dinsdag 15 mei 2012
Na het tot Lente-akkoord omgedoopte bezuinigingsakkoord is er nog een reden bij gekomen om GroenLinks nadrukkelijk de rug toe te keren en aan de vergetelheid prijs te geven: de wijze waarop Tofik Dibi zijn kandidatuur voor het lijsttrekkerschap lanceerde, en de argumenten die hij daarbij aanvoert. Zowel dat akkoord als Dibi’s lancering wijzen er op dat er van linksheid nauwelijks sprake meer is in die club. Of he ‘groen’ uit de naam op meer wijst dan op de kleur van een nare schimmel waaronder voorheen radicaal gedachtengoed schuilgaat, moeten biologen maar uitmaken.
Dat bezuinigingsakkoord – eerst van de sick-joke-naam ‘Kunduz-akkoord’ voorzien, daarna snel omgedoopt tot Lente-akkoord – geeft ruimte aan de grote lijnen van het beleid zoals VVD en CDA dat op de rails aan het zetten waren. De 3-procent-begrotingsnorm blijft heilig. Om die te bereiken krijgen we een hogere BTW – en niet bepaald alleen op luxe producten. We krijgen een nullijn voor ambtenaren en mensen in het onderwijs. We krijgen ‘versoepeling van het ontslagrecht’, oftewel meer mogelijkheden voor directies om personeel te dumpen. We krijgen naar alle waarschijnlijkheid ook een fors hoger eigen risico in de zorg, volgens een bericht op RTL wordt dat waarschijnlijk van 220 naar 400 euro verhoogd. Daartegenover staan minieme concessies op gebied van milieu, en het doorbetalen van WW door ondernemers in het eerste half jaar. Mar het valt met geen mogelijkheid vol te houden da het huidige akkoord wezenlijk beter en progressiever is dan het akkoord wat CDA, VVD en PVV bijna rond hadden. Paar verslechteringen en verbeteringen eraf, paar verslechteringen en verbeteringen erbij. En GroenLinks hiep dit kwalijke akkoord aan een meerderheid, en ons dus aan een nog duurder levensonderhoud.
Het aanvaarden van het akkoord was al duidelijk symptoom van de voortgaande verloedering van die partij. De kandidatuur van Tibi is een volgend symptoom. Ik zeg dit niet uit afkeer van de person op zichzelf. Het lijkt me op zichzelf best en relaxed en vriendelijk persoon. En Tibi genoot waardering bij mij toen hij in 2008 zijn nek uit stak bij actie. In het begin van dat jaar verkochten mensen van de Internationale Socialisten posters tegen de opkomst in ideeën van Geert Wilders. Politie hield de verkopende activisten aan, mensen lieten zich net muilkorven en stonden er korte tijd later weer met de posters. Tibi voegde zich bij hen en belandde dus ook eventjes in een politiecel, net als de mensen van de IS. Met z’n houding toon je lef en draag je bij aan een geest van verzet. Hulde voor de Tibi van toen – en trouwens ook voor die IS-ers met die mooie acties.
Maar de Tibi van nu vertoont niets herkenbaar links, activistisch, nek-uitstekerigs. Het is vooral vorm, presentatie, uitstraling buitenkant die hij vandaag als argument voor zijn kandidatuur lanceert. In de Volkskrant lezen we: “Om aan te geven dat hij geen prototype leider is wierp hij zijn stropdas op de grond: ‘ik ben en vernieuwer’. Volgens Dibi heeft hij meer vechtlust dan Sap, en beschikt hij over een winnaarsmentaliteit.” En volgens mij hebben we al een partij voor mensen met een ‘winnaarsmentaliteit’. Die partij heet VVD. En ik geef de voorkeur aan iemand met das, als die opkomt voor de onderkant en dáár zijn nek weer eens voor uit steekt. Hij maakt ook veel werk van de jeugd die hij wil bereiken, want: “Volgens het kamerlid zijn alleen jongeren in staat om met de maatschappelijke problemen om te gaan. ‘Jongeren zijn flexibeler’, en er zijn flexibele oplossingen nodig.” Met zo’n houding jáág je ouderen gewoon naar een ouderenpartij. En welke dat zijn, die oplossingen van hem, is vooralsnog onduidelijk.
