donderdag 19 juni 2014
Onderstaand artikel van mijn hand, in iets verder en anders geredigeerde vorm, verscheen in het meest recente nummer van Buiten de Orde, blad uitgegeven door de Vrije Bond, waar ik aan mee werk.
De opkomst van de Zapatistas in 1994 vond plaats terwijl de Mexicaanse staat en maatschappij zich in een dubbele overgang bevonden. Er was een economische transformatie gaande: van een metr staatsinvloed, staatsbedrijven en afgeschermde markten gereguleerd kapitalisme tot een neoliberaal kapitalistisme, met geprivatiseerde bedrijven en open grenzen voor kapitaal. Er was ook een politieke transformatie, van een feitelijk als éénpartijstaat geregeerd Mexico met een gesloten politiek bestel, naar een staat met meerdere onderling strijdende machtscentra, met een meerpartijenstelsel maar ook met groeiend geweld tussen staatsmacht en gewapende drugsbenden. Om dit te duiden, is een uitstapje naar de wortels van de moderne Mexicaanse staat handig.
Revolutie en staatsvorming
Die staat is gebouwd op de ruïnes van de Mexicaanse revolutie van 1910-1920, en uit haar brokstukken [1] Dictator Porfiria Diaz bestuurde tot 1910 Mexico. Hij leunde op een elite van grootgrondbezitters en bevriende kapitalisten, met sterke invloed van Europese ondernemers en in de schaduw van de VS. Een enorme tegenstelling tusen arm en rijk, groeiende woede over de onderdrukking waarmee die ongelijkheid in stand werd gehouden: sociale spanningen hoopten zich op, en utten zich in stakingen. Een moderne vleugel van de kapitalistenklasse begon te streven naar politieke democratie, maar zonder de bezitsvehoudingen fundamenteel ter discussie te willen stellen. De dictatuur raakte geïsoleerd. In 1910 kwamen er verkiezingen die door de liberaal Madero werden gewonnen. Hij werd echter in de bak gegooid, ontsnapte, en riep tot opstand op. Die kwam er, en groeide de liberale kapitalisten rond Madero al snel boven het hoofd. Rechts liet het er niet bij zitten en verving Madero in 1913 door generaal Huerta via staatsgreep en moord. Zijn contrarevolutie hield stand tot in 1914. Toen bezweek zijn bewind onder druk van breed volksverzet waarin middenklasse, stedelijke arbeidersbewegingen en grote boerenopstanden zij aan zij vochten.
De stedelijke arbeiders waren in allerlei bonden georganiseerd, waarbinnen er flinke anarchosyndicalistische invloed was [2]. In het noorden van Mexico opereerde boerenleider Pancho Villa, met een leger gebaseerd op zelfstandige boeren. In het zuiden voerde Emiliano Zapata een boerenguerrilla aan met basis onder arme boeren en landarbeiders. “Land en vrijheid” was zijn leus. De beweging was sociaalrevolutionair, gericht op de bouw van vrije boerengemeenschappen en verdeling van het land. Huerta werd door volksverzet verslagen, de liberaal Carranza trad aan. Deze wilde de sociale revolutie op het platteland neerslaan, terwijl hij aanvankelijk de arbeidersbeweging ruimte gaf. Een deel daarvan liet zich gebruiken en bewapenen om tegen Villa en Zapata te vechten. Ze zagen de erkenning en het legaal kunnen functioneren als verworvenheden, en wantrouwden de boerenopstanden als potentieel reactionaire, clericale kracht waar niets goeds uit kon voortkomen en lieten zich door de nieuwe kapitalistenklasse rond Carranza misbruiken voor contrarevolutie. Ze miskenden het revolutionaire elan van met name de Zapata-opstandelingen. De boerenopstanden werden stapsgewijs verslagen, en aanvankelijk hielpen ‘Rode Bataljons’ van arbeiders daar tragisch genoeg aan mee. Arbeidersbewegingen voelden zich rond deze tijd wel sterk en lieten dat met stakingsactie merken. Een algemene staking in 1916 won, nadat de regering de kapitalisten tot toegeven dwong. Dat versterkte echter de neiging van sommige vakbondsleiders om de regering als vriend te zien. Een tweede algemene staking verloor door repressie. De anarchosyndicalistische arbeidersbeweging werd verzwakt, de reformistische vleugel die was ontstaan, liet zich inkapselen. Boerenbewegingen bloedden na 1920 in isolement dood, maar hadden voor het zover was wel aan de nederlaag van rechts en aan het doorzetten van landhervormingen bijgedragen.
