Bij de dood van een Chinese dissident


maandag 17 juli 2017

In China kwam vorige week een eind aan het leven van Liu Xiaobo, dissident en Nobelprijswinnaar. Hij zat sinds 2010 een gevangenisstraf uiten was kortgeleden overgeplaatst naar een ziekenhuis. Hij leed aan leverkanker. Intussen is hij gecremeerd. De behandeling van Liu door de Chinese staat, zowel tijdens zijn leven als rond zijn crematie, was verwerpelijk, repressief, respectloos, typerend voor de argwaan van die staat jegens haar ‘eigen’ bevolking. Die houding dient net zo goed gehekeld te worden als welk repressief staatsoptreden ter wereld ook, van Hamburg tot Egypte. Dat is echter geen reden om de man kritiekloos postuum op een voetstuk te hijsen.

Liu Xiaobo was ooit literatuurprofessor, maar werd bekend als mensenrechtenactivist. In 1989 deed hij mee aan de vooral maar niet uitsluitend door studenten in China gelanceerde protesten voor meer vrijheid – een protestgolf die uitmondde in een volksopstand die vervolgens door Chinese militairen keihard werd neergeslagen. Die ene man vóór een oprukkende tank op die beroemde foto staat symbool voor de moed vanuit de bevolking tegenover een politiestaat.

Liu was betrokken bij de gebeurtenissen op het Plein van de Hemelse Vrede: “Mede door zijn optreden werd een aftocht geregeld van de studenten op het plein, waarmee een bloedbad werd voorkomen.”(1) Inderdaad, er vond in die beruchte nacht van 3 en 4 april geen bloedbad plaats onder studenten op dat plein, zoals veel Westerse media destijds schreven en soms nog volhouden. Studenten werden onder militaire dreiging van het plein gedreven, maar niet doodgeschoten en evenmin doodgereden door tanks. Een echt bloedbad vond wel degelijk plaats, maar dat was in de arbeidersbuurten, waar troepen met scherp schoten op desperaat terugvechtende menigten (2). De staat was veel angstiger voor boze straatvechtende en stakende arbeiders dan voor verontwaardigde studenten met hun keurige, overigens wel degelijk heel waardevolle en dappere demonstraties en sit-ins.

Terug naar Liu en zijn activiteiten. Hij nam stelling tegen het bewind en “heeft een overweldigende lijst publicaties op zijn naam staan met scherpe kritiek op het Chinese communistische systeem”, maar liefst achthonderd werken, volgens het Nobelprijscomité dat hem de prijs in 2010 toekende wegens diens “langdurige en geweldloze strijd voor fundamentele mensenrechten”. Toen zat hij al in de gevangenis, opgesloten en veroordeeld “wegens ondermijning van het staatsgezag”.

Die ‘ondermijning’ kwam neer op de woorden die hij schreef en onderschreef. Hij ondertekende in 2008 een petitie, Charter 08 Manifesto, bedoeld om na de in dat jaar gehouden Olympische Spelen in Beijing te verschijnen. Die handtekening leidde dus mede tot een gevangenisstraf van elf jaar, waar nu door ziekbed en dood een eind is aan gekomen. Overigens zou de straf nog hoger zijn geweest zonder Liu’s rol in 1989: “De autoriteiten erkenden zijn rol daarin en gaven hem strafvermindering bij zijn veroordeling wegens zijn aandeel in het protest”. De Nobelprijs heeft hij nooit mogen ophalen, en aan zijn verzoek om buiten China zijn laatste adem te mogen uitblazen kwam de Chinese staat niet tegemoet (3).

De vernedering van de dissident ging door na diens dood. De crematie en rouwplechtigheid bijvoorbeeld. Een functionaris van Amnesty noemde het een “ruwe, wrede en politiek ongevoelige show”. Het was inderdaad een tamelijk stuitende vertoning, als berichtgeving in gevestigde media er niet al te ver naast zit althans. “De Chinese overheid claimt dat er vrienden bij de rouwceremonie waren. Maar in de door China vrijgegeven foto’s zijn volgens een bevriende filmmaker geen vrienden van Liu te zien”. (4)

Dat zijn as over zee werd uitgestrooid, heeft volgens medestanders een reden. “Waarschijnlijk zijn de autoriteiten bang dat een graf een plaats wordt voor herdenkingen. En die herdenkingen kunnen uitmonden in protesten”. (5) Inderdaad, en dat zou dan precedenten van indrukwekkend formaat hebben. Rouwplechtigheden bij de dood van de Chinese premier Zhou Enlai in 1976 mondden uit in een opstand op het Tiananmenplein oftewel het Plein van de Hemelse Vrede tegen het toen nog keihard maoïstische regime. De protestbeweging van 1989 begon ook rond rouwplechtigheden voor de als hervormingsgezind beschouwde partijleider Hu Yaobang.

