Van weerzinwekkend tot verleidelijk


donderdag 27 oktober 2016

Onderstaand stuk schreef ik voor de onlangs verschenen Buiten de Orde, 2016/3, waar het dus al te lezen is.

Van weerzinwekkend tot verleidelijk
Gezichten van verkiezingsstrijd

Electorale politiek heeft vele gezichten. Sommige daarvan zijn voornamelijk weerzinwekkend. Maar anderen zijn verleidelijk, ook voor linkse en radicale mensen. Het kan geen kwaad om enkele van die gezichten op een rijtje te zetten.

Weerzinwekkend is het gezicht dat electorale politiek bij de gemiddelde verkiezingscampagne tussen gangbare gevestigde partijen laat zien. Tweee of meerdere kandidaten, lijsttrekkers of aspirant-presidenten, met hun gladde babbels, goedklinkende belioften, met achter hen geldschieters, goedbetaalde adviseurs en spin doctors, de peilingen en focusgroepen om er achter te komen wat ‘goed scoort’, dit alles in de volle wetenschap dat van de belofte van vandaag in het beleid van morgen weinig tot niets terug te vinden zal zijn. Beloftes zijn er om kiezers te verlokken. Het beleid vloeit daar niet uit vioort, dat wortelt in de financiële en bureaucratische belangen waar de kandidaat,.eenmaal gekozen, onvermijdelijk haar of zijn oor bij te luisteren legt. Dit soort electorale politiek wekt weerzin. Weinig mensen die dit hier lezen, zullen bijvoorbeeld in een verkiezingsrace tussen Samson en Rutte iets emencipatoirs weten te ontdekken. Dit circus zelf aanvallen, belachelijk maken of negeren is een goede, verstandige en gelukkig wijdverbreide houding.

Maar een race tussen Clinton en Trump, deze herfst in de VS? Of komend jaar in de Nederlandse verkiezingen, Roemers – ofAboutaleb, of Asscher – tegenover Wilders? Verdient zo’n keus dezelfde afkeer van alle strijdende kampen? Hier zien we het tweede gezicht van electorale politiek., waarin tegenover een overduidelijk weerzinwekkende kandidaat iemand staat die misschien niet goed en plezierig is, maar toch wel het kleinere kwaad. Toch maar de neus dichtknijpen en op Clinton stemmen om Trump de weg te versperren? Toch maar op de SP-aanvoerder, de PvdA-lijsttrekker stemmen om Wilders de pas af te snijden? En als dat alleen maar lijkt te kunnen door op Halbe Zijlstra van de VVD te stemmen, is dat ook een acceptabel ‘kleiner kwaad’? In dit soort situaties voldoet de ‘het is één pot nat’-houding die bij races tussen gangbare mainstream-partijen opgaat, duidelijk een heel stuk minder. Het ‘kleinere kwaad’ trekt aan linkse en radicale mensen, ook aan mensen die van electorale politiek verder weinig moeten hebben.

De derde variant is nog interessanter. De laatste jaren hebben we in diverse landen de opkomst gezien van iets dat zich niet als kleiner kwaad presenteerde maar als iets goeds, iets links, iets progressiefs, op een manier die niet zomaar als sociaaldemocratische herhalingsoefening kon worden weggewimpeld. In korte tijd klassiek geworden is hier het voorbeeld uit Griekenland, waar Syriza in de jaren 2012-1014 snel opkwam, begin 2015 de verkiezingen won, die winst later dat jaar vast wist te houden en momenteel nog steeds de regering vormt. Een soortgelijke tendens zagen we in Spanje, met de opkomst van Podemos. Dat is binnen enkele jaren tot een grote partij uitgegroeid, al is regeren (nog) n iet gelukt. Verwant is ook de campagne van Bernie Sanders, die er tegen veel verwachtingen in tamelijk dicht bij de kandidatuur voor de Democratische Partij in de VS is gekomen. Was dat gelukt, dan hadden we in de VS niet de deprimerende race tussen neoliberaal rechts en fascistoïde rechts gehad – angst versus angst – maar een race tussen fascistoïde rechts en een soort van sociaaldemocratische politiek die hoop uitslraalde. Terecht, die hoop? Terecht, het enthousiasme dat Syriza in haar aanloopfase losmaakte en dat Podemos aankleeft? Is de veranderingswil, de relatief radicale beleidsvoorstellen van dit soort partijen en kandidaten, afgezet tegen de nare context en de akelige rechtse tegenstanders, een afdoende reden om ons over een anti-electorale houding heen te stellen en mee te doen, tot in stembus en bestuursrol aan toe?

