Waarom ik niet meedoe


dinsdag 14 maart 2017

Dat verkiezingsspektakel dus. Ik was deze ronde niet echt van plan uiteen te gaan zetten wat op op verkiezingsdag ga doen, en waarom. Zelfs oproepen om niet te gaan stemmen is eigenlijk te veel eer voor het hele electorale gebeuren. Maar er is geen ontkomen aan de reactionaire carrousel aan oproepen en stemadviezen, waardoor ook tal van mensen ter radicale linkerzijde zijn meegezogen. Dat is laatste ook niet zo gek, met meerdere vleugels van fascistische politiek in opmars onder aanvoering van Wilders en nu ook Baudet, en vrijwel de complete gevestigde politiek, Rutte voorop, in collaboratie-modus. De morele aandrang om via de stembus een ‘tegengeluid’ tegenover Wilders te zetten, een ‘breuk met het neoliberalisme’ af te dwingen, je ‘stem niet verloren te laten gaan’ is overweldigend groot. Daarmee dringt de noodzaak zich op om toch maar uiteen te zetten waarom ik toch niet meedoe en andere fronten van strijd kies. Hier gaat-ie.

Ik ga hieronder drie dingen proberen. Allereerst: mijn uitgangspunt uiteenzetten, waarom ik in het algemeen verkiezingsdeelname geen goede optie vindt. Dat is mijn principe, mijn ‘default option‘, rond verkiezingen: niet stemmen. Vervolgens geef ik aan dat er omstandigheden denkbaar zijn waarom ik van die principiële houding afwijk, waarom de ‘default option’ niet definitie de gekozen optie hoeft te zijn. Ten slotte hoop ik aan te geven waarom de huidige situatie niet onder die uitzonderlijke omstandigheden valt, en ik me dus niet gan laten chanteren om toch maar te gaan stemmen. Zelfs niet door de fascistische dreiging, die via de stembus net zo min effectief gestopt gaat worden als via welke meegaandheid met de gevestigde orde dan ook.

Eerst: waarom is stemmen voor mijn uit principe geen goed idee?

1. Stemmen is abdicatie, afstand doen van mijn zeggenschap over mijzelf en datgene wat mij fundamenteel aangaat. Stemmen is: een ander aanwijzen als zaakwaarnemer voor mijn eigen leven, zonder over die ander verder controle te hebben. Stemmen is een baas kiezen voor mezelf – een baas waar ik het vervolgens vier jaar mee moet doen, en daarna mag ik de baas via hetzelfde trucje eventueel vervangen. Maar ik accepteer geen bazen, geen heersers boven me, ook geen gekozen heersers. Mijn streven is zelfbestuur, door vrije, gelijkwaardige en als het er op aan komt solidaire mensen. Stemmen staat daar haaks op. Het houdt me gevangen in bestuurd-worden en geeft die verhouding van onderwerping nog legitimiteit ook.

2. Stemmen is usurpatie, het grijpen van macht over anderen die mij niet toekomt. Ik kies namelijk niet alleen een baas voor mijzelf, maar ook voor jou. Zoals jij er ook – ongevraagd – één voor mij kiest. Met welk recht zou ik een machthebber boven jou aan mogen stellen. Op basis van het recht dat jij er één boven mij kunnen aanstellen? Jij accepteert de door mij gesteunde onderwerping , omdat ik de door jou gesteunde onderwerping steun? Gelijk oversteken in de ‘vrijwillige slavernij’waar Etiënne de la Boetie al in de zestiende eeuw tegen fulmineerde?

3. Stemmen is de aandacht afleiden naar boven, naar politici. Het is de energie wegzuigen van eigen kracht en eigen initiatief en eigen verantwoordelijkheid. Het moedigt mensen aan omhoog te kijken, naar ánderen die zaken voor ons oplossen. De enige echte oplossingen zijn echter de oplossingen die we zelf formuleren, vorm geven en in daden omzetten. Hoe meer energie radicale mensen stoppen in de jacht op die ene zetel voor Artikel 1, of op de zestiende zetel voor de SP, hoe minder energie er overblijft om te staken, te demonstreren, met de politie te vechten – wat trouwens helemaal niet mag van ‘onze gekozen vertegenwoordigers’ – en andere noodzakelijke activiteiten.