“Een nieuwe generatie kan beter met onzekerheid omgaan”, zegt hij nog. Mensen moeten kennelijk maar wennen aan permanente ontslagdreiging, aan plotselinge huurverhogingen, aan een wereld die snel en in ongunstige richting verandert zonder dat ze er greep op hebben. Dat het misschien die veranderingen zelf zijn die bestreden moeten worden, in plaats van dat we er maar met jeugdige geest aan moeten wennen, is bij Dibi zoekgeraakt. Toch is het hypen van verandering en van de flexibiliteit om er maar mee om te gaan geen pluspunt. Een serieuze taak van serieuze oppositie is juist het dwarsbomen van de talloze veranderingen di de ongelijkheid, de bestaanszekerheid en de levensvreugd van de brede onderkant van de maatschappij bedreigen. Serieuze revolutionairen dienen op een bepaalde manier inderdaad volstrekt aartsconservatief te zijn. Dibi zit echter liever in het kamp waar ‘progressiviteit’ synoniem is met het omhelzen van de destructieve dynamiek van de markteconomie. Nérgens hoor je Dibi praten over mensen in nood, mensen aan de onderkant, mensen in armoede, mensen in de marge.
De NRC komt met nog meer Dibi-drama. “Inhoudelijk zitten we dicht bij elkaar, maar ik ben geen traditioneel politicus”, zo citeert de NRC hem. Fortuyn was ook “geen traditioneel politicus. Dat zegt inhoudelijk dus niet veel, en het is bepaald ook geen geruststellend idee. Het is vooral ook weer buitenkant en presentatie, imago, het universum van Jack de Vries. “Durf af te wijken van de norm”, is op zich een mooie oproep. Maar bij Dibi is het vernieuwen, het ‘afwijken van de norm’, het zijn van een ‘niet traditioneel politicus’ zélf een norm geworden, eentje die de Fortuynisering van de politiek weerspiegelt.
De NRC noemt nog wat kwaliteiten van Tibi. “Hij heeft zich ontwikkeld tot een mediageniek met een opvallende eigen stijl” – weer imago en buitenkant – “en een sterk levensverhaal: van arme migrantenzoon in Amsterdam-West via het gymnasium tot succesvol kamerlid.” Dat iemand als Tibi in een land vol racistische en sociaal-economische blokkades tot vér in de politiek doordring, pleit voor zijn doorzettingsvermogen. Dat het establishment er op deze manier iets minder wit komt uit te zien is op zich niet negatief. Maar verder is het toch vooral een je-kunt-hte-als-je-je-best-maar-doet-verhaal, een nieuwe versie van ‘van krantenjongen tot miljonair’. Het beklemtonen ervan komt neer op het propageren van een liberale mythe.
Maar GroenLinks is da inmiddels ook een doodgewone liberale partij aan het worden. Sterker, volgens de NRC wil Dibi de partij nog mer van haar restjes linksheid ontdoen. Thijs Niemandverdriet over Tibi: “Hij is protegé van voormalig leider Femke Halsema, en zou Sap veel te ‘oud-links en te weinig liberaal vinden.” Arme Sap! Zelfs het omarmen van een neoliberaal bezuinigingsakkoord is niet genoeg om haar voldoende liberaal te maken. Volgens de Volkskrant zei Dibi ook nog: “Juist nu moeten we voorbij de tegenstellingen tussen links en rechts, jong en oud, zwart en wit.” Dat is gewoon het klassieke moderniseringsverhaal van D66. En het is een in essentie systeembevestigend, rechts verhaal.
Zolang de partij zich, wegens kennelijke overbodigheid, niet opdoekt zodat mensen als Tibi zich bij D66 of VVD kunnen voegen waar ze horen, ben ik zo vrij om de partij te beschouwen als doodgewone rechtse partij. Niet dat linkse partijen onze stembussteun trouwens wèl verdienen: de noodzakelijke veranderingen bereiken kunnen we enkel zelf en samen doen. Maar ook zonder op ze te stemmen, zonder vertrouwen in ze uit te spreken – geen politicus is vertrouwen waard als politicus – kan ik soms nog we eens instemming betuigen met dingen die vooral linkse politici – met of zonder stropdas – soms nog wel eens zeggen. Zoiets kan het maatschappelijk klimaat enigszins ten gunste beïnvloeden. Maar politici als Tibi staan in het maatschappelijke debat nadrukkelijk tegenover ons. Ze verdienen felle oppositie. Zijn kandidaatsstelling is van die noodzaak een duidelijk teken.