Demonstratie tegen dreigende interventie Syrië doet ertoe


zaterdag 31 augustus 2013

De aanvalsdreiging rond Syrië duurt voort, maar het tempo is wat verlaagd. Dast heeft achtergronden waar ik verderop in dit stuk enige aandacht zal besteden. Maar voor je verder leest: vandaag, zaterdag 32 augustus,  is er een demonstratie tegen een dreigende luchtaanval op Syrië door de VS, al dan niet met bondgenoten. Plaats: Vredespaleis, Carnegieplein 2, Den Haag. Tijd: 13 uur tot 16 uur. Facebook-oproep: https://www.facebook.com/events/641899002501985 . De tekst richt zich nadrukkelijk tegen een aanval, zonder in het conflict partij te kiezen. Over tekst en eisen zijn opmerkingen te maken. Maar dat is voor verderop. De kernboodschap, gericht aan VS en bondgenoten, inclusief Rutte II: doe het niet! Begin geen luchtaanvallen, schiet geen kruisraketten af, verleen geen steun aan zoiets, want de zaak wordt er slechter door. Dat is een noodzakelijke stellingname, en de demonstratie is een goede zaak. Meedoen dus als je in de gelegenheid bent, ruchtbaarheid aan geven en meeleven als je zelf geen kans ziet om erbij te zijn.

De escalatie richting luchtaanvallen heeft de laatste dagen vaart geminderd. Er was sprake van dat die al gisteren zouden beginnen, maar dat is overduidelijk niet gebeurd. ER zijn tekenen van serieuze verdeeldheid, niet alleen tussen staten van het bondgenootschap dat de VS tegen Syrië smeedt, maar ook binnen de top van de VS zelf. Veel van de zelfverzekerde toon over wie het gifgas heeft gegooid is verdampt. En voor elke expert die zegt dat een aanval nu heeft, staan er twee klaar om uit te leggen hoe riskant het is. Dat is pragmatische twijfel, geen principiële afwijzing van potentiële agressie. Maar het ondermijnt de imperiale eensgezindheid. Dat is niet ongunstig.

Over de verantwoordelijkheid voor de gifgasaanval wordt openlijk getwijfeld. Volgens Cameron, de Britse premier, is het erg waarschijnlijk dat Assads regime eraan schuldig is. Maar: “Cameron gaf toe dat er niet 100 procent bewijs is.” Uit de VS-inlichtingenwereld komt twijfel: “De Amerikaanse inlichtingendiensten zijn er niet zo zeker van dat de aanval met chemische wapens is uitgevoerd op bevel van Assad. Ze zijn er zelfs niet zeker van dat het Syrische leger erachter zit.” Dit gespeculeer verdient voorzichtigheid. Als ze in de CIA zeggen: Ässad heeft het gedaan”, dan zeggen we terecht: “Daar kan wat achter zitten, de CIA wild at we dénken dat hij het heeft gedaan. Als ze in de CIA zeggen: “Misschien heeft Assad het wel niet gedaan, we weten het niet”, past dezelfde sceptische houding: kennelijk willen ze daar dat we dénken dat hij het misschien niet heeft gedaan. En als morgen de CIA gaat zeggen: “we denken dat een oppositiegroep het heeft gedaan”, dan weten we dat de CIA wil dat we dénken dat een oppositiegroep het heeft gedaan. Over de vraag wat de CIA écht denkt en weet, zegt dat allemaal niet veel, en over de vraag wat er werkelijk is gebeurd, nog minder. Het is totaal verkeerd om uitlatingen van inlichtingenmensen te duiden alsof het uitspraken van wetenschappelijke onderzoekers zijn. De CIA is een beleidsinstelling, geen wetenschappelijk serieus te nemen onderzoeksinstituut.

