maandag 23 maart 2015
Diverse verslagen, zowel in gevestigde als in alternatieve/ linkse media maken duidelijk: de demonstratie tegen racisme die gisteren in Amsterdam plaatsvond was een levendige, strijdlustige en daarmee waardevolle actie. De betoging was wel kleiner dan vorig jaar. Maar daar kan niet zonder meer een verzwakking van de antiracistische strijd worden afgeleid. Er zijn redenen om te vermoeden dat die strijd de laatste tijd juist eerder aan kracht en vitaliteit heeft gewonnen.
1. antiracisme: noodzaak
Hoe urgent antiracistische actie is, is helaas niet moeilijk aan te tonen. Vlak voor de demonstratie waren er cijfers over de positie van migranten op de arbeidsmarkt. “Vrijwel nergens in Europa zijn de arbeidskansen van allochtonen zo slecht als in Nederland”, zo opende de Volkskrant een stuk over dat onderwerp. Onderzoek van OESO en Eurostat wees dat uit. Die dramatische achterstand ligt deels aan de grote aantallen flexcontracten die vooral laagopgeleiden en laagbetaalden krijgen – en juist in die groep zitten veel migranten. Maar er is meer, zoals sociologe Monique Kremer, werkzaam in de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, onderkent. “Kremer noemt het schokkend dat ook hoogopgeleide allochtonen veel vaker werkloos zijn dan allochtonen met het zelfde opleidingsniveau. ‘Dat is zorgwekkend: het ondergraaft onze pretentie dat het wel goed komt met je als je maar een goede opleiding hebt.’ ”
Het is dus geen kwestie van opleiding alleen. Het is overduidelijk ook een kwestie van rechtstreekse discriminatie, van ongelijke behandeling, van voorrang gen ven aan witte Nederlandse sollicitanten boven sollicitanten met andere huidskleur of kenmerken waaraan personeelsfunctionarissen een buitenlandse herkomst, een donkere huidskleur of iets dergelijks menen te kunnen afleiden, zoals bijvoorbeeld naam. Hoe goed een migrant haar of zijn best doet, die muren van racisme staan in de weg.
En de hoogste politicus van het land legt doodleuk de verantwoordelijkheid om daar iets aan te doen bij migranten zelf. Nederland kan foei zeggen over discriminatie, maar verder is het aan degenen die er door getroffen worden. Rutte: “De paradox light dat de oplossing bij Mohammed ligt. Nieuwkomers hebben zich altijd moeten aanpassen, en altijd te maken gehad met vooroordelen en discriminatie. Je moet je invechten.” Dat discriminatie niet alleen misselijk onrecht is, maar ook verboden in dat fundament van de rechtsstaat waar Rutte zich zo graag op beroept, namelijk de grondwet, is kennelijk voor hem niet relevant. Rutte erkent en tolereert het gevestigde racisme, en maakt zich op die manier verantwoordelijk ervoor. Hoe vice-premier Asscher zo stellig kan zeggen: “Wij zullen discriminatie nooit accepteren”, en tegelijk onder zijn racistische premier aan het werk blijft, moet hij maar eens uitleggen. Als Asscher meende wat hij zei, had hij ontslag moeten nemen en spreektijd op de antiracisme-demonstratie moeten vragen om dat besluit toe te lichten.
Natuurlijk spelen er meer zaken. Er was de golf van hatelijkheid en agressie jegens moslims in Nederland na de aanslagen in Frankrijk in januari. Al op 10 januari kopte beschreef een artikel in Joop.nl meerdere voorvallen onder de kop: “Moslima’s belaagd door islamhaters”. Overigens haatten deze mensen niet zozeer de islam als wel de aanhangers van de islam, niet toevallig mensen met een migrantenachtergrond en mensen met een donkerder huidskleur dan de meeste Nederlanders. Nog enkele van dit soort voorvallen. Een “stinkbom tegen een moskee gegooid” in Den Haag. Een vrouw met hoofddoek in Tilburg die door een andere vrouw met bedreigende taal bestookt en achtervolgd werd. De politie pakte de discriminerende vrouw op.
