vrijdag 19 juli 2013
Onderstaand stuk schreef ik voor Doorbraak; daar is het al op de website te lezen.
China functioneert zo ‘n beetje als laatste successtory van het neoliberale kapitalisme. Sinds de in de Communistische Partij gebundelde staatsbureaucratie de vrije markt heeft omarmd en steeds verder heeft doorgedrukt , is het land in een economische bloei beland waar geen eind aan lijkt te komen. Lijkt is hier echter een sleutelwoord. En de hoogconjunctuur is doorgedrukt ten koste van bestaanszekerheid, arbeidsrechten en milieu. Dat er in deze hoogconjunctuur zeer veel mensen van de diepste armoede naar een iets minder lage levensstandaard zijn opgetrokken, is daarmee niet in strijd.
Om de economische bloei te forceren wordt de druk op arbeiders – wiens keiharde werk de spullen maakt wiens goedkope productie de export en de winst van China hoog houdt – onophoudelijk hoog gehouden. Lage lonen lange werktijden, beroerde arbeidsomstandigheden zijn schering en inslag. Maar economische bloei betekent ook dat er vraag naar arbeiders is. Het betekent dat er behoefte is aan moderne communicatie. Het betekent dat mensen onderaan zien hoeveel rijkdom er wordt vergaard, en hoe weinig ze daarvan terug zien. Het betekent groeiende verwachtingen van bestaansverbetering bij arbeiders die ook nog eens veel beter geïnformeerd en opgeleid zijn dan vijftig jaar terug – verwachtingen die botsen met pogingen vanuit het Chinese kapitalisme om loonkosten laag te houden.
Zo hopen zich de bestanddelen op voor een gigantische sociale confrontatie tussen arbeiders enerzijds, en zowel de staatsbureaucratie als de veelal multinationale ondernemingen die China als lagelonenland benutten anderzijds. Die confrontatie is feitelijk allang gaande, in de vorm van verspreide maar zeer talrijke protesten, demonstraties, stakingen en rellen. De staat regeert met repressie, maar vaak ook met concessies. Rust afdwingen met louter terreur is immers riskant, waar arbeiders steeds beter elkaar weten te vinden, en waar arbeiders merken dat er aan hun arbeid behoefte is. Dus moet de staat vaak rust kopen door af en toe wat gas terug te nemen, arbeiders deels hun zin te geven maar er via selectieve onderdrukking van degenen die ze als organisatoren aanduidt – ‘raddraaiers”, ‘hooligans’, ‘staatsvijandige elementen’ – op te sluiten. De Chinese staat hanteert overduidelijk niet langer het frontale onderdrukkingsmodel dat Mao en zijn directe opvolgers hanteerden, en zelfs vergeleken met het neerslaan van de opstand van voorjaar 1989 is er iets veranderd. Dit heeft te maken met pogingen van de Chinese heersers om hun heerschappij een steviger en breder fundament te geven: inkapseling van oppositie, stoom af laten blazen via beperkte ruimte voor protest, en ook iets van een ‘rechtsstaat’ waar ondernemers zekerheid voor hun investeringen aan ontlenen maar waar ook critici enigszins gebruik van kunnen maken. Illusies daarin zijn misplaatst – we weten wat de Nederlandse ‘rechtsstaat’ betekent voor vluchtelingen voor degenen die het voor hen opnemen. Maar het biedt wel openingen en mogelijkheden waar mensen in verzet gebruik van kunnen maken.
Zowel de bestaande speelruimte voor dissidentie als de beperkingen die de staat daaraan stelt, werden duidelijk in een campagne tegen corruptie van hooggeplaatsten die buiten de officiële kanalen plaatsvond. De partijleiding spreekt zich bij herhaling zelf uit tegen corruptie, en pakt ook wel eens hoge functionarissen om die reden – of met corruptie als voorwendsel – aan. Maar er gonst buiten officiële kaders ook protest. Een klein aantal mensen hield in Jiangsu, een provincie in zuidelijk China, demonstratieve actie waarin ze vroegen hoe hoog de inkomens van functionarissen waren. Drie van hen werden opgepakt. Aanklacht: “illegale samenkomst”. Mogelijke gevangenisstraf als ze hiervoor veroordeeld worden: vijf jaar cel. Een tiental anderen werd om soortgelijke redenen gearresteerd.