De onzekerheid in inlichtingenkringen duidt niet zozeer op twijfel over de toedracht, maar eerder op twijfel of een aanval op Syrië wel nu heeft. Door de zekerheid aan Assads schuld te ondermijnen, ondergraaft dit geluid ook de voortvarendheid waarmee de VS richting luchtaanvallen koerst. En zelfs als er aanwijzingen zij dat de aanval vanuit het Syrische bewind komen, dan zegt dat nog niet veel. Er duiken nu berichten op over een onderschept gesprek tussen Syrische militairen. Die zouden erop duiden dat een plaatselijke commandant tot de aanval heeft besloten, en dat hogerhand zich een hoedje is geschrokken. Juan Cole komt met een versie waarin staat dat er vaker lage hoeveelheden sarin zijn afgevuurd – laag genoeg om niet al te erg op te vallen, hoog genoeg om tot af en toe enkele doden en de bijbehorende verschrikking te leiden. Nu was echter opeens de sarin-dosis veel hoger. Per vergissing? Op eigen houtje gedaan door een officier ter plekke die de oppositie en de bevolking extra hard wilde terroriseren? Het kan. We kennen echter het hele plaatje niet waar de conversatie deel van uitmaakt. We eten zelfs niet of die conversatie niet op desinformatie of regelrechte vervalsing van materiaal berust, of uit een dikke duim is gezogen. En áls de versie van Cole klopt, dan was de grootschalige aanval van vorige week weliswaar geen bewust beleid van Assads bewind. Maar de inzet van lagere doses sari, met veel minder doden per keer, was dat dan kennelijk wel.

Zo kunnen we doorgaan. Wat hieraan belangrijk is, dat is niet dat we dichter bij het antwoord komen wie het heeft gedaan. De relevantie ligt er in dat achter de twijfel over de toedracht een conflict over het vervolg schuilgaat. In dit beeld past ook het bericht dat een aantal Amerikaanse generaals sceptisch zijn: “Een aantal hoge militairen vreest dat een aanval op Syrië als straf meer kwaad dan goed kan doen (…) Ze zij vooral bang dat de niet te voorspellen gevolgen van een aanval met kruisraketten de operatie dubieus maakt”. De militaire- en veiligheidstop ion de VS is zelf verdeeld, en aarzelt vrijwel hardop. Er is de stoere taal van Obama en Kerry: we weten het zeker, ons antwoord mag niet uitblijven. Intussen wordt het antwoord uitgesteld, en hamert Obama ook op het beperkte karakter van de aanval.

Om de complicaties nog te vergroten, heeft gisteren een meerderheid in het Britse Lagerhuis tegen steun en deelname aan luchtaanvallen gestemd. Natuurlijk kan de VS zonder Britse steun, maar het draagvlak wordt wel smal. Voor iets dat gepresenteerd wordt als verdediging van internationaal recht is het wel handig als veel staten meedoen. Als de meest loyale bondgenoot van de VS er al geen zin in heeft, dan is dat ongunstig voor de interventie, en welkom nieuws voor tegenstanders ervan. Het geeft weer iets meer tijd om weerstand tegen de dreigende aanvallen op te bouwen.

Dit is wat context voor de demonstratie van morgen, in Den Haag en ongetwijfeld in andere steden in andere landen. Demonstreren tegen een aanval die op uitbreken staat, heeft moeilijke aspecten. Als drukmiddel is het niet alleen beperkt, het komt ook bijna onvermijdelijk te laat. Vredesdemonstraties hebben zin als onderdeel van een langdurige campagne, tot bewustwording van mensen, en het op de been brengen van de afkeer van een oorlog. Maar waar zo ‘n campagne hierin blijft steken heeft ze al bij voorbaat verloren. Het idee dat regeringen afzien van oorlogen omdat meerderheden de oorlog niet willen, is een democratische illusie. Regeringen voeren oorlogen uit staatsbelang, uit kapitaalsbelang, uit combinaties van beiden.

Wat de bevolking vindt, is irrelevant voor de keuzes – tenzij mensen hun afkeer van een oorlog omzetten in daden die de prijs van een oorlog opdrijven totdat die zo hoog wordt dat die de opbrengst van de oorlog voor de machthebbers begint te evenaren of zelfs overtreffen. We moeten van nee zeggen tegen oorlog overgaan naar nee dóén. Als wapenbedrijven meer verlies maken door stakingen en sabotage dan ze winst halen uit oorlogsleveranties, als legers hun soldaten kwijtraken wegens desertie, geen nieuwe meer vinden wegens weigering om dienst te nemen, als de discipline gevaar loopt omdat soldaten liever hun officieren opblazen dan op de “vijand” te schieten, als mensen weigeren belasting te betalen vanwege oorlogsdeelname – kortom als staat en kapitaal een hoge prijs moeten betalen voor de oorlog waar ze op aansturen – dán kunnen ze zich genoodzaakt zien om de oorlog af te blazen. Het opdrijven van de politieke, militaire en economische prijs die machthebbers voor hun oorlog moeten betalen, hoort onderdeel te zijn van een serieuze aanpak van vredesactivisme. Een beweging die blijft t steken in voorlichting en demonstraties, bloedt leeg. Mensen blijven geen optochten tegen oorlog houden als de oorlog maar doorgaat en er geen steviger vervolg in het vredesverzet wordt opgebouwd. Precies daar lag het grote tekort van de vredesbeweging tegen de Irak-oorlog.