Mensen van de fascistenclub Identitair Verzet vonden het klimaat intussen geschikt om op 7 maart op een moskee in Leiden te klimmen, met Nederlandse vlag, en met spandoeken: “stop de Islam” en “in Leiden begint de victorie”. Dit zijn geen kritische statements tegen een bepaalde godfsdienst. Dit zijn daden die leden van een bevolkingsgroep angst aanjagen en een onwelkom gevoel geven. Dit zijn daden van racistische agressie, en dit soort agressie is veel en veel te algemeen. En dat is al langer bezig. “Van de naar schatting 475 moskeeën in Nederland hebben er 174, bijna 40 procent, de afgelopen tien jaar te maken gehad met een geweldsincident”, zo concludeert een onderzoekster aan de Vrije Universiteit. “Beledigingen, scheldpartijen en mishandeling: bijna twee op de drie docenten zegt vorig jaar getuige te zijn geweest van moslimdiscriminatie in de klas”, aldus Amber Dujardin in Trouw op 17 februari van dit jaar. Wie dit allemaal afdoet als losse betreurenswaardige incidenten, ontkent de ernst van de zaak. En dan heb ik het over het gemene de opsluitings- en deportatiebeleid van opeenvolgende staatssecretarissen van ‘justitie’ nog niet gehad, en evenmin over het overeind houden van de Zwarte Piet-figuur, die blackface-traditie die racisme uitdrukt en uitstraalt. Er is geen ontkennen aan: Nederland is een diepgaand racistische maatschappij.
2. antiracisme: actie
Tegen die achtergrond is het in ere houden van de jaarlijkse dag tegen racisme geen overbodige luxe. De VN heeft die dag ooit uitgeroepen naar aanleiding van het bloedbad dat het racistische apartheidsbewind van Zuid-Afrika in 1960 in Sharpeville aanrichtte, toen politieagenten met scherp schoten op demonstranten en daarmee 69 van hen de dood in joegen. In Nederland is tegenwoordig jaarlijks op of rond die dag een manifestatie en/ of demonstratie. Zo ook afgelopen zaterdag, in Amsterdam.
Die actie, een demonstratie deze keer, was veelvormig en levendig van sfeer. Opgewekt, zo is op het mooie fotoverslag van Anja Meulenbelt goed te zien. Maar ook gevestigde mediabronnen laten dat doorschemeren. “Een kleurrijke optocht trok van de Dam naar het Museumplein”, aldus Nu.nl. Het verslag van Het Parool had vooral veel aandacht voor het geharrewar rond spreker/ rapper Appa waar ik het niet eens over wil hebben hier. Maar het verslag vond ruimte voor de inhoud van de actie zelf. “Thema ‘s waren ongelijkheid, de zwarte holocaust en vooral, met ruime voorsprong, Zwarte Piet, inmiddels een antiracismesymbool voort alle jaargetijden.” Natuurlijk is Zwarte Piet zelf geen antiracismesymbool, maar een symbool van racisme. Het néé tegen Zwarte Piet, dáaŕin steekt het antiracisme. Maar dat de strijd tegen deze blackface-ellende prominent deel van antiracistisch protest is geworden, heeft Het Parool goed gezien. De actie kende ook toespraken, waaronder een vlammende en tegelijk solide betoog van Abulkasim Al-Jaberi. Daar is ook te zien hoe Esther Voet van het Centrum Informatie en Documentatie Israël CIDI en een paar anderen in wat er uit zacht als beraamde en gecoördineerde provioocatie de toespraak probeerden te verstoren. De spreker pareerde dat heel koelbloedig en maakte zijn betoog spetterend af. Pet af.
De demonstratie was niet enorm groot: “Een paar honderd mensen”, volgens Het Parool, “(e) een kleine duizend”, volgens de NOS dat verder ook vooral over Appa doormompelde maar wel een filmpje bij haar verslag had. Dat is minder dan vorig jaar, toen volgens de NOS “duizenden mensen” deelnamen, 3.000 volgens de politieschatting.