Xu Zgiyiong is een grondwetsgeleerde die een organisatie, Open Constitutie oftewel Gongmeng, heeft opgericht. Hij trekt zich het lot van gearresteerden aan schreef een open brief om de tien genoemde arrestanten vrij te krijgen… en is intussen gearresteerd. Al sinds 12 april had hij huisarrest. “Twee vrijwilligers van Gongmeng werden op 1 juli gearresteerd, en een andere verdween die nacht, aldus ChinaChange.com, een activistische website.” Zhu Ruifing, een blogger die onthullingen deed over corruptie, zag vier van zijn accounts op de mini-blog-service ‘weibos’ stilgelegd. Zijn onthullingen leidden er eerder toe dat een functionaris in Chongging, westelijk China, 13 jaar celstraf wegens corruptie kreeg.
Dit soort onofficiële campagne tegen corruptie is best lastig te bestrijden door de Chinese staat. Heel behendig treden actievoerders op als mensen die iets doen dat ook de overheid zegt te willen, namelijk de corruptie aanpakken. Het is als het ware verpakt als pro-regeringsprotest. Maar tegelijk raken ze een open zenuw bij diezelfde regering. Al te veel openheid over inkomens en inkomstenbronnen van hoge functionarissen is niet erg welkom. Dat kan immers het aanzien van de elite aantasten, de verschillen tussen arm en rijk nog meer doen opvallen, meer protest uitlokken en dus die heilige ‘stabiliteit’ in gevaar brengen. Dit soort agitatie ongestoord laten plaatsvinden vindt de overheid kennelijk te riskant. Dit soort agitatie geheel en al de kop indrukken is echter ook niet goed voor het imago van transparantie en rechtsgelijkheid dat de Chinese autoriteiten ook nastreven. Het resultaat is halfslachtige repressie, genoeg om dissidenten boos en bezorgd te maken, maar onvoldoende om dissidentie echt uit te bannen.
Die dissidentie bestaat dus in een land dat stijf staat van sociale spanningen. Er is een goede kans dat die spanningen toenemen nu de economische groei afneemt. Ja, de economie groeit nog steeds, met cijfers die in Europa slechts als krimp- of werkloosheidcijfers nog actueel zijn. Maar de groei is wel lager dan voorheen: 7,8 procent het afgelopen jaar. Dat was de laagste groei in maar liefst 13 jaar. De import daalde met 0,7 procent, maar de export met 3,1 procent. Voor beiden hadden experts een stijging verwacht. Het handelsoverschot is dan ook teruggelopen met 14 procent. In een op export gerichte economie als de Chinese hakt zoiets erin. China als trekpaard van de wereldeconomie vertoont duidelijk vermoeidheidsverschijnselen. En met afnemende groei komen de sociale teenstellingen op scherp te staan, want ondernemers en staat krijgen er een motief voor om loonkosten verder te beperken en zich tegen extra schrap te zetten tegen protest dat de winstgevendheid in gevaar kan brengen.
Deze druk zal echter een bevolking ontmoeten die inmiddels ervaring heeft met strijd. Stakingen zijn in China een vrijwel dagelijks verschijnsel: “het is zeker dat er elk jaar duizenden, zo niet tienduizenden, stakingen plaatsvinden. Al deze stakingen zijn wilde stakingen – er bestaat niet zoiets als een legale staking in China.” Dat schrijft Eli Friedman in een achtergrondstuk over arbeidersstrijd in China in Jacobin Magazine. “Belangrijker, arbeiders winnen, met veel stakingen die grote loonsverhogingen binnenhalen voorbij en boven wettelijke vereisten.” De reactie van de staat bestond en bestaat uit het toekennen van hogere minimumlonen en arbeidswetgeving. Concessies en inkapseling, meer dan frontale repressie, is hier de strategie.
