Zin en onzin rond het Plasterk-debat


woensdag 12 februari 2014

Wat een toestand, en voor een flink deel toch ook weer niet, met die minister Plasterk. Het ging niet helemaal over niks. Maar het ging ook niet erg veel waar het wat mij betreft vooral over had moeten gaan: de onaanvaardbaarheid van het stiekem aftappen en afluisteren van de bevolking door veiligheidsdiensten, deze grove inbreuk oop privacy en vrijheid. Die onaanvaardbaarheid werd door niemand in het debat naar voren gebracht. Maar waar het wel over ging was toch niet helemaal onbelangrijk.

De zaak ging om het verkrijgen van gegevens van 1,8 miljoen telefoongesprekken, iets dat in de nasleep van de eerdere onthullingen van Snowden afgelopen herfst bekend werd. Minister Plasterk opperde aanvankelijk “de mogelijkheid” dat de Amerikaanse afluisterdienst NSA er achter zat, maar kort erna presenteerde hij die ‘mogelijkheid’ in het programma Nieuwsuur als zekerheid. En Plasterk vond dat niet netjes van de VS. Vanuit dat land werd ontkend. Zo zag het er dus uit: gegevens uit of via Nederland vergaard, door de VS-afluisteraars van de NSA. De vinger kon beschuldigend naar dat land gewezen worden, Nederlandse instanties trof in deze versie geen blaam.

De versie bleek incorrect. Dat bleek op 5 februari, toen ministers Plasterk van Binnenlandse Zaken ( en dus AIVD) en Hennis ( Defensie, en dus de militaire inlichtingendienst MIVD) in een brief aan de Kamer lieten weten dat met Nederlands inlichtingenwerk, en niet met de activiteit van de NSA, de data zijn verzameld. De minister had dus vorig jaar niet de waarheid gesproken, en Kamerleden namen hem dat kwalijk zoals gebruikelijk tussen Kamer en ministers.

Maar er kwam nog meer fraais. Plasterk had dit alles het liefst helemaal niet bekend laten worden. Hij vond dat hij daartoe in zijn recht stond, omdat anders staatsgeheimen in gevaar kwamen. Hij werd echter voor het blok gezet omdat er een rechtszaak aankwam waarin mensen het gebruik van buiten Nederland vergaarde data verboden werd, iets dat Plasterk helemaal niet zag zitten. Toen eenmaal de indruk was gevestigd dat Nederlandse spionnen aan het afluisteren waren geslagen, vond Plasterk het nodig om wat duidelijkheid te geven: er was niet afgeluisterd, er werd telefoonverkeer – nummers en dergelijk – vastgelegd, zogeheten metadata. “Ik vond het toen van groot belang om duidelijk te maken dat Nederland niet tegen de wet in telefoongegevens verzamelde”, aldus Plasterk in het debat.  maar, afgezien van de wettigheid, is het verzamelen van metadata minder erg dan illegaal afluisteren? Alsof het in kaart brengen van telefoongegeven s ook zonder de inhoud van gesprekken te kennen niet ook een inbreuk is op privacy en vrijheid. Alsof je uit het feit dat X belt met A, B en C niet al een heleboel inhoudelijke informatie kunt afleiden over X, A, B, en C.

Intussen bleek dat Plasterk al toen hij in Nieuwsuur optrad met zijn versie, wist dat die niet vast stond. Hij was door collega-minister Hennis gewaarschuwd terughoudend te zijn, E n al voor de jaarwisseling wist Plasterk dat het inderdaad niet klopte, dat Nederland zelf voor het datavergaren verantwoordelijk was, en hij dus ten onrechte naar de VS en haar NSA had verwezen. Toch wachtte hij met de Kamer inlichten tot 5 februari. Toen kwam er een brief, met onder meer: “De Minister van Defensie en de Minister van BKZ hebben de afweging gemaakt om de Kamer zo veel als mogelijk te informeren en het belang van de Staat om in het openbaar niet in te gaan op de mogelijke modus operandi van onze diensten. Het laatste gaf de doorslag.” Vertaling: omdat we niet mogen weten hoe de spionnendiensten ons bespioneren, wilden de ministers er de Kamer – en indirect dus ons – niet over inlichten. Zo lieten de ministers dus welbewust de eerdere indruk – de VS zat er achter – voortbestaan. Bewust onwaarheid opdissen staat ook wel bekend als liegen, en daarvan was hier sprake.

Nu kunnen we als radicalen denken: so what? Ministers liegen de kamer voor, it’s business as usual, Kamerleden zijn zelf verkozen door kiezers voor te liegen, it ‘s all in the game. Waarom ons over deze onwaarheden druk maken in dit specifieke geval? Daarvoor zijn echter toch wel enkele redenen.

In de eerste plaats: dat politici het liegen als core business beschouwen, is nog geen reden om ons daarbij neer te leggen. Politici die er probleemloos mee wegkomen als ze bewust onwaarheid spreken, zijn sterker, onkwetsbaarder, dan politici die riskeren betrapt te worden op leugens, en daar vervolgens gedonder mee krijgen. Onbekommerd liegende politici die door niemand worden weersproken en weerstreefd, zijn vrijwel oppermachtige politici. En politici zijn, als groep, onze vijand. Willen we onze vijand sterk, arrogant en oppermachtig zien, of toch liever kwetsbaar, risico vermijdend, zich bewust dat ze op de vingers gekeken worden? Nee, dat ze de Kamer – zelf volgepropt met beroepshalve liegende mensen – voorliegen is niet de kern van wat er mis is met ministers. Dat ze daarmee tegelijk de bevolking, ons allemaal, voorliegen, dát is het punt. Machthebbers die ons voorliegen en ermee wegkomen, zijn sterkere machthebbers.