Dat een graf van een dissident een plek van protest zou kunnen worden, is niet vergezocht, dat hier de reden lag voor het uitstrooien van de as op zee is dat evenmin. Als deze interpretatie klopt, dan tekent het de krampachtige angst van de staat voor de bevolking, een angst waarin die staat natuurlijk helemaal niet uniek is. De houding van de autoriteiten weerhoudt in tussen medestanders van Liu er gelukkig niet van om op eigen wijze uitdrukking aan hun gevoelens te geven, via cryptische verwijzingen en uitingen op internet bijvoorbeeld (6).

Intussen maken medestanders van Liu zich ook nog eens zorgen over zijn nu weduwe geworden echtegenote, Liu Xa. Die staat al zeven jaar onder huisarrest, is volgens de autoriteiten nu “vrij”, maar een Amerikaans mensenrechtenadvocaat meldde: “We hebben al in geen drie dagen meer contact meer gehad”. Wel is, op de dag dat Liu Xiaobo stierf, een andere dissident vrijgelaten, namelijk Xu Zhiyong (7).

Onderdrukking van dissidenten als Liu Xiaoba en Xu Zhiyong verdient afkeuring en afwijzing, ook door radicale en anarchisten die het verder inhoudelijk helemaal niet met dit slag dissidenten eens hoeven te zijn. Het gaat om vrijheid en solidariteit. Wie van staatswege beroofd wordt van de vrijheid om meningen te formuleren en vrijelijk naar voren te brengen, is slachtoffer van onrecht en onderdrukking die niet hoort te bestaan. Daarom, en niet vanwege de opvattingen van deze mensen, is het goed om voor deze mensen op te komen. Het gaat om het simpele feit dat de vrijheid waar dissidenten op aandringen en waar ze gebruik van maken, precies ook de ruimte is en biedt voor anderen om zich te uiten, voor zichzelf en voor elkaar op te komen.

Een Chinese staat die rücksichtslos dissidenten opsluit – mensen met enige internationale bekendheid die hen soms nog enige bescherming biedt – staat des te sterker als diezelfde staat protesten van dorpsbewoners tegen een vervuilende fabriek, van stakers voor hoger loon en Tibetanen en Oeigoeren tegen militaire bezetting gewapenderhand verpletterd. Dat zijn vaak groepen met veelal veel minder internationale steun en bekendheid, groepen waarvoor buiten de Chinese staatsgrenzen veel minder aandacht is, met uitzondering van Tibetanen wiens strevingen juist door de Westerse politiek worden bespeeld om machtspolitiek voordeel te behalen tegenover de Chinese staat in een macaber spel van imperiale rivaliteit.

Overigens zit precies om die reden aan veel Westerse steun aan Liu Xiaobo ook een luchtje. Ook die staat niet los van machtspolitiek, van Westerse regeringen die China maar wat graag met mensenrechtenverwijten om te oren slaan wegens beoogd diplomatiek voordeel. Diezelfde Westerse regeringen zien er geen been in om in Washington en Hamburg demonstranten van de straat te knuppelen. Maar het feit dat regeringen hypocriet steun aan dissidenten bieden, is voor principiële voorstanders van autonomie tegenover de macht-van-hogerhand weer geen goede reden om de repressie van zulke dissidenten niet te veroordelen als een aanval op de vrijheid zelf.

Stelling nemen tegenover Chinese staatsrepressie vanuit een radicale optiek is dus goed op ziochzelf. Dat dienen we echter nadrukkelijk los te koppelen van inhoudelijke steun aan dit slag dissidenten. Nemen we de zaak van Liu Xiaobo. Dat was geen progressief of radicaal persoon. Angry Arab geeft in een blogpost (8) die me op het idee bracht dit artikel te maken, enkele citaten uit een in 2010 verschenen Guardian-artikel die duidelijk maken hoe rechts Liu was. In dat Guardian-stuk laten Barry Sautman en Yan Hairong zien (9) dat Liu een rechts-liberale, bepaald niet geweldloze, politiek voorstond. Het al genoemde Charta 08 pleitte bijvoorbeeld niet alleen voor “een politiek systeem in Westerse stijl” maar ook voor “privatisering van alle ondernemingen en landbouwgronden”. Liu sprak steun uit de Amerikaanse president George Bush en diens oorlogspolitiek. Ook de NOS vertelt: Liu “was door en door Westers, pro-Amerika, pro-Bush en pro-Israël. Hij stond achter de Amerikaans-Britse invasie in Irak, die naar zijn overtuiging van Irak een vrij, democratisch en vreedzaam land zou maken.” (10) Vele honderduizenden doden later in een kapotgeschoten land weten we waar dat op is uitgedraaid.