Natuurlijk, je kunt zeggen: ik ga stemmen, eens in de paar jaar, en steek verder mijn tijd vooral in sociale strijd, directe actie, verspreiding van eigen ideeën. Dat is geen drama, en wie morgen de neus dicht doet, gaat stemmen, na afloop zich heel goed wast en het daarbij laat, doet niet iets vreselijks of zo. Maar het gaat zo gauw van ‘ik ga stammen’ naar ‘ik ga campagne voeren voor degene op wie ik ga stemmen’, naar ‘ik ga de partij op wie ik stem als oplossing promoten’ . Zo schuift de sociale strijd en de directe actie naar de achtergrond want de verkiezingen hebben nu ‘even’ voorrang. De dynamiek van de stembus staat uiteindelijk haaks op de dynamiek van de noodzakelijke strijd. Verkiezingsstrijd heeft de neiging om alle andere strijd naar het tweede plan te duwen. Dat is de schade ervan, want juist van die andere strijd, de directe actie, de confrontatie met kapitaal, staat, witte overheersing, patriarchaat, heteronormativiteit en cisnormativiteit, moeten we het hebben.

4. Stemmen is toestemmen, zo stelt een oude leus het. Inderdaad. Stemmen is is het systeem bevestigen en legitimeren. Uit de verkiezingen komt een uitslag, relatief gunstig of – waarschijnlijker – zeer ongunstig. Wie gestemd heeft, is mee verantwoordelijk voor de hele uitslag, en heeft bij voorbaat de geldigheid en rechtmatigheid ervan onderstreept. Wie aan een voetbalwedstrijd meedoet, geeft de uitslag daarmee bij voorbaat iets legitiems. De winnaar heeft gewonnen, maar de verliezer heeft meegedaan en erkent automatisch de overwinning (tenzij er ‘vals is gespeeld’), louter door mee te doen. Als team-Wilders morgen wint en de linkse clubs verliezen, dan hebben alle strijdende kampen in de wedstrijd – niet alleen kam-Wilders maar ook kamp-Roemer, kamp-Thieme, kamp-Kuzu, kamp-Klaver en kamp-Simons – die uitslag van geldigheid voorzien. Dat geldt zelfs als we dat ene lijstje stemmen dat beloofd heeft haar zetels leeg te laten als protest.

Stemmen is – als je enigszins hecht aan morele consistentie in je handelen – akkoord gaan met het spel, de regels… én de uitkomst. Ik ga niet akkoord met de uitkomst. Ik ben geen ‘sportieve verliezer’. Ik doe niet mee. Ik vind het spel verfoeilijk, de regels oneerlijk, de eigenaar van het arena een stel boeven, en elk resultaat daarom bij voorbaat malafide. Wie er ook wint, ik behoor tot hun tegenstanders, al erken ik dat de ene tegenstander nog wat akeliger is dan de andere. Stemmen is toestemmen. Ik stem niet toe. Ik stem dus niet. Dat is mijn basishouding.

Ik kan me omstandigheden voorstellen dat ik daar – met tegenzin en weerzin – van afwijk. Als er een acuut gevaar is van een fascistisch premierschap, waartegenover een sterk politiek blok staat dat daar om wezenlijke punten mee breekt, dan zou de druk om toch naar de stembus te gaan, wel erg sterk worden. Als de PVV in peilingen op een grote overwinning staat, de sterkste dreigt te worden met zó veel zetels dat het premierschap voor het grijpen ligt – ruim boven de dertig zetels, bijvoorbeeld. Als daar tegenover bijvoorbeeld SP of GroenLinks stond met nauwelijks minder zetels, zodat een handvol stemmen kan uitmaken of Wilders inderdaad die meerderheid krijg of dat links die krijgt.