Dat geldt voor langere campagnes. Voor de huidige situatie is er nog een probleem: er is geen tijd voor een langere campagne. Er is niet de maandenlange opbouw van protest zoals we die in 2002-2003 tegen de Irak-oorlog zagen. We worden genoodzaakt meteen te reageren. We mogen blij zijn als we flinke handenvol – honderden, hoop ik – in Den Haag zien demonstreren. Gezien mijn betoog over de noodzaak van harder verzet, zou je kunnen denken: maar heeft het dan wel zin om met vijfhonderd mensen bij het Vredespaleis nee te gaan zeggen tegen de aanvalsdreiging?

Ja, dat heeft het. In de eerste plaats voor mensen zelf: iets van geestelijke gezondheid overeind houden door uiting te geven aan onze afkeer, onze verontwaardiging, ons verdriet wegens de slachtoffers van vandaag en morgen, en door dat samen te doen. Als de demonstratie het effect heeft dat deelnemers eraan zich iets sterker en bemoedigd voelen, zodat ze ook hierna actief blijven tegen oorlog en onrecht, is dat al nuttig. Ik denk dat demonstreren niet genoeg is, maar het is wel een begin., Voor verdergaand verzet hebben we volhardende gemotiveerde mensen nodig. Ongeacht het effect op het beleid, het trainen van volharding en het versterken van de motivatie van onszelf is al een heel goede reden om mee te doen. WE willen méér dan demonstreren. Maar demonstreren is wel een begin. Het is zeer wel denkbaar dat er na de kruisraketten die Obama waarschijnlijk afvuurt, er meer escalatie komt. De demonstratie van morgen wordt daarmee ook bouwsteen voor de tegenbeweging tegen een grotere oorlog die we gaan helpen bouwen.

Er is nog een belangrijk argument te maken. Het idee dat we oorlog stoppen door duidelijk te maken dat een ee meerderheid niet wil, is een democratische illusie. Zo werkt internationale politiek niet, nog minder dan binnenlandse politiek. Maar voor de oorlogvoerende machthebbers maakt draagvlak wél uit. Zij gebruiken maar wat graag een democratische legitimatie, ze verschuilen zich met genoegen achter het idee dat de meerderheid van de bevolking hun oorlog wil, steunt, toejuicht, er zelf om vraagt. Brede steun maakt hun werk makkelijker en de ruimte voor verzet kleiner. Protesteren is weliswaar niet de manier om een oorlog onmogelijk te maken. Maar protesteren is wel een middel waarmee we machthebbers iets van hun democratische legitimatie kunnen afnemen, het draagvlak van hun oorlog zichtbaar ondermijnen. Juist in een situatie waarin zelfs de VS-top niet bepaald voortvarende eensgezindheid uitstraalt, is de oorlog publicitair extra kwetsbaar. Draagvlak is op zich niet beslissend. Maar iets uitmaken doet het wel. Daarom: gaan als je kunt, meeleven en ondersteunen als het niet lukt om erbij te zijn. Dat laatste geldt helaas voor mijzelf.