De rechtvaardiging voor de Amerikaanse oorlogspolitiek? “De vrije wereld geleid door de VS vocht tegen (…) regimes die de mensenrechten vertrapten”, aldus Liu.

Het heeft er veel van weg dat Liu zijn de strijd voor mensenrechten in China vooral geweldloos voerde omdat hij geen leger ter beschikking had. Dat het inherent verkeerd is als het ene land het andere land een staatsinrichting, democratisch of anderszins, oplegt door middel van oorlog, was voor Liu kennelijk geen overweging. Dat Liu dus helemaal niet zo heel erg vredelievend was, dat was het Nobelcomité wellicht ontgaan. In het gezelschap van Kissinger en Obama, oorlogsmisdadigers en mede-winnars van de Nobelprijs voor de Vrede, had Liu zich vast wel op zijn gemak gevoeld, al zou hij Obama vermoedelijk te soft gevonden hebben, zoals hij ook Democratisch presidentskandidaat Kerry in 2004 te slap vond vergeleken met Bush (11).

Nee, Liu was geen bondgenoot in de strijd voor een meer vreedzame, vrijere en rechtvaardiger wereld. Aan zijn moed hoeven we geen seconde te twijfelen, en de repressie die hij ondervond, blijft schandalig. Maar voor politiek-inhoudelijke steun aan Liu Xiaobo was tijdens zijn leven geen goede reden, en daar heeft zijn dood niets aan veranderd.

Noten:

1 “Liu: een held in het Westen, verguisd in eigen land”, NOS, 13 juli 2017, http://nos.nl/artikel/2182987-liu-een-held-in-het-westen-verguisd-in-eigen-land.html

2 George Katsdiaficas, “Asia’s Unknown Uprisings, Volume 2: People Power in the Philippines, Birma, Tibet, China, Taiwan, Bangladesh, Nepal, Thailand and Indonesia 1947-2002”, 2013, pag. 161-162: “Zorgvuldig onderzoek van video’s en ooggetuigenverslagen heeft onthuld dat er, in tegenstelling tot voortdurende Westerse mediaverslagen, geen studenten zijn gedood op het Tiananmenplein.” Geciteerd via http://libcom.org/history/chinese-democratic-uprising-1989, een link naar de PDF waar het hoofdstuk over China uit het genoemde boek is weergegeven; het koste wat Google-gepuzzel om uit te vinden uit welk boek het hoofdstuk precies kwam, als ik me heb vergist dan hoor ik het van een alerte lezer. Voor het boek, zie http://secure.pmpress.org/index.php?l=product_detail&p=413

3 Als noot 1

4 “’Uitvaart Liu Xiaobo was een ruwe, politiek ongevoelige show’”, NOS, 15 juli 2017, http://nos.nl/artikel/2183395-uitvaart-liu-xiaobo-was-een-ruwe-ongevoelige-politieke-show.html

5 als in noot 4

6 Marije Vlaskamp, ‘Chinese censor kan niet verhoeden dat Xiaobo-adepten samen rouwen”, Volkskrant 13 juli 2017, https://www.volkskrant.nl/buitenland/chinese-censor-kan-niet-verhoeden-dat-xiaobo-adepten-samen-rouwen~a4506162/

7 “China laat mensenrechtenactivist vrij”, Nu.nl, 15 juli 2017, http://www.nu.nl/buitenland/4843875/china-laat-mensenrechtenactivist-xu-vrij.html

8 Angry Arab, “Every so-called dissident championed by Western governments and media is typically a lousy human being: Liu Xiaobo”, op: The Angry Arab News Service, 14 juli 2017, http://angryarab.blogspot.nl/2017/07/every-so-called-dissident-championed-by.html

9 Barry Sautman en Yan Hairong, “Do supporters of Nobel winner Liu Xiaobo really know what he stands for?”, Guardian, 15 december 2010, https://www.theguardian.com/commentisfree/2010/dec/15/nobel-winner-liu-xiaobo-chinese-dissident

10 als in noot 1

11 als in noot 1

Noot aangebracht 18 juli 11.41 uur: foutief jaartal gecorrigeerd bij de dood van Hu Yaobang, dat moest 1989 zijn en niet 1898 zoals er eerst stond. Dank aan een alerte sitebezoekster:)

Peter Storm

Comments are closed.