Ik vertrouw die linksige clubs ook dan natuurlijk niet, Roemer net zo min als Klaver. En ik zou ze dan meteen bestrijden, zelfs al zou ik er met tegenzin een keertje op hebben gestemd om een Wilders de weg te helpen versperren. Maar als ik door een stem op één van die twee Wilders van het premierschap – en Nederland dus uit de klauwen van een rechtstreeks fascistische machtsgreep – zou kunnen helpen houden en daarmee tijd helpen winnen voor antifascistisch verzet van onderaf om de dreiging verder terug te dringen, zou ik dat wellicht overwegen. Zelfs dan is trouwens best mogelijk dat de uiteindelijke uitkomst van heroverwegen toch handhaving van mijn standpunt – en dus niet stemmen – zou zijn. Ook dan zijn punten 1, 2, 3 en 4 er niet om weggewuifd te worden. Maar altijd zelf blijven nadenken en opties open houden is wel verstandig.

Mijn standpunt is dus niet in beton gegoten. Het wortelt in een anarchistisch principe: ik weiger me te laten besturen, want ik streef naar zelfbestuur in vrijheid en gelijkwaardigheid Maar er is dus ook een ander principe in het geding, even valide uit anarchistisch oogpunt: alles op alles te zetten om het fascisme – die ultieme ontkenning van non-hiërarchisch zelfbestuur, die uitdrukking van autoritarisme en de bijbehorende repressieve hiërarchieën– tegen te houden en te verslaan. Die twee principes zijn verbonden en staan zij aan zij.

Doorgaans versterken de twee principes elkaar: niet gaan stemmen, en de energie steken in het terugslaan van de fascistische opmars door directe actie en strijd van onderop. Juist omdat ik me niet wil laten besturen, juist omdat ik vrijheid wil, niet als voorrecht voor mezelf maar als vrijheid voor iedereen, beschouw ik een fascistische machtsgreep als onduldbaar. Maar het is dus denkbaar dat ik, in de strijd tegen het fascisme (principe twee) mijn anti-electorale houding (principe één) als het ware even tussen haakjes zet, opschort. Het is denkbaar dat ik tegen mezelf zeg: neus dicht, nu even Wilders via de stembus de weg versperren, en dan metéén weer verder met de kern van de sociale strijd buiten de electorale arena. Dénkbaar. Niet honderd procent onder alle omstandigheden uitgesloten. Principes vormen een handvat, het dienen geen dogma’s te zijn. Maar ook in zo’n geval is stemmen een riskante concessie, waarvoor overweldigende redenen moeten bestaan.

Ik zie zulke overweldigende redenen nu niet. De PVV kan eerste worden, en dat is doodeng. Maar de partij die dan hoogstwaarschijnlijk tweede wordt, is dan de VVD, een partij die retorisch en beleidsmatig steeds meer op de PVV is gaan lijken. Wilders van de nummer één plek afhouden betekent Rutte die nummer één plek bezorgen. Dat is de situatie. In 1932 stemden sociaaldemocraten in Duitsland op Hindenburg als presidentskandidaat, om Hitler tegen te houden. Hindenburg won. Het jaar erop benoemde dezelfde Hindenburg de heer Hitler als rijkskanselier, waarmee de deuren naar de nazi-dictatuur open zwaaiden waardoor de SA-horden binnenstormden. Rechts stemmen om nazi’s te stoppen heeft dus zeer akelige precedenten.Er is momenteel geen voor antifascisten begaanbare electorale optie om Wilders van de eerste plaats af te houden, tenzij met collaboratie een zinnig antwoord vindt op fascisme.