Transparantie en verhoudingen waarin politici minder makkelijk ongestoord kunnen liegen, heeft voor ‘antipolitici oftewel radicale opstandige mensen, nog een voordeel. De overheid , de staat, is onze vijand, en dat ideaal van een eerlijke, ‘transparante overheid’ is geen radicaal of zelfs maar bereikbaar ideaal. Maar een ‘transparante overheid’ waarvan ministers minder makkelijk liegen laat noodgedwongen wel meer informatie los waarmee we als mensen ons voordeel kunnen doen. Kennis over de staat is macht tegen die staat.

Als een minister een keer struikelt omdat hij of zij zich in leugens heeft verstrikt, dan is dat dus mooi. Als zo n minister er toch weer mee wegkomt, na excuses en een lang Kamerdebat zoals nu, is weer minder mooi. Het herstelt iets van die onaantastbaarheid die bij het uitlekken van leugens en de erop volgende verontwaardiging was ontstaan.

Er is in deze zaak nog een punt van belang: het afschuiven van verantwoordelijkheid. Dat Plasterk naar de VS wees als verantwoordelijke, is ook het vrij pleiten van wangedrag van eigen diensten. Nederland kan zich dan in onschuld wassen en zich slachtoffer van machinaties van een weliswaar bevriende maar toch vooral erg grove mogendheid voelen. Dat voedt die favoriete nationale mythe van een klein, onschuldig en goedbedoelend Nederland of Plasterk dat bewust zo doet, is niet ter zake. Het is een mechanisme dat werkt, ook als het niet actief wordt nagestreefd. En precies die mythevorming bleek weer eens op een leugen gebouwd: we werden in onze privacy bedreigd, niet vanuit het verre VS-spionnennest maar door ‘onze eigen’ spionnendiensten AIVD en MIVD. Voor nationaal democratische triomfantelijkheid bleek weer eens geen enkele reden, de vijand staat weer eens in eigen huis, ook waar het om privacy en dergelijke gaat.

Maar Plasterk heeft dus het debat overleefd, helaas. Weer een leugenaar die zijn politieke huid wist te redden. Wie denkt dat ik dus erg voor de oppositie partij trek, omdat een deel ervan na veel moeite een motie van wantrouwen lanceerde die het uiteindelijk niet haalde, heeft het mis. Veel van de argumenten die vanuit de oppositie werden aangedragen, versterken de pretenties van de staat en de veiligheidsdiensten, en vormen impliciet een oproep om steviger en eensgezind optreden van hogerhand.

Zo was er de geschokte vaststelling dat de minister kennelijk niet wist wat er in ‘zijn’ AIVD gaande was. Ja, duh! Niet voor niets spreekt men van geheime diensten. En – al zal een minister noch een AIVD-chef het toegeven – dat betekent dat er dingen gaande zijn die ook de minister niet weet. De minister moet immers – gezien vanuit de diensten – niet teveel weten, want die kan zijn mond voorbij praten. En ministers komen en gaan, het ambtelijke spionnenapparaat blijft bestaan. Natuurlijk weet dat apparaat meer dan de minister.

De controle door minister en Kamer is dan ook geen werkelijk diepgaande controle, maar eerder een vorm van afdekking van die geheime activiteit zonder dat minister en Kamer precies weten wat die activiteit precies behelst. Staatsrechtelijk staan politici boven deze geheime ambtenarij. In werkelijkheid is het eerder andersom. Van de minister eisen dat die weet wat de AIVD uitspookt, is zinledig. De enige manier waarop een minister daar op kan reageren is óf het onzinnige verzoek weigeren, óf de schijn ophouden en stopt naar buiten brengen wat de AIVD hem influistert, of dat nu klopt of niet. Met het eerste antwoord zet de minister zijn positie op het spel, dus wordt het antwoord twee.

Opmerkelijk en vermakelijk is nog een opmerking van SP-chef Roemer. Die zei dat Plasterk “speculeert, goede adviezen in de wind slaat en zijn dienst voor schut zet.” Dat kan allemaal zo zijn, maar wat is er nu eigenlijk erg aan als een minister de AIVD voor schut zet, bedoeld of onbedoeld? Liever voor schut dan intact en hoog te paard! Alleen wie loyaal is aan het staatsapparaat, inclusief geheime diensten, en die loyaliteit nog hoger stelt dan de zeggenschap van gekozen politici – over zeggenschap van de bevolking heeft niemand het – , alleen wie zelfs de beperkte vertegenwoordigende democratie waar de SP zo in zegt te geloven – over directe participatorische democratie heeft niemand het – , dus ondergeschikt acht aan de staat zelf, kan zoiets in alle ernst een probleem vinden. Het laat eens temeer zien hoe gezagsgetrouw de SP is, en hoe weinig we er aan hebben in de strijd tegen geheimhouding en repressie.

Wat er nu misging is dat de minister openlijk buiten de regie van zijn eigen spionnen ontglipte. Het debat dat volgde, was een methode om die twee weer op één lijn te krijgen, waardoor de dienst verder zijn gang kon gaan en de politiek de schijn van politieke verantwoordelijkheid weer op zich nam, alsof er niets raars was gebeurd. Voor het uitschakelen van de macht en werking van principieel antidemocratische, vrijheid en privacy bedreigende onveiligheidsdiensten als AIVD, MIVD en dergelijke is nog wel iets meer nodig dan een systeembevestigend Kamerdebatje dat zich laat samenvatten als: foei minister, niet meer doen hoor’, terwijl de spionnen zelf feitelijk geen duimbreed in de weg wordt gelegd.

Peter Storm

, , ,

Comments are closed.