Het eind van het hele verhaal was dat de sociaalrevolutionaire stromingen – die rond Zapata, en die rond het radicale deel van de arbeidersbeweging – verslagen en versplinterd waren, deels door arbeiders tegen boeren laten vechten, deels doordat boeren tegen contrarevolutionaire krachten streden, allemaal voor de ‘revolutionaire’ staat die onder Carranza en vervolgens de iets linksere Obregon werd opgebouwd. Maar de oude klasse van grootgrondbezitters raakte haar macht en grond kwijt. Er kwam een staat die de moderne kapitalistenklasse diende, de economische ontwikkeling stevig ter hand nam, de boeren te vriend hield door een stevige landhervorming, arbeiders inkapselde via coöptatie van vakbondsleiders en uiteindelijk de vorming van een vakbondskoepel die feitelijk een staatsorgaan was. Het hele stelsel werd geleid door wat uiteindelijk de Institutionele Revolutionaire Partij werd, de PRI. Een goedgekozen naam: de revolutie was tot instituut geworden in handen van nieuwe machthebbers. Arbeiders en boeren waren nog steeds onderworpen en onvrij. In de jaren dertig was de nieuwe staat geconsolideerd. Het was een staat die niet terugdeinsde voor drastische maatregelen tegen privé-kapitaal en Westerse invloed. In 1938 werd onder predident Lazaro Cardenas de olie genationaliseerd. Lange neus naar de VS. In de jaren vijftig stond het bewind oogluikend toe dat allerlei guerillerabewegingen haar gebied als uitvalsbasis kozen. Castro en Che Guevara voeren met hun wrakke bootje naar Cuba vanuit Mexico. Tegelijk waakte de het bewind ervoor om in pro-Russisch vaarwater te belanden. Toen de Russische bolsjevistische leider Trotski door Stalin in ballingschap werd gejaagd, kreeg hij uiteindelijk in Mexico asiel, zeer tot ongenoegen van luidruchtige Mexicaanse stalinisten. Lange neus naar de USSR.
1968
Nationalistisch en met de staat als gangmaker van de economie: zo groeide het Mexicaanse kapitalisme gestaag. Maar zoals gebruikelijk was de groei niet rechtvaardig verdeeld, er ontstonden sociale spanningen die zich in de jaren vijftig en zestig uitten in een reeks stakingen. Daarbij konden arbeiders niet rekenen op de gevestigde bonden, want die waren een verlengstuk van de PRI-staat. Veel politieke speelruimte was er ook niet: waar coöptatie faalde, daar stond harde repressdie klaar. De stakingsgolf verliep, maar er bleef onvrede broeien. Zoals in zoveel landen, explodeerde de onvrede in het revolutiejaar 1968. Het antwoord van het bewind leidde tot een tragedie. [3]
In de zomer van 1968 was er studentenprotest, dat steun vond onder groepen arbeiders. In juli vielen soldaten middelbarescholieren aan en bezetten het Nationale Polytechnische Instituut in de hoofdstad. Tientallen dode studenten waren het gevolg. Het bleek een voorschot op wat er kwam. Dat jaar werden de Olymische Spelen gehouden in Mexico City, iets waarmee de regering natuurlijk nationale eer en roem mee wilde vergaren, en waarbij dus geen gedonder van demonstranten werd verwelkomd. Aan ‘protest zones’ deed men destijds nog niet, dat was een latere uitvinding.Vijfduizend studenten en sympathisanten stroomden samen op het Plein van de Drie Culturen in de wijk Tlatelolco. Militairen openden van drie kanten het vuur op demonstranten. Het aantal doden is nooit bekend geworden maar moet in de honderden hebben gelopen. Tien dagen later begonnen de Olympische Spelen, waarvoor het regime rust had gekocht door haar bloedbad.