Uit het lagere aantal deelnemers dit jaar kunnen we echter niet zomaar concluderen dat het protest tegen racisme zwakker is geworden. De NOS gaf in haar verslag aan dat er vorig jaar extra actuele aanleiding was: “Veel demonstranten lopen dit jaar voor het eerst mee. Volgens verslaggever Mattijs van de Wiel hebben veel mensen na de uitspraken van geert Wilders op verkiezingsavond besloten mee te doen.” Van de Wiel doelde daarmee op het ‘Minder, minder, minder’-gestook tegen Marokkanen dat voor veel mensen kennelijk de druppel was. Zo n heel concrete aanleiding tot woede was er dit jaar minder, en dat zal aan de lagere opkomst hebben bijgedragen. Er is geen structureel zwakkere beweging, en ui zowel de levendigheid als aan de prioriteit die anti-Zwarte Pietengeluiden hadden, valt af te leiden dat de beweging iets scherper aan het worden is. Dat getuigt van groei.
De vraag is wel hoe we die groei uitbouwen. Dit type demonstraties hebben daarin waarde, maar die is wel beperkt. Geen racistisch politicus gaat óm door de aanblik van duizend of drieduizend antiracisten in een optocht. Geen staatssecretaris van justitie schort er zelfs maar een deportatie voor op, geen burgemeester schrapt hierdoor haar of zijn steun aan Zwarte Pietendeelname aan de jaarlijkse Sinterklaasoptocht. Geen agent wordt er door weerhouden om donkere mensen vaker aan te houden en als verdachte te behandelen dan witte mensen. Geen personeelschef ziet erdoor af van discriminatie van sollicitanten die Fatima of Abdul heten. Geen discotheek verandert erdoor op zichzelf een racistische toelatingsbesluit.
Racisme is iets ongrijpbaars, demonstreren ertegen wint aan zin als die demonstratie zich specifiek tegen racistische wetten en maatregelen richt, en als er druk van de demonstraties uitgaat. Die druk is een kwestie van aantallen, maar ook van ‘nuisance value’, van van de mate waarin we van drukverhogende, ‘ordeverstorende’ tactieken gebruik maken. Racistische structuren en beleidsmakers krabbelen pas terug als ze daadwerkelijk last van antiracistisch protest en verzet ondervinden. Oproepen, keurige optochten en manifestaties op zichzelf zijn daartoe niet toereikend, al kunnen het wel hints in de goede richting zijn. Maar zolang het daarbij blijft kunnen de Wildersen, Ruttes en – ja, we vergeten hem niet – Teevens van dit land de antiracistische boodschap straffeloos negeren.
De zin van demonstraties als die van zaterdag ligt echter vooral ergens anders. Mensen brengen ermee de noodzaak van antiracistische strijd onder de aandacht van bredere groepen mensen. Dit laat mensen die het racisme aan den lijve ondervinden zien – en bij deelname aan de demonstratie ook daadwerkelijk voelen – dat ze niet alleen staan in hun verzet ertegen. Het laat aan antiracisten zien en bij deelname aan de demonstratie ook daadwerkelijk voelen – dat ze, dat we niet alleen staan. Daarmee versterken banden en netwerken tussen mensen die vaak een moeizame en soms eenzame strijd voeren, op school, in de buurt, op het werk, in het uitgaansleven.
Onderlinge bemoediging, vooral daarin ligt de waarde van dit type acties. Het hoge reüniegehalte waar vaak sprake is, wijst op een tekort aan omvang: als je iedereen op een actie kent, is de actie niet erg breed.. Maar het benutten van dat reünie-aspect, het bijpraten, en het elkaar een hart onder de riem steken maakt ook dit soort demonstraties waardevol. Als de sfeer dan goed is, en het nieuws van die sfeer en boodschap bereikt weer andere mensen, dat is er iets goeds gebeurd. Dat was afgelopen zaterdag duidelijk het geval, en dat is een goede zaak.
Peter Storm