Ik denk het niet. Maar ik denk tegelijk dat anarchisten degenen die dat anders zien maar beter wel bijzonder serieus kunnen nemen. Zij zoeken verandering, net als wij. Zij zien dat andere, buitenparlementaire kanalen in recente tijden betrekkelijk weinig hebben opgeleverd – iets wat ook zelfs de felste anti-electoralist moeilijk kan ontkennen. En ze zeggen: waarom zouden we het niet proberen? Ze verdienen een antwoord dat wat subtieler is dan ‘alle politici zijn hetzelfde’ of ‘uiteindelijk verraden ze ons toch’. Hetzelfde geldt voor die mensen die, tegenover Trump of Wilders, geneigd zijn toch maar voor het ‘kleinere kwaad’te kiezen. Het dilemma is écht. Er staat nogal wat op het spel, want inderdaad, een presidentschap van Trump of een premierschap van Wilders wordt echt niet plezierig.

Waarom is het dan toch niet zo verstandig om ons door de verlokking van het kleinere kwaad op sleeptouw te laten nemen of mee te doen waar de Geest van Syriza deze keer weer eens nederdaalt?
Laten we met het eerste beginnen: de redenering aangaande het ‘kleinere kwaad’. Ja, zo zou je kunnen zeggen, verkiezingen gaan geen samenleving van vrijheid en solidariteit brengen, dat zullen we met directe actie samen zelf moeten doen. Maar als Trump of Wilders winnen, dan vertrappen ze wat er aan solidariteit over is, en dan worden de kansen voor verzet van onderop er bepaald niet beter op. Dus toch maar anybody-but-Trump, en dus Clinton stemmen? Dus toch maar hoe-dan-ook-geen Wilders, en toch maar… ja wie eigenlijk?

Ik zie dit niet zitten, en wel om twee redenen. De eerste is dat een stem op deze defensieve basis het probleem niet kleiner maakt maar eerder groter. De tweede is dat, wederom, de energie die in de stembusstrijd wordt opgeslokt, ten koste gaat van de benodigde energie op strijdtonelen waarop we echt iets kunnen bereiken.

Hoe maakt een stem op het ‘kleinere kwaad’ het ‘grotere kwaad’ groter? Laten we naar de VS kijken. Daar regeren al acht jaar de Democraten onder Obama. Neoliberalisme en militarisme zetten de toon, niet wezenlijk minder dan on der de Republikein Bush. Mensen verliezen hun baan, zien hun inkomen verschrompelen, raken in studieschuld en noem maar op. Mensen worden boos. Een links voertuig voor hun qwoede is nauwelijks zichtbaar. Een rechts voortuig is maar al te zichtbaar, en het heet Trump. Dus een deel van de ontefvreden armere mensen -een wit deel – gaat daar achter aan. Nogmaalsls, omndat ze boos zijn om wat onder een Democratische regering gebeurt.

Nu staat Clinton – van dezelfde democraten als Obama, alleen nog een flink stuk rechtser – tegenover Trump. Die gaat het beleid voortzettend at mensen kwaad maakt, en mensen dus nog meer reden geven om boos te worden. Wie dan zegt: ‘stem Clinton, want anders krijgen we Trump’, zie zegt in feite: stem op de reden dat mensen boos worden en alleen nog Trump als uitweg zien. Zo vergroot je juist de aantrekkingskracht van Trump. Die kan dan immers zeggen: ‘iedereen, zelfs links (voor zover merkbaar in het debat…) stemt op jullie vijand Clinton. Er is maar één alternatief, en dat ben ik!’ Waar radicale mensen geen radicaal alternatief opbouwen maar achter Clinton aansjouwen, geven ze Trump daarin feitelijk nog gelijk ook. Zo helpt linkse en radicale steun aan Clinton om Trump geloofwaardiger en attractiever te maken. Wie Clinton steunt, helpt daarmee dus Trump. Naar Nederland vertaald: wie Asscher of Samson of Aboutaleb of welke linksige neoliberaal dan ook steunt vanuit de logica van het kleinere kwaad, die helpt in feite Wilders. En naarmate Roemer meer naar het politieke midden kruipt, geldt zoiets zelfs voor zulke steun aan Roemer.