De jaren erop waren jaren van repressie en verbrokkeld protest. Er waren groepen die ondergronds gewapende strijd begonnen, maar een omvangrijke guerrilla zoals in centraalamerikaanse landen als Nicaragua en El Salvador kwam nooit van de grond. Repressie bleek effectief, en met een economie waarin stedelijke industrie belangrijk was geworden, kon een plattelandsguerrilla alléén het bewind niet bedreigen. Dat bewind kwam vooral intern onder druk te staat. Tientallen jaren machtsmonopolie had de PRI tot een bolwerk van corruptie gemaakt. Ook uit kapitalistische kring kwam oppositie. Sommige ondernemers wilden zich losmaken uit de greep van staat en PRI. Hun politieke uitdrukking werd de rechtse oppositiepartij PAN.
Neoliberalisme
In de jaren tachtig werd het vasthouden aan het traditionele staatsgeleide kapitalisme onhoudbaar. In 1982 was een financiële crisis, waarop de elite en ook de PRI-top regeerde door IMF-recepten van neoliberaal beleid proberen uit te voeren. Er kwam binnen de PRI oppositie van een stroming die daarentegen een terugkeer naar de gouden PRI-tijd – toen de partij nog voeling had met de bevolking, zo was althans de pretentie – bepleitte. Hieruit ontstond de PRD. Die schoof bij de presidentsverkiezingen de zoon van de Cardenas uit de jaren zestig naar voren. Voor het eerst sinds decennia waren verkiezingen weer echt spannend in Mexico. Cardenas won bijna van de PRI-kaniddaat. Beter gezegd: hij won de verkiezingen naar alle waarschijnlijkheid. Maar de PRI won de telling. Die werd even onderbroken nadat Cardenas voor bleek te staan. Toen de telling weer op gang kwam, stond de PRI-kanidaat voor. Gek he?
Het was duidelijk dat de stabiele PRI-hegemonie haar beste tijd had gehad. Onstabiliteit kenmerkte de nieuwe verhoudingen waaronder intussen neoliberaal beleid op de rails werd gezet. Dat culmineerde in het vrijhandelsverdrag NAFTA dat in 1994 van kracht werd. Dat jaar was een jaar van economische crisis en van maatschappelijk verzet waarvan de opstand van de Zapatistas maar één voorbeeld was. Het was ook weer een jaar van presidentsverkiezingen waarbij vooral binnen de PRI gedonder was: de aanvankelijk naar voren geschoven kandidaat werd bijvoorbeeld vermoord.
Verzet kwam in de jaren erna op in allerlei sectoren en regio. Er waren de Zapatistas die na twee weken gewapende strijd delen van Chiapas in handen hadden, een aan de opbouw van een revolutionaire tegenmaatschappij begonnen terwijl ze nu en dan onderhandelden met de staat en via verklaringen en demonstraties een geest van verzet aanwakkerden. Er was in 1999-2000 een langdurige succesvolle studentenstaking ter verdediging van het recht op onderwijs. In 2000 durfde de PRI het kennelijk niet meer aan om de verkiezingen met fraude naar haar hand te zetten. Ze liet in 2000 het presidentschap toevallen aan PAN-kandidaat Vicente Fox. Met hem was het neoliberalisme in veilige handen. Sociale tegenstelingen spitsten zich toe, toen tal van boeren bankroet gingen vanwege de import van goedkoop Amerikaans graan, toen veel Mexicaanse arbeiders in de fabrieken in de noordelijke grensstreek laagbetaald werk vonden – werk onder zware omstandigheden, onder hoge tijdsdruk en mede daardoor vaak letterlijk levensgevaarlijk.