Tot de actie wordt onder meer opgeroepen door de Internationale Socialisten en de Kritische Studenten Utrecht. Op de website van de laatsten trof ik toelichting en eisen aan. De hoofdmoot is een afwijzing van interventie, wat mij betreft reden om het protest stevig te steunen. Ik zie echter ook wel zwakkere plakken. Eis nummer één: “Geen militaire interventie in Syrië, want dit gaat tegen internationale wetgeving in.” Ik ben tegen interventie, óók als de “internationale wetgeving” er wél ruimte voor zou laten. Ik ben ertegen omdat er weer meer onschuldige mensen de dood door worden ingejaagd, omdat het geweld er verder mee escaleert, omdat het menselijke oplossingen steeds moeilijker maakt in een spiraal van geweld en vergelding, en omdat de VS en bondgenoten hiermee belangenpolitiek bedrijven verpakt in menslievende leuzen, maar ten koste van mensen. Afwijzing van imperialistische oorlogspolitiek mag niet afhangen van de spelregels die de imperialisten onderling hebben afgesproken. Schending van het internationaal recht aanklagen is prima, niet omdat wij ons erop baseren maar omdat weer de huichelachtigheid van de machthebbers mee kunnen aanklagen.

Eis nummer drie : “Nederland en andere Westerse landen moeten aansporen tot vredesonderhandelingen tussen alle partijen in Syrië., daarmee moet er een einde komen aan een discours waarin al direct gezegd worden ‘we moeten iets doen, we kunnen niet stilstaan, daarom moeten we interveniëren’ ” In deze opstelling wordt de Nederlandse regering neergezet als potentiële vredesstichter. Dat is een krediet dat ik die regering net zo min gun als welke regering dan ook. Nederland – de regering, de staat – moet zich volgens deze leus kennelijk toch bemoeien met wat daar gebeurt. Dit is geen afwijzing van interventie, maar het kiezen van een andere vorm ervoor, diplomatieke. Tegenover degenen die zeggen: we moeten iets doen, dienen we niet te zeggen: ja, maar dan iets anders. We moeten durven zeggen: nee, we moeten niets doen, want wat we doen is een teken van bemoeizucht en maakt zaken niet beter, maar erger. Diplomatie aanprijzen als alternatief voor kruisraketten, betekent: gevangen blijven binnen het we-moeten-iets-doen-discours. Het is geen breuk daarmee.

Het is trouwens helemaal geen uitgemaakte zaak dat onderhandelingen verkieslijk zijn. Belangrijke stromingen onder de opstandelingen willen, met hele goede redenen, dat Assad opkrast. Ik deel dat sentiment, ik sta nog steeds achter de oorspronkelijke doelen van de volksopstand, hoezeer die intussen is ondergesneeuwd, verminkt en kapotgemaakt door de rol van gewapend religieus en door conservatieve regimes gesponsord rechts in de oppositie. Moeten wij hun door de Nederlandse regering laten vertellen dat zij met hun onderdrukkers moeten gaan praten? Is dat solidariteit? Onderschrijven we daarmee niet een legitimiteit van het schrikbewind, en trouwens ook van reactionaire oppositiekrachten die dat bewind met terreur bestrijden op weg naar een nieuw autoritair regime dat ze beogen? Ik denk dat solidariteit met de bevolking – en niet met specifieke politieke of militaire formaties voor of tegen Assad – de kern moet zijn. Enige invulling van het maatschappelijke proces in Syrië zelf opdringen komt ons niet toe, en de Nederlandse regering nog minder.

Dit zijn kanttekeningen, onderdeel van een voortdurende discussie over hoe we verzet tegen imperialisme en oorlog dienen te combineren met internationale solidariteit aan wat er over is van bevrijdend volksverzet, en sowieso met een Syrische bevolking in de knel. Maar het zijn kanttekeningen, en absoluut geen tegenwerpingen tegen de demonstratie zelf. Je hoeft het niet met elke formulering en zinsnede in de oproep eens te zijn om toch vol overtuiging aan de actie deel te nemen. Ik hoop dat dat laatste op flinke schaal gebeurt.

Peter Storm

, ,

  1. #1 by Alex on 2013/09/01 - 13:39

    Intussen zijn er wel meer dan 100.000 doden en dat gaat maar door …. Al een hele tijd wordt er gepraat en gedemonstreerd….. Deze methode lijkt niet te helpen, want nog steeds vallen er veel doden. Zelfs gifgas wordt nu ingezet. Protesteren en demonstreren we niet op de goede manier? Bommen gooien niet, maar wat dan? Hoe kunnen we de burgerbevolking beschermen? Moeten we niet daar naar toe om deze burgers te beschermen? Zou dat niet de inzet kunnen zijn?

Comments are closed.