De tweede reden ligt buiten de stembus. Wilders en soortgenoten zijn sterk omdat de zelf-georganiseerde horizontale solidariteit zo zwak is, en omdat in het politieke debat racistisch rechts – veel breder dan enkel de PVV! – volstrekt domineert. Dáár ligt het probleem. Antifascisten slagen er niet meer in om Pegida effectief van de straat te houden, Antiracisten worden op internet en daarbuiten grof overschreeuwd en geïntimideerd. Opkomen voor vluchtelingen wordt van staatswege steeds nadrukkelijker behandeld als criminaliteit en extremisme. Er is een verrechtsing, een groeiend racisme, in de hele maatschappij. De groei van de PVV is een uiting daarvan, maar de wortels liggen dieper. Als we nu enorme ladingen energie gaan steken in een campagne om vooral geen PVV te stemmen, dan gaan we goeddeels langs dat diepere probleem heen. Dan blijft rechts zich maatschappelijk versterken, zodat ook als de PVV niet wint, het beleid steeds PVV-iger trekken zal vertonen en fascistische stromingen verder groeien. Om dat proces te blokkeren, is maatschappelijke actie en politiek scherpe discussie fundamenteel. Dat is geen kwestie van stembusstrijd.

Hoe zoiets er uit ziet? Alles versterken wat de horizontale solidariteit verstevigt. Alles wat mensen helpt zich te verweren, tegen racisme maar tegelijk ook tegen bezuinigingen, sociale ellende en repressie. Strijd van onderop organiseren, en tegelijk stelselmatig en uitdagend argumenten van solidariteit tussen mensen van welke herkomst dan ook naar voren brengen, is onze kerntaak. Doen we die goed, dan maken we het fundament waarop de PVV zo scoort zwakker, en de kans dat Wilders wint dus kleiner. Wordt Wilders desondanks premier, dan hebben we in ieder geval bijgedragen aan de mogelijkheid om ons tegen de afschuwelijke gevolgen daarvan zo goed mogelijk te verdedigen. Zo opereren we niet op basis van defensieve wanhoop, maar op basis van het moeizaam opbouwen van solide fundamenten van hoop.

Hoop lijken – leken? – ook sommige links-electorale formaties te bieden. Voorbeelden zijn of waren bijvoorbeeld Syriza en Podemos. Die belichamen veranderingswil, dat is duidelijk. Beide formaties mobiliseerden de breed levende afwijzing van neoliberaal bezuinigingsbeleid, en brengen die afwijzing met aanzienlijk succes naar de stembus. Ze belichamen – of belichaamden – daarmee echte, authentieke hoop. Dat wekt sympathie, ook onder veel anarchisten. Natuurlijk is het leuk om stoute jongens Varoufokis en Tsipras brutaal te zien zijn tegen neoliberale bovenmeester Dijsselbloem. Helaas is dat niet hel hele verhaal.

In de eerste plaats belichamen dist soort bewegingen niet alléén maar hoop. Er schuilt ook demoralisatie en erkenning van machteloosheid in hun opkomst. Dat zien we aan de context en de chronologie. Neem Griekenland. Daar woedt vanaf 2009 de economische crisis, en vanaf 2010 regent het draconische bezuinigingsplannen waarbij het land onder curatele van EU, Europese Centrale Bank en IMF wordt gezet, de zogeheten Trojka. In 2010, 2011 en 2012 leidt dat tot zeer hevig sociaal protest, met een lange reeks van landelijke stakingen van één, soms twee dagen. Keer op keer gaat de behandeling van bezuinigingsplannen gepaard met straatprotest, omvangrijke gevechten tussen duizenden demonstranten en de oproerpolitie. Het haalde de voorpagina’s. Het leidde tot bezorgdheid in de kapitalistenklasse, tot bewondering en hoop onder linkse en radicale mensen ver buiten Griekenland. Zou het die verdomde Grieken lukken om het juk van het neoliberalisme van zich af te werpen?