Verkiezingsjaar werd jaar van opstand
Mexico was nu formeel een soort van liberale democratie geworden, maar aan de onderdrukking van protesten veranderde dit weinig. De repressie vond nu alleen plaats onder wisselende verantwoordelijken, niety meer vanuit dat eeuwige PRI-machtscentrum. Wel begon aan de totale greep van staatswege op sociaal verzet een eind te komen. In 2006 werd duidelijk hoe diep en wijdverbreid de onvrede en de woede was. Het werd een verkiezingsjaar. Het werd ook een bijna-revolutie-jaar. [4] De PAN schoof Felipe Calderon naar voren. De PRD, de linksige afsplitsing van de PRI, kwam met Lopez Obrador. In de campagne bleek hoe Obrador de steun van zeer velen wist te krijgen door te praten over sociale rechtvaardigheid. Het is aannemelijk dat hij de verkiezingen won. Maar de kiescommissie wees Calderon als overwinnaar aan, en legde bewijs van grootschalige fraude naast zich neer. Enorme demonstraties – drie keer een gigantische optocht, en een pleinbezetting van een maand – volgden. Met die acties demonstreerden miljoenen mensen niet alleen hun steun aan Obrador. Ze lieten ermee vooral hun afkeer van de sociale ongelijkheid, de onvrijheid en het corrupte bestel blijken. Maar de PRD regisseerde het protest van bovenaf. Op een massabijeenkomst in de hoofdstad waar een miljoen mensen bijeenkwamen, zou een “regering in opstand” worden uitgeroepen. Het bleef bij symboliek, en na afloop stuurde de PRD-leiding de mensen naar huis zonder zicht te geven op voortzetting van de door die partij toch voortnamelijk electortaal gedachte strijd.
Intussen waren er buiten het electorale circus belangrijke ontwikkelingen. De Zapatistas waren. eerder dat jaar begonnen aan hun de Andere Campagne: anders dus dan de verkiezingscampagne. Geen van de kandidaten, ook niet die van de PRD, kregen steun vanuit de Zapatistas. Obrador richtte zich ook niet tegen de fundamenten van het onrecht, en zijn partij had ingestemd met het uitkleden van een wet waarin rechten van inheemse gemeenschappen zouden worden vastgelegd. De Andere Campagne bestond uit een reeks bijeenkomsten waar mensen uit de meest uiteenlopende gemeenschappen en achtergronden met elkaar deelden wat er mis was in de maatschappij. Subcomandante Marcos sprak, maar luisterde vooral. Het was een hoogst ongebruikelijke campagne die geen directe verandering beloofde maar zaadjes hielp zaaien voor de veel langere termijn – zaadjes van verandering vanuit rechtstreeks betrokkenen, niet via verkiezingen en vertegenwoordiging.
De campagne duurde vier maanden, en werd onderbroken door bloedige repressie in Atenco. Daar was al vaker fel protest geweest: in 2002 hielden mensen er een blokkade tegen de aanleg van een vliegveld. Nu was de aanleiding anders: toen de politie een aantal bloemverkopers van de stoep wilde sturen vroegen ze hulp aan de actiegroep die destijds tegen dat vliegveld had gevochten. Die actioegroep stuurde 30 mensen, politie viel aan met knuppels, uit protest blokkeerden medestanders de weg naast het stadje Politie viel aan, boeren vochten terug, politie schoot een jongen dood. De nacht erop vielen agenten het plaatsje aan, schoten traangas in woningen naar binnen, vielen huizen binnen en sleepten mensen weg, sloten 275 mensen op en mishandelden velen van hen. Volgens een rapport waren er ‘minstens 26 vrouwen’ het slachtoffer geworden van verkrachting door agenten. Zapatistas namen deel aan de protesten tegen deze repressie, een optocht waaraan tussen de vier- en tienduizend mensen deelnamen, was het gevolg. De gebeurtenissen in Atenco waren één van de talloze voorbeelden van politieonderdrukking, een voorbeeld dat er uit sprong door de omvang ervan.