Er is nog een heel anders gemotiveerde overweging in omloop om te gaan stemmen en zelfs campagne te voeren voor een partij, namelijk Artikel 1. Het is een standpunt dat uitgedragen wordt veel mensen die ik als geestverwanten beschouw en hogelijk respecteer. Het gaat er in dat standpunt om, tegenover Wilders en mijn medeplichtigen een radicaal iemand te zetten die ook in de Tweede Kamer daar dwars tegenin kan gaan en principieel voor gelijkwaardigheid opkomt. Vaak is dat gecombineerd met de wens – een wens die in zeer goede oppositie tegen racisme en patriarchaat is geworteld – om die rol, uitgeoefend te zien worden door een zwarte vrouw. Hoe gaaf zou het niet zijn als Wilders keer op keer in de Tweede Kamer van repliek gediend werd door Sylvana Simons? En ja, áls ik ging stemmen zou het vanuit zo’n soort idee zijn: eindelijk eens iemand die echte oppositie tegen de uiterst-rechtse demagogie voert, en daar dan aandacht voor krijgt ook.

Er zijn echter meerdere redenen waarom ik er toch niet in meega. In de eerste plaats vanwege het idee dat er toch mee versterkt wordt, dat die Tweede Kamer het middelpunt van het debat en de confrontatie is. Silvana Simons – of iemand van Denk of Marianne Thieme, of noem maar op – naar voren schuiven als antwoord op Geert Wilders en Mark Rutte is: onszelf wegzetten als supporters, als juichend publiek, en daarmee afbreuk doen aan onze rol als strijders. Ik weet het, dat willen veel aanhangers van Artikel 1 liever niet. Maar het is de dynamiek van campagnevoeren en verkiezingsdeelname die wel degelijk die kant op duwt.

Ja , het is prettig als een landelijk bekend iemand iets radicaals zegt en daarmee een grote bereik heeft dan zulk radicaal geluid doorgaans krijgt. Maar het is niet goed om ons van dat mechanisme – waar we zelf geen greep op hebben – afhankelijk te maken. Ik richt me liever op het hardnekkig uitbouwen van eigen netwerken, eigen bereik, eigen activiteiten buiten de gevestigde politiek. En de onderstreping van de Tweede Kamer als dé legitieme arena van politieke strijd ondermijnt onze eigen, zelfstandige kracht. Ik gun Artikel 1 hun zetel(s), het zou – als het morgen lukt -het gunstigste nieuws van de dag zijn. Maar het vooruitzicht ervan weegt bij lange na niet zwaar genoeg om mijn anti-electorale uitgangspunten ervoor opzij te zetten, ook niet heel eventjes.

En ik maak me zorgen om het demoraliserende effect als het morgen toch niet lukt met Artikel 1. Juist de mensen die de laatste weken alles op alles gezet hebben, en daartoe soms iets van hun eigen radicale buitenparlementaire houding opzij hebben menen te moeten duwen – zouden dan wel eens een harde klap te incasseren krijgen. Straks zien we én geen zetel voor Artikel 1, én een hele groep van de beste actievoerders die er zijn die tijdelijk (of erger) buiten gevecht gesteld zijn door de burn-out die hyperactiviteit gecombineerd met falen pleegt op te leveren.

Wie op een verkiezingspaard wedt, en dan nog verliest ook, moet dan echter niet klagen bij degenen die de hele race van A tot Z een reactionair spektakel vindt, een spektakel waar onze stem niet zozeer geldt als wel wordt gebruikt om de wil van de machthebbers van instemming, toestemming en legitimiteit te voorzien. Ik help de vijand, het gevestigde bestel en haar verkiezingsvertoning, dus toch maar liever niet. Ik doe dus niet mee in het circus, en bereid me voor op komende gevechten op fronten waar we er werkelijk toe doen. Aan die fronten kom ik dan veel mensen die morgen een iets andere afweging maken, wel gaan stemmen maar toch de sociale strijd en directe actie centraal proberen te stellen, wel weer tegen. Zij aan zij in de strijd die er echt toe doet, een strijd die door geen verkiezingsstrijd vervangen, geketend en gestopt gaat worden. See y ‘all on the battlefronts that count!