Het lukte dus niet. Het bezuinigingsbeleid werd doorgedrukt. Alle stakingen, betogingen, bedrijven in zelfbestuur, straatgevechten en wat al niet bleken niet sterk genoeg om de regering ten val te brengen en verandering ten goede tot stand te brengen. In 2013 en 2014 gingen protesten door, maar ze kregen steeds meer een ritueel karakter, ze vormden een herhaling vanz etten met afnemende impact. Intussen zag Syriza kans om zich te profileren als stem van de antibezuinigingswoede, een stem die via het parlement zou binnenhalen wat via de straat maar niet wilde lukken. In de stem op Syriza zat hoop op verandering. Maar er zat ook iets in van: wij kunnen het zelf niet, hopeliojk kan Tsipras het voor ons doen. Waar de protesten de de directe actie iets van zelf-empowerment lieten voelen, daar had de steun aan Syriza iets van abdicatie, van afstand-doen. Hetzelfde geldt voor de ontwikkeling in Spanje. Daar hadden we in 2011 de omvangrijke pleinbijeenkomsten van de Indignados. Het jaar erop zag zeer heftige stakingsbewegingen, in de mijnen en elders. De jaren erna ebde de heftigste strijd toch een beetje weg. Intussen kwam wel Podemos op, als een soort electorale weerklank van die Indignados. Hetzelfde verschijnsel: naarmate de kracht van onderaf onvoldoende bleek en verzwakte, werd de verleiding om het toch maar via de stembus te proberen groter.

Ook de opkomst van Bernie Sanders past in dit patroon. In 2011 hadden we de occupy-beweging, die n aar voren bracht dat de steenrijke één procent heerste ten koste van de 99 procent die vertrapt werd. Occupy drong aan op verandering in die enorme sociale ongelijkheid, en voerde actie. Maar de pleinacties droogden op of werden hardhandig uiteengejaagd door gecoördineerd gewelddadig politie-ingrijpen. Wat overbleef, was een stemming. Sanders gebruikte die stemming, verwoordde breed levende gevoelens van ongenoegen en verontwaardiging, en maakte zijn campagne tot een soort electoraal Occupy. Maar de ruimte daarvoor ontstond doordat Occupy, of soortgelijke protesten, wel een stemming hadden achtergelaten maar als beweging waren verdampt. Sanders kwam op waar die beweging was weggezakt..Stembus en straat werken kennelijk als een soort communicerende vaten.

En daar ligt het gevaar. Want waar electoraal linkse krachten vervolgens sterk genoeg worden om te gaan regeren, zien we al snel hoe weinig ze voor elkaar brengen. Syriza kan inmiddels werken als afschrikwekkend voorbeeld. Enkele maanden wist premier Tsipras en zijn ploeg een wedstrijd touwtrekken met de troika vol te houden. Uiteindelijk bezweek ze onder de druk van het internationale kapitaal en de bijbehorende financiële instellingen. Een handvol goedwillende politici leggen het af tegen de gezamenlijke, geconcentreerde kapitaalsmacht, met alle ambtelijke bondgenoten die de kapitaalsmacht ook in Griekenland zelf ongetwijfeld had.. Inmiddels regeert Syriza nog steeds, en wordt al geconfronteerd met het soort stakingen waar ze, toen ze nog oppositie voerde, sympathie voor uitstraalde. Bezuinigingen, en ook repressie, ze zijn bepaald niet verdwenen, al zijn de gezichten van de verantwoordelijken veranderd. “Maar het volk zal zich niet beter voelen als de stok waarmee ze geslagen worden de ‘stok van het volk’ genoemd wordt”, wist de anarchist Mikhail Bakoenin in 1873 al te melden (1). De linkse politici, eenmaal in de regering, blijken vooral politici te zijn, en van de linksheid merk je dan nog maar weinig.

