ligt, daar vindt de IKS in het vakbondsoptreden een legitimatie voor de omgekeerde fout.
Intussen zijn er bovenal nog de schoonmakers zelf. Zij hebben niet gewonnen wat ze ongetwijfeld hoopten. Maar zouden ze zonder de staking beter af zijn geweest? Nee, natuurlijk. Dan zou hun loon nog minder zijn gestegen, taalles onder werktijd buiten bereik gebleven, en ook andere verbeteringen niet zijn bereikt. Ik weet dat dit geen grote antikapitalistische resultaten zijn, maar in de levens van schoonmakers maken zulke dingen uit. Ik weet dat ze zolang het systeem bestaat niet veilig zijn, maar een permanent bedreigde v verbetering, die steeds verdedigd en uitgebreid moet worden mets trijd, is beter dan helemaal geen.
Belangrijker zijn de indirecte resultaten. Zonder de staking zou de dictatuur van de schoonmaakdirecties onweersproken zijn gebleven. Dan zouden enkele duizenden schoonmakers niet de ervaring van gezamenlijke strijd en kracht hebben opgedaan die ze nu in de staking wel hebben opgedaan. Zelfs een beroerd georganiseerde strijd is, om dit soort redenen, veel en veel beter dan helemaal geen strijd. Vakbondsbestuurders spelen hen spel, dat geen enkel krediet en waardering verdient; linkse politieke groepen gaan daar vaak teveel in mee, en ook dat siert ze niet. Maar de schoonmakers hebben wel degelijk hele goede redenen om trots te zijn op henzelf, elkaar, en op de paar resultaten die hun strijd wél heeft gebracht. Een prachtige overwinning was het niet. Maar een nederlaag was het evenmin.
[1] Bond van Schoonmakers, “Winst voor schoonmakers na 105 dagen!”, http://www.schoongenoeg.nu/2012/04/winst-voor-schoonmakers-na-105-dagen/
[2] Kritische Studenten Utrecht, “Winst voor schoonmakers na 105 dagen!”http://www.kritischestudenten.nl/campagne/schoonmakers-staking-2012/winst-voor-schoonmakers-na-105-dagen/
[3] Bart Griffioen, “Deze schoonmaak-cao is er gekomen omdat we hebben gevochten als leeuwen”, http://socialisme.nu/blog/nieuws/25688/%e2%80%98deze-schoonmaak-cao-is-er-gekomen-omdat-we-hebben-gevochten-als-leeuwen%e2%80%99/
[4] IKS: “Schoonmakers worden meegesleept in lange, zinloze strijd”, http://nl.internationalism.org/node/975
[5] Maina van der Zwan, “De schoonmakers: lessen trekken uit 16 weken staken.” http://socialisme.nu/blog/nieuws/26148/de-schoonmakers-lessen-trekken-uit-16-weken-staken/
[6] Peter Storm, “Schoonmaakstaking eindigt in mager akkoord”, http://peterstormschrijft.wordpress.com/2012/04/17/schoonmaakstaking-eindigt-in-mager-akkoord/
Zie voor achtergronden van de schoonmaaksector het uitvoerige artikel “Schoonmakers weer in actie”, van D.Weilen in het vorige nummer van Buiten de Orde.