Peter Storm

  1. #1 by Roy Donders on 2017/03/15 - 01:45

    Als ik bekijken schreef, dan was dat auto correct en bedoelde ik berijken

  2. #2 by Roy Donders on 2017/03/15 - 00:46

    En als laatste, stel.

    Stel 98 procent van de mensen stemt niet meer, wanneer we in die situatie zitten, wat dan ?.Dan telt de 2 procent dir wel stemde.

    Wanneer op een gegeven moment het tij zou gaan keren en niemand meer stemde, zo’n situatie is denkbaar, maar ik vraag mij af of dit gemeld zou worden, vermeld zou worden. Negentien keer per dag hoor ik op de Radio dat “de economie” beter gaat. Toch leidt mijn generatie. Als niemand zou stemmen, dan zou dit voor “het landsbelang” niet zo vermeld worden, want het zou een kentering betekenen. Als 80 procent al niet meer stemt, waarom zou ik dat dan wel doen ,? Nee, ze zouden zeggen, steeds meer mensen denken er aan toch te gaan stemmen !

    Is dit dan een inbreuk op mijn individualistische princiepen ? Nee, want partijpoliek is verre van heilig en kan nooit als opmaat gezien worden, eerder als een middel om hele fundamentele zaken te belichten, die anders nooit belicht zullen worden, als ook om een kleine tegenwicht te bieden tegen al het rechts.

    En als laatste, het een sluit het andere niet uit. Naar een wereld zonder bazen, dat is niet iets dat met een vingerknip zal veranderen,want bazen, in allerlei vormen en maten, doen zich altijd voor, een wereld zonder de bazen zal niet bestaan, maar een wereld zonder hevige ageren tegen de bazen zal ook niet bestaan. Een wereld zonder bazen is het streven, maar is niet te bekijken door slechts in je vingers te knippen en niet te stemmen.

    Want als je zegt, het maakt niets uit of je wel of niet stemt, dan kan je het ook wel doen en ondertussen je echt te organiseren, in de werkplaats, tijdens stakingen, waar het echt allemaal besloten wordt.

  3. #3 by Roy Donders on 2017/03/15 - 00:35

    Veel mensen, zegmaar 99,99 procent van de mensen, denkt in “wat ga jij dan stemmen”, of ” wat ga je stemmen”. Nooit kom ik dan met een ingewikkeld verhaal over anarchisme, Stirner en individualisme, dat is gewoon een brug te ver voor heel veel mensen.

    Ik kom via de stemwijzer uit op een partij voor de dieren, of een piratenpartij en nog een soort burger associatie beweging. Afijn, als Marianne Thieme het aan wilt gaan om relatief veel mensen te bekijken met een ecologisch verhaal, dan wil ik dat best ondersteunen.

    Voor heel veel mensen, die gehersenspoeld zijn door het conventionele, neoliberale wereldbeeld, is een Marianne Thieme, of een kritiek op zorgmanagers, als het zien van brandend water. Als ik heel voorzichtig kritiek uit op managementlagen, dan kijken mensen mij aan alsof ik pedofilie aan het goed praten ben. Neoliberaal management denken, het is ongeveer de hardware van de gemiddelde burger en op dit moment zijn er een paar toegankelijke bewegingen, die dat in ieder geval uitdagen en dus de wind van voren krijgen.

    Waarmee ik niet zeg dat een stem voldoende is, we stemmen en het komt wel goed. Nee, ik zie het meer als een symbool, niet als een oplossing. Als ik op Marianne stem, dan hoop ik dat via haar het ecologische verhaal duidelijker word, want zij is een persoon die tegen de blaaskaken op kan vechten, iets dat ik zelf nooit aan zou kunnen.

    Ik zie in hen dus een soort propaganda positie, een manier om zich door de Paul en Wittemannen en de echte Jannen en de Jinekken heen te wurmen en toch nog even een tegen geluid te laten klinken.

    Kortom, het is niet de oplossing, maar het heeft wel een symbolische waarde en het kan helpen als opbouw van een breder bewustzijn.

Comments are closed.