Het hoogtepunt van strijd vond dat jaar niet plaats in Mexico City, niet in Atenco en ook niet in Chiapas, het gebied waar de Zapatistas hun basis hadden, maar in Oaxaca[5]. Het begon als een docentenprotest. De relatief strijdbare en democratische plaatselijke afdeling van een verder nogal bureaucratische docentenvakbond stelde in april de jaarlijkse eisen, en zette die kracht bij met een staking nadat autoriteiten onderhandelingen weigerden. De gouverneur, de al zwaar omstreden PRI-fucntionaris Ortiz, zette duizend politieagenten in om het protest te breke, gebruikten traangas, zetten politiehonden in en ook helicopters, veegden het actiekamp dat stakers hadden opgezet leeg, en verwondden mensen. Docenten en sympathisanten vochten terug, en verdreven de politie. Er volgde een protestmars van 400.000 mensen en de vorming van een revolutionair zelfbestuursorgaan, de Volksassemblee van de Volkeren van Oaxaca (APPO).
Nu ging het niet langer om looneisen van docenten. Nu ging het om het aftreden van de gehate gouverneur, en om zelfbeschikking van de mensen en gemeenschappen in de stad Oaxaca. Er werd wel gesproken van de Commune van Oaxaca, en dat is niet te veel gezegd. Rechtstreekse zeggenschap van de mensen was gecombineerd met rechtstreekse verdediging van hun zelf bevochten vrijheid door bezettingen van overheidsgebouwen, een radiostation en talloze barricaden. De Mexicaanse staat had meerdere gewelddagige offensieven van leger en politie nodig om het opstandige Oaxaca te heroveren. Omdat de opstand plaatselijk bleef, vooral ook omdat de brede protesten in de hoofdstad na de verkiezingsfraude van bovenaf ingeperkt bleven en geen sociaal-revolutionaire vleugels kregen en zich niet met de strijd in Oaxaca verbonden, kon de Mexicaanse staat hiermee weg komen. Oaxaca 2006 was zes maanden lang in opstand geweest, in een sociaal revolutionaire omwenteling. Het was een hoogtepunt in de revolutionaire geschiedenis, niet alleen van Mexico maar wereldwijd.
Geweld en verzet
De jaren erop bleef her en der allerhande protest uitbreken, en woedde ook de repressie op tal van fronten. In 2007 viel politie studentenactivisten in Mexico City aan. In 2009 opende de staat de aanval op een metaalvakbond en op een elektriciteitsbedrijf waar ze het ontslag van 44.000 werkenden doordrukte. Solidariteit en wijdverspreid protest [6] was het antwoord, met enorme demonstratie van een half miljoen mensen op 16 oktober en op 11 november een dag van blokkades , stakingen en demonstraties in heel het land, met in Mexico City alleen al tussen de 60.000 en 200.000 mensen op de been. Het zijn maar enkele episodes in een land waarin dan weer mijnwerkers protesteren, dan weer mensen uit een dorp of inheemse bevolkingsgroep met actie voor hun revhten en verlangens opkomen. En in 2012 was er wederom protest rond verkiezingen die, wederom via wijdverbreide fraude, Obreron van de overwinning hadden afgehouden. De oude PRI met haart kandidaat Nieto won. In de protesten kwam een nieuwe studentenbeweging naar voren: Yo Soy 132, genoemd naar 132 studenten die protesteerden bij een speech van PRI-kandidaat Nieto. Ook kwam rond die tijd een nieuw linkse politieke beweging op, Morena, waaron de eerdere PRD-kaniddaat Obrador actief was. Maar wederom werd de brede en diepe woede versmald en vervlakt door electorale gerichtheid.