Het artikel geeft een overzicht van de veranderende dynamiek van de stakingsstrijd door de jaren heen. In 2010 vond een stevige stakingsgolf plaats in de auto-industrie, bij bedrijven als Honda en Toyota. Daarin werd niet alleen om hoger loon maar ook om zeggenschap in de vakbond – een staatsorgaan – geroepen. Soms ging het er zeer radicaal aan toe, zoals bij een staking van pakweg 200 arbeiders bij een Japans toeleveringsbedrijf voor Toyota. Drie dagen lang golden daar de “drie nee ‘s”: “geen werk, geen eisen, geen vertegenwoordigers.” Na drie dagen – waarin Toyota zelf een vestiging had moeten stilleggen vanwege tekort aan onderdelen – stelden arbeiders via gekozen afgevaardigden alsnog hun eis: een flinke loonsverhoging. Na drie dagen praten gaf het bedrijf toe. Helemaal. Niks vakbondscompromis. De volle bak.
Het artikel wijst ook op problemen. Ja, looneisen worden binnengehaald. Maar bredere eisen worden vaak niet eens gesteld. Dat heeft te maken met het feit dat veel arbeiders binnenlandse migranten zijn, zonder binding met de plaats waar ze werken. Waarom meer vrije tijd en betere voorzieningen eisen in de stad waar je tijdelijk werkt, als het idee juist is om met zoveel mogelijk zuurverdiend geld zo snel mogelijk terug ter e gaan naar je eerdere woonplaats? Waarom pensioenen eisen in je werkplek, als je dat pensioen – een regeling die verbonden is aan het bedrijf waar je werkt – toch niet mee kunt nemen naar het dorp waar je familie woont en waarnaar je terug hoopt te keren? De eisen blijven smal: het vrijwel pure loonstrijd. Dit kan echter snel veranderen, nu bedrijven op zoek naar goedkope arbeidskrachten zich nu ook vestigen in de regio waar bijvoorbeeld mensen als arbeidsmigranten vandaan komen. In zulke gevallen is de werkplek tegens de woonplek, en dan wordt het opeens veel logischer om loonstrijd wél te combineren met eisen die betere faciliteiten als openbaar vervoer naar voren brengen, evenals kortere werktijden. “Dit wekt de mogelijkheid voor politisering van arbeidersonrust”, aldus het artikel dat een voorzichtig optimistische inschatting van de mogelijkheden voor arbeidersstrijd in China maakt en onderbouwt.
Dat optimisme lijkt me niet misplaatst, en wordt ondersteund door successen in strijd buiten de rechtstreekse werkplek zelf. Dat bleek nog deze week. Autoriteiten wilden in Heshan een fabriek waar uranium verwerkt werd neerzetten. Dat wilden bewoners niet. Honderden van hen hielden een demonstratie. Ze riepen: “Geef ons onze plattelandswoningen terug. Wij zijn tegen nucleaire straling”. Kort erna, deze mededeling op een de gemeentelijke website van Heshan: “De volksregering van Heshan heeft besloten de publieke opinie te respecteren en zal het industriële parkproject van de China Nationale Nucleaire Corporatie (CNNC) niet in overweging nemen.” Zoiets gebeurt de laatste tijd meer. “Chinese autoriteiten worden in toenemende marte gevoelig voor plaatselijke protesten rond milieu-kwesties, en hebben meerdere petrochemische- en metaalfabrieken uitgesteld, geschrapt of van locatie doen veranderen”. Dorpsbewoners versus bedrijfsleven: één – nul voor de protesterende dorpsbewoners.
Arbeiders die looneisen weten te winnen, dorpsbewoners die milieuvervuilende fabrieken weten tegen te houden, dissidente netwerken die kritisch licht doen schijnen op corruptie en elite-inkomens; een stagnerende economie die de ruimte voor concessies inperkt; het zijn ingrediënten van een buitengewoon explosieve mix in een buitengewoon belangrijk land. De neoliberale suprematie, her en der in China zo ongeveer iedere dag van onderop uitgedaagd, is minder onaantastbaar dan het veel te vaak lijkt.
Peter Storm