Het besturen van de staat, met de bijbehorende hiërarchie, dwingt bij de bestuurders een bepaalde visie af, een houding. Bakoenin wederom: “Maar de ambities van degenen die degenen die de wetten formuleren en uitvoeren regeren zijn diametraal tegengesteld aan de aspiraties van het volk. Ongeacht hun democratische sentimenten of intenties kijken de heersers, vanwege hun verheven positie, neer op de maatschappij als een soeverein met betrekking tot zijn onderdanen.” (2) Het zit in die positie, niet in de bedoelingen van de politici. “En waar overheersing is, daar moet een substantieel deel van de bevolking zijn dat onderworpen blijft aan de overheersing van de regeerders; en onderdanen zullen natuurlijk hun heersers haten, die dan natuurlijk gedwongen zijn de mensen te onderwerpen door nog repressiever maatregelen…” Alweer, niet omdat politici dat willen, maar omdat de logica van de situatie dat meebrengt. “Dit verklaart tevens waarom en hoe mensen die de roodste democraten, de luidruchtigste radicalen, als ze eenmaal aan de macht zijn de meest gematigde conservatieven worden.” Dat is geen slechte omschrijving van Tsipras, al lag diens geboorte nog in de verre toekomst toen Bakoenin dit schreef. Hij voegde er nog iets aan toe: ‘Zulke ommekeren worden doorgaans en ten onrechte beschouwd als een soort verraad. De belangrijkste oorzaak is de onvermijdelijke verandering in positie en perspectief. We moeten nooit vergeten dat de institutionele posities en de bijbehorende voorrechten ervan veel sterkere motiverende krachten zijn dan pure individuele haat of kwade wil.” Als het van die structurele positie afhangt wat er gebeurt, en niet van de politicus die daar belandt, dan is het dus niet zinnig om je kaarten te zetten op wéér een groep die het allemaal anders gaat doen, vanwege hun oprechtheid, hun inzet of wat voor andere kwaliteiten dan ook.

Dat is één reden waarom het steunen van Syriza via de stembus geen weg is naar radicale verandering in solidaire en antiautoritaire richting. Een andere reden ligt in de energie die erin verdwijnt, en de houding die electoralisme bij de aanhangers zelf genereert. Kijk maar naar de Sanders-campagne. Mensen schreeuwen hun support van de daken, scanderen ‘Bernie, Bernie’ tot ze schor en hees zijn. Ze vestigden daarmee hun hoop, niet primair op zichzelf en elkaar, maar op een Grote Leider die gaat doen wat hij – zie hierboven, de woorden van Bakoenin, geen absolute openbaringswaarheid maar wel doordacht en keer op keer aangetoond – niet kan en nooit zal kunnen. De energie vloeit omhoog, en het gevoel van gezamenlijke eigen kracht wordt ondermijnd. “Als zodanig is parlementaire activiteit het paradigma van strijd waarin slechts de leiders actief betrokken zijn en waarin de massa’s een ondergeschikte rol spelen. Het bestaat uit individuele afgevaardigden die de belangrijkste slag leveren; die moet wel de illusie onder de massa’s wekken dat anderen de strijd voor hen kunnen voeren.” Dat schrijft Anton Pannekoek in 1920 (3). Hij is radencommunist, marxist derhale. Maar met deze redenering slaat hij de spijker wel degelijk heel anarchistisch op zijn kop. Verkiezingspolitiek doet af aan de wezenlijke kracht van mensen zelf, om die over te hevelen naar ‘onze’ vertegenwoordigers, politici en gekozen regeerders. Is er sinds 1920 iets gebeurd waardoor dat opeens niet meer zo is?

Verkiezingspolitiek kan dus geen vehikel zijn voor het soort radicale sociale verandering die anarchisten die veelal voorstaan. Structurele mechanismes in staatsbestuur en politieke macht maken dit onmogelijk, en als linkse politici eens verder gaan dat de belangrijkste kapitalisten verantwoord vinden, is er ook wel een generaal te vinden die wat divisies en geheime agenten kan loslaten op de gekozen regering.nze energie steken in links electoralisme is dus onze energie verspillen. Als de sociale strijd – stakingen, bezettingen van bedrijven, scholen, universiteiten en overheidsgebouwen, kraakacties, straatgevechten, opstand – niet door weten te breken, dan is het zaak om te kijken hoe we die strijd kunnen verdiepen en versterken zodat het wèl lukt. Die strijd inruilen voor de stembus – of de strijd naar achter schuiven om de stembus naar voren te kunnen halen – is afstand doen van ons allersterkste wapen, ten gunste van onze dodelijke vijand: de hiërarchische institutionele politieke macht zelf.

Noten:

(1). Mikhail Bakunin, “Statism and anarchy”, op www.theanarchistlibrary.org
(2). Mikhail Bakunin, “On representative government and universal suffrage”, op ww.theanarchistlibrary.org
(3). Anton Pannekoek, “World Revolution and Communist tactics”, op www.marxists.org

Peter Storm

Comments are closed.