De sociale strijd was intussen in de schaduw geraakt van sterk toenemende militarisering. Dat hing samen met de drugsoorlog die president Calderon vanaf 2006 was gaan voeren. In de strijd tegen drugskartels zette hij 50.000 soldaten in, die soms zelfs tegen plaatselijke politiekorpsen – vaak verstrengeld met drugsorganisaties – strijd voerden. Buitengewoon bloedig was intussen de werkwijze van drugskartels. De strijd heeft al aan meerdere tienduizenden mensen het leven gekost. Deze oorlog had te maken met veranderingen in de Mexicaanse staat. [7] Onder de ijzeren greep van de PRI was er vanaf de jaren dertig een soort samenwerking onstaan tussen drugskartels en overheid. Zolang kartels niet binnen Mexico hun spul verkochten, burgers met rust lieten en het bestuur flink wat geld toeschoven, werden ze met rust gelaten. Voor twee miljoen dollar konden drugshandelaars een stuk kust ‘regelen’, voor 3 miljoen een grenspost! Toen echter meerdere politieke partijen rivaliseerden om plaatselijke en landelijke macht, werd de situatie voor kartels onberekenbaar en zagen ze tegelijk kansen om via afpersing plaatselijk meer gewicht in de schaal te leggen. De Amerikaanse strijd tegen drugskartels in Colombia had bovendien de rol van Mexico in de drugshandel groter gemaakt. Wapens van de kartels kwamen uit de VS, dat tegelijk als afzetmarkt fungeerde. Ook Mexico zelf werd nu afzetgebied, maar vooral ook slagveld. Omdat mensen de staat niet vertrouweden tegenoer de kartels, vormden ze soms zogeheten Zelfverdedigingsgroepen, maar wortelden weer in plaatselijke zakelijke belangen en werkten met de staat samen en opereerden vaak zelf ook bruut.
In sommige gemeenschappen functioneerde, los van de staat, wat ‘gemeenschapspolitie’ werd genoemd [8] maar eerder een soort traditionele dorpsmilitie was. Van daaruit kwam op die veel repressievere zelfverdedigingsgroepen al gauw veel kritiek. Het laat zien dat zelfs onder sterk gemilitariseerde omstandigheden vormen van zelfverweer van onderop, van zelforganisatie, relevant waren. Het is die zelforganisatie, soms met expliciet anarchistische inbreng, veel vaker wortelend in tradities van gemeenschapsleven met veelal prekoloniale wortels, die van de revolutionaire tradities die Mexico kent, een belangrijk element vormen.
Noten:
[1] The Mexican Revolution, http://libcom.org/history/mexican-revolution
[2] John M. Hart, Revolutionary Syndicalism in Mexico, http://libcom.org/library/revolutionary-syndicalism-mexico-john-m-hart , uit: “Marcel van der Linden en Wayne Thorpe, ed. : “Revolutionary Syndicalism – An International Perspective, 1990.
[3] Gregory J. Swedberg, Repression and Resistance: Examining Mexoco’s Tlatelolco Massacre through a Gendered Lens, MRzine, 9 september 2010, http://mrzine.monthlyreview.org/2010/swedberg090910.html
[4] John Gibler, From Oaxaca to the Zócalo: Uprisings and repression in Mexico, Upside Down World, 30 oktober 2006, http://upsidedownworld.org/main/mexico-archives-79/473-from-oaxaca-to-the-zo-uprisings-and-repression-in-mexico
[5] Hans Bennett, New Books Surveys Oaxace Uprising to Reach Rebellion, Upside Down World, 22 juni 2009, http://upsidedownworld.org/main/mexico-archives-79/1917-new-book-surveys-oaxaca-uprising-to-teach-rebellion
[6] Tamara Pearson, A New United Movement Stops Mexico For a Day, Upside Down World, 16 november 2009, http://upsidedownworld.org/main/mexico-archives-79/2214-a-new-united-movement-stops-mexico-for-a-day
[7] Pamela F. Izaguirre, Narco-Politics: HowMexioco Got Thereand How It Can Get Out, Council on Hemispheric Affairs, 22 augustus 2013, http://www.coha.org/narco-politics-how-mexico-got-there-and-how-it-can-get-out/
[8] Jaime Quintana Guerrero, Community Police Forces in Mexico: Differences as Seen from the Villages, Upside Down World, 9 februari 2014, http://upsidedownworld.org/main/mexico-archives-79/4691-self-defense-groups-and-community-police-forces-in-mexico-differences-as-seen-from-the-villages
Peter Storm