dinsdag 16 juli 2013
Israël heeft de laatste dagen op twee fronten protest en verzet gezien tegen staatsbeleid: het antikoloniale front en het front van sociaal-economische strijd. Beide fronten zijn belangrijk, degenen die protesteren aan beide fronten verdienen sowieso solidariteit. . De strijd op beide fronten zou echter aan kracht winnen als er dwarsverbanden van solidariteit werden opgebouwd – hoe moeilijk dat ook is.
Eén front is het verzet van Bedoeïenen in de Negev-woestijn. Zij protesteren tegen een regeringsplan om ruimte te maken voor Joodse nederzettingen in dat gebied ten koste van Bedoeïenen die daar wonen, en van hun dorpen. Van de 200.000 Bedoeïenen zijn er 70.000 opgezadeld met de status ‘niet erkend”. De gedachtengang – tot uiting gebracht in een rapport van een met regeringsinstanties samenwerkende NGO verbonden aan kolonisten – is dat deze Bedoeïen “illegalen” zijn die met een soort invasie ten koste van Joods land bezig zijn. Ongeveer zoals de Lakota-indianen bezig waren met een “invasie” van Amerikaans land toen ze zich tegen generaal Custer en zijn Zevende Cavalerie verzetten. Zoals president Botha van Zuid-Afrika zich verzette tegen de zwarte “invasie”, aangevoerd door Nelson Mandela. Zo’n soort ‘invasie’ dus.
Bedoeïenen verzetten zich tegen deze arrogante regeringsmaatregel, de zoveelste etnische zuiveringsoperatie gepland en voorbereid door de staat Israël. Niet alleen in de Negev-regio maar over heel het gebied van Israël protesteerden Palestijnen tegen het plan, dat bijna 30.000 Bedoeïenen sowieso met “hervestiging” bedreigt. Politie gebruikte knalgranaten tegen het protest in Bersheeba, in de Negev-woestijn, en verwondden een aan het protest deelnemend parlementslid. Er waren acties ook aangekondigd in onder meer Jeruzalem, Jaffa, Ramallah. Het is goed om ter zien hoe het protest niet tot betrokken Bedoeïenen beperkt blijft, maar dat Palestijnen ver buiten het Negev-gebied solidariteit betuigden. Intussen hebben Israëlische autoriteiten het Bedoeïen-dorp Al-Araqib met bulldozers laten verwoesten – voor de negenenveertigste keer. Het is een ‘niet-erkend’ dorp, en de verwoesting moet de bewoners helpen verdrijven.
De strijd van Bedoeïenen en Palestijnen is een confrontatie tussen het koloniale karakter van de staat Israël enerzijds, en de slachtoffers van dat kolonialisme. Maar er is een ander, veelal verwaarloosd, aspect van de Israëlische staat en maatschappij. Het is ook nog eens een klassenmaatschappij waarin een zakenelite samen met een neoliberale regering tegenover een verarmende bevolking staat – en waarin die bevolking protesteert. Dat klassenconflict snijdt dwars door ook de Joods-Israëlische bevolking heen.
Twee jaar geleden kregen die protesten vleugels, met tentenkampen die voortborduurden op de actie op Tahrir in Egypte eerder dat jaar, maar tegelijk vooruitgrepen naar wat later dat jaar als Occupy bekend zou worden in de VS en elders. Bij herhaling gingen vele tienduizenden, soms honderdduizenden mensen de straat op in grote demonstraties. Het was een protest tegen neoliberalisme, met name tegen het feit dat fatsoenolijke woningen voor steeds meer mensen niet te betalen waren, terwijl rijken op allerlei manieren hun belangen door de regering gewaarborgd zagen.
Het protest ebde na een handvol weken weg, maar is niet helemaal verdwenen. Afgelopen zaterdag demonstreerden in Tel Aviv 3.000 mensen, om de tweede verjaardag van de protestbeweging te onderstrepen. Eén van de leuzen: “de heerschappij van het kapitaal is crimineel.” De weg werd een tijdje geblokkeerd, tot de politie daar een eind aan maakte. Er verscheen zelfs een heus tentenkampje voor het ministerie van defensie. Of dat nog overeind is, weet ik niet. Of we in deze actie een aanzet mogen zien van een werkelijke opleving van Occupy-achtig sociaal protest in Israël, is moeilijk te zeggen. Dit sociaal protest verdient hoe dan ook steun.
Ja, ik zie ook het punt dat veel van de deelnemers aan dit type protest wel het onrecht dat r de regering tegen hen bedrijft zien, maar het onrecht dat diezelfde regering tegen Bedoeïenen en Palestijnen bedrijft, te vaak negeren. Ja, ik zou het prachtig vinden als vanuit dit protest verbindingen werden gezocht s en bruggen van solidariteit met Palestijns verzet tegen bezetting werden gebouwd. Sterker, het bouwen van die bruggen is noodzaak.
Maar ik voel niet voor een opstelling – te veel merkbaar binnen gangbaar anti-imperialistisch links – waarin solidariteit met een voornamelijk Joods-Israëlisch protest tegen de regering pas OK is als dat protest ook expliciet pro-Palestijns is. Het vinden van solidariteit in een door chauvinisme doortrokken maatschappij is een moeizaam leerproces: eisen dat een beweging dat leerproces al helemaal doorstaan heeft, is het paard achter de wagen spannen. Deze beweging staat nog aan een begin van een traject van – hopelijk – radicalisering naar een veel bredere solidariteit. Je eist toch van arbeiders in Nederland ook niet dat ze deelnemen aan het No Border-kamp binnenkort vóórdat je hun staking tegen laag loon steunt? Hoezeer ik ook deelname aan dat No Border-kamp zou toejuichen, zo’n eis lijkt me niet de manier.
Solidariteit dient in de kern ook niet af te hangen van verregaande overeenstemming in doelstellingen. Wat mij betreft is solidariteit vereist als een groep mensen in het specifieke conflict waarin ze verwikkeld zijn, een wezenlijk gelijk aan haar kant heeft. Welnu, arbeiders, studenten, scholier hebben in hun conflict met een regering die hun levensstandaard drukt ter wille van grote bedrijven en een rijke elite, een wezenlijk gelijk aan hun kant, en verdienen dus solidariteit. Binnen die solidariteit is dan een geduldige inzet om solidariteit te verbreden naar álle slachtoffers van de regering en de staat Israël – Joods én Palestijns – op haar plek.
Peter Storm