woensdag 4 april 2012
Voor wie geneigd is het te vergeten: Nederland voert oorlog in Afghanistan. Nederland leidt gewapende strijders – formeel politieagenten mar feitelijk vrijwel soldaten – op. En, alsof dat niet genoeg is, Nederland gooide onlangs ook bommen vanuit straaljagers op dat land. Op mensen in dat land, om precies te zijn, of die nu geraakt zijn of niet.
Eerst die politieagenten. Zoals bekend houdt Nederland er een politietrainingsmissie op na in Kunduz. Het idee is dat Nederlandse politiemensen Afghaanse politiemensen helpen opleiden, in een ultrakorte stoomcursus. Zou het hier gaan om het aanleren van de juiste sociale- en gevechtsvaardigheden om in het ongetwijfeld onstuimige uitgaansleven van Afghaanse steden dronken jongelui tot de orde te brengen? Of gaat het om het helpen regelen van het drukke verkeer, het aanhouden van mensen voor snelheidsovertredingen op die flitsende Afghaanse snelwegen? Dream on. Mensen worden opgeleid om gewapenderhand de veiligheid te bewaken tegen de gewapende strijders van Taliban en andere strijdgroepen. Het gaat hier om contraguerrilla, om een vorm van oorlogvoering. Nederland leidt mensen op om bij die oorlogvoering te helpen.
Natuurlijk klinkt dat niet erg aardig, niet erg verkoopbaar ook, en angstige politici willen het dan ook liever anders noemen: politietrainingsmissie dus. Er zijn ook voorwaarden gesteld: door Nederland getrainde politieagenten mogen niet meevechten. Nou ja, als ze aangevallen worden, mogen ze terugvechten. Maar dat is niet echt meevechten. Toch? Er is zelfs bedacht dat Nederland dit controleert, dat er monitoring is van die agenten, zodat Nederlandse militairen aan Nederlandse politici kunnen melden: aan al onze voorwaarden is voldaan. Het hele idee was al onwerkelijk en onwezenlijk, en neerbuigend bovendien. Het monitoren van Nederlandse agenten is al moeilijk genoeg in Nederland zelf. Misschien dat iemand de geachte Kamerleden tijdig had kunnen uitleggen waar Afghanistan ligt, dat het geen Nederlandse provincie was. De hele monitoring-eis had iets koloniaals: Nederlandse gezagsdragers die uit menen te mogen maken hoe Afghaanse gezagsdragers door Nederland opgeleide functionarissen wel en niet mogen inzetten. Een koopje is het allemaal niet, het opleiden van één agent kost een half miljoen euro’s. Maar dan heb je ook wat: een heuse oorlogsbijdrage, pardon, politietrainingsmissie
De praktijk bleek anders, en dat is niet erg verbazend. “Tal van agenten raakten verwikkeld in gevechten met de Taliban, terwijl ze louter opgeleid mochten worden voor civiele taken zoals het fouilleren van verdachten”, schreef De Volkskrant op 2 april. En van sommige van die gevechtshandeling was niet erg duidelijk op het hier nog om zelfverdediging ging. Zo beleefde Abdul Baqi, een 28-jarige agent het volgende. “Met elf collega’s liep hij voetpatrouille door het district Archi, waar Talibanstrijders het vuur openden. Om te ontkomen renden ze zigzaggend door het woestijnlandschap. Dat hadden een paar van hen twee maanden eerder geleerd van Nederlandse trainers.” Zigzaggend wegrennen is natuurlijk wat je leert als ‘civiele training’ om bijvoorbeeld arrestanten te fouillerend; dat gaat ook in de Tilburgse binnenstad best vaak zigzaggend. Toch? Hoe dan ook. “De politiemannen mochten van hun Afghaanse commandant pas terugschieten nadat burgers uit het zicht waren. Baqi vuurde een stuk of zes kogels af, zijn collega’s veel meer. Daarna volgden ze de Taliban. Ze kregen hulp van Amerikaanse militairen, maar alle Talibanstrijders ontsnapten.” Is dit verdediging? Tegenaanval? En hoe ‘verdedigend’ zijn de voetpatrouilles zelf sowieso? Zouden Talibanstrijders die niet zien als poging om gebied aan hen te onttrekken, dus als een aanval, waartegen zij zich, naar eigen idee, verdedigen? In dit soort oorlog is dit soort onderscheid nogal weinig zeggend. Je kunt er Nederlandse Kamerleden misschien een tijdje mee zoethouden, maar de oorlog zelf trekt zich er verder niet veel van aan.
Dat volgen, monitoren, van agenten is ook een beetje een lachertje. “Uit gesprekken met tien van de 28 pupillen van de eerste cursus blijkt dat niemand sinds de diploma-uitreiking contact heeft gehad met militairen van Nederland of haar partnerlanden. ‘Ik bel nog af en toe met onze Afghaanse trainer die bij de Nederlanders werkt, maar dat is alles’, zegt een agent uit het oostelijke Khanabad”, aldus de NRC. Agenten zitten nadat ze van de cursus komen vaak op plaatsen waar Nederlandse militairen ze niet meer bereiken. Die monitoring stelt dus weinig voor, “Doordat dit niet gebeurt weet Defensie niet hoeveel agenten na de basiscursus hebben meegedaan en of daarbij de regels van de Tweede Kamer zijn overtreden: wel zelfverdediging, geen aanval.”
Nederland – zo kunnen we vaststellen – traint dus een soort van lichtgewicht soldaten; die worden vervolgens de oorlog tegen de Taliban in gestuurd, waaraan ze vervolgens, vaak zelf vechtend, aan deelnemen. Nederland voert dus indirect oorlog tegen de Taliban, vóór het door veel Afghanen hartgrondig verfoeide bewind van president Karzai, en van een Westers bezettingsregime dat dit bewind overeind helpt te houden.
Om die bezetting tegen gewapende strijders te verdedigen doet Nederland soms nog wel meer dan politiemensen trainen. Soms is de oorlogsdeelname niet indirect maar heel direct. Ook bommen gooien valt blijkbaar onder het mandaat van Nederland. Dat was op een zaterdag in maart te merken in Farah, een provincie in west-Afghanistan. Daar werd een Italiaanse basis aangevallen met mortieren. Dat kostte een Italiaans militair het leven, terwijl vijf van zijn collega’s gewond raakten. Italiaanse troepen riepen Nederland te hulp. Twee van de vier F-16s die Nederland in Afghanistan heeft gooiden vervolgens bommen. Over het effect van die bommen – doden? Gewonden? Strijders, of ook burgers? Verwoestingen? Paniek? Of helemaal niets? – horen we vervolgens niets. Misschien dat mevrouw Sap ons kan uitleggen wat het verdedigen van Italiaanse bezettingssoldaten door met bommen te gooien, honderden kilometers westelijk van Kunduz, te maken heeft met de ‘politietrainingsmissie’ aldaar. Nederland voert dus oorlog te land, en in de lucht. Niet ter zee, maar dat komt waarschijnlijk louter doordat die in Afghanistan ontbreekt, anders zou met fregatten en mijnenvegers vast ook een Nederlandse bijdrage aan de koloniale bezettingsoorlog in Afghanistan zijn geleverd.
Dat de Tweede Kamer zich zoet laat houden met praatjes over het civiele karakter van de missie is stompzinnig. Voor mensen buiten die Kamer is er geen enkele reden om zich te laten verblinden. Iedere steun aan de Nederlandse oorlogsdeelname, ongeacht hoe zalvend die wordt verpakt, dient onmiddellijk te stoppen. Dát, en niet de precieze invulling en monitoring van het militaire mandaat, dient onze inzet te zijn, tot de laatste Nederlandse soldaat en politietrainer uit Afghanistan is opgekrast.