Zestigduizend doden wijst de teller aan in de Syrische burgeroorlog waar de volksopstand van 2011 op is uitgedraaid. Het regime blijft schieten en bombarderen, tegen gewapende strijders en tegen burgers. Gewapende strijdgroepen vechten steeds effectiever terug, maar ook strijders van de oppositie maken zich schuldig aan geweld tegen de burgerbevolking. Mensen zijn in grote aantallen het oorlogsland ontvlucht. Een snel eind is niet in zicht, al is de – op zich zeer welkome! -val van het schrikbewind van Assad hoogstwaarschijnlijk een uitgemaakte zaak. Wat erna komt? Weinig goeds, zo valt te vrezen.
Berichten van de laatste tijd laten een paar onopvallende maar belangwekkende patronen zien. De laatste dagen zijn er weer berichten over felle gevechten in Damascus. Dat is eerder gebeurd, en keer op keer drong het bewind met een overmacht aan schiettuig en bommen de oppositiestrijders terug. Maar alleen al het feit dat het bewind dit steeds weer moet doen, is natuurlijk een teken van enorme zwakte: wie is er overtuigd van de overlevingskracht van een dictatuur die de greep op haar eigen hoofdstad bij herhaling met grof geschut moet herwinnen?
Een tweede actualiteit is de verdeeldheid binnen de oppositie. Mouad al-Khatib, leider van de oppositiekoepel Syrische Nationale Coalitie, bood niet lang geleden onderhandelingen aan onder bepaalde voorwaarden. Anderen binnen de oppositie waren er fel tegen maar er zijn ook geluiden hoorbaar van tegenstanders van het bewind die iets van een uitweg via onderhandelingen prefereren boven een oorlog tot het bittere einde die het hele land eruit zal laten zien zoals nu Aleppo. Sponsors van de oppositie – staten als Saoedi-Arabië, Turkije, Qatar en de VS – die het oorspronkelijke Syrische volksverzet met aan zienlijk succes hebben weten te misbruiken voor eigen doeleinden – zwabberen op dit punt ook, met de VS die er wel iets in ziet terwijl Turkije er niets van wilde weten. Maar binnen de VS is er ook verdeeldheid over de aanpak: er is sprake van de het Witte huis de opzet van het Pentagon om opstandelingen te bewapenen zou hebben geblokkeerd. Dan is er ook nog de rivaliteit tussen Qatar en Saoedi-Arabië. Het eerste land steunt de Moslim Broederschap die binnen de hoofdstroom van de Syrische oppositie – de Syrische Nationale Coalitie – opereert. Saoedi-Arabië moet van de Broederschap weinig hebben en steunt liever onafhankelijke Jihadistische en Salafistische groepen. Zo wordt Syrië speelbal en gevechtsterrein voor rivaliserende mogendheden, met de opstand als instrument en de bevolking als slachtoffer. Het wil niet zeggen dat de revolutionaire aspecten van de opstand dood zijn. Maar ze zijn wel ernstig verzwakt, en ondergeschikt geraakt aan een conflict tussen staten en hun regimes.
Intussen is er nog een heel andere verdeeldheid merkbaar. De spanning, soms zelfs tegenstelling, tussen gewapende oppositiegroepen en de burgerbevolking wordt herhaaldelijk manifest. Het beeld van een populair volksleger, gedragen door overweldigende steun vanuit de bevolking, klopt niet. Uit Qalad el-Moeti, een stad in centraal-Syrië, kwam in november een interessant bericht over een demonstratie – om van de gewapende oppositie die de macht van de Assad-troepen heeft overgenomen behoorlijke elektriciteitsvoorziening en dergelijke te eisen. Het is vooruitgang, ion die zin dat mensen die openlijk dúrven doen, en niet bang blijken te zijn dat de gewapende verzetsgroepen net zo ruw met demonstranten zullen omgaan als dat onder Assad de norm was en is. Het is vooruitgang in de zin dat mensen geen genoegen nemen met het inwisselen van oude bazen door nieuwe. Maar het is ook een teken dat er dus inderdaad sprake is – ook waar de oppositie de overhand heeft gekregen – van nieuwe bázen.
Uit Aleppo komen herhaaldelijk berichten die van een veel diepere kloof tussen gewapende oppositie en forse delen van de bevolking getuigen. Veel bewoners zijn boos op de gewapende strijders die de stad zijn binnengetrokken om tegen de troepen van Assad te vechten. Die strijders op hun beurt komen veelal van buiten de stad en doen neerbuigend over de bevolking die zélf immers niet in opstand kwam. “Ze hebben geen revolutionaire mentaliteit”, klaagde een strijder van de Tahweed-brigade, een strijdgroep. Hij zei ook: “Het Vrije Syrische Leger heeft haar steun onder de bevolking verloren.” Dat heeft te maken met plundering waaraan strijders zich schuldig aan hebben gemaakt, corruptie en dergelijke. Een groep als de Tawheed-brigade probeerde vervolgens naast een gevechtsrol ook een rol in de opbouw van een enigszins functionerend bestuur te spelen. Dit heeft vast ook te maken met onderlinge rivaliteit tussen strijdgroepen: wie het beter doet dan de ander, krijgt volkssteun en daardoor meer macht. Onderlinge verdeeldheid binnen de gewapende oppositie, samen met het soort arrogantie dat samengaat met de rol van kersverse gewapende nieuwe machthebbers, heeft het gewapend verzet veel goodwill gekost. Vechters tegen een dictatuur blijken weer eens niet automatisch bevrijders.
Dat de gewapende vechters tegen de dictatuur op den duur zullen winnen lijkt intussen wel steeds vaster te staan. Het heeft weinig aandacht in grote media gekregen, maar de gewapende oppositie heeft juist de laatste weken aanzienlijk aan slagkracht gewonnen. Strijder zijn opgerukt, niet alleen in Damascus maar ook in Daraa, waar de opstand in 2011 ontvlamde, en in het noorden van Aleppo. De strijders blijken vrij opeens opmerkelijk goed bewapend. Het gaat hier om wapens die niet in het arsenaal van het Syrische leger zitten, en dus niet buitgemaakt kunnen zijn op dat leger. EA Review merkt op dat het veelal op wapens uit het voormalige Joegoslavië zou gaan, met name uit Kroatië. De relatieve overvoed aan wapens in handen van gewapende strijders is nieuw. Nog in begin januari berichtte de Guardian over het afnemen van wapenleveranties aan de oppositie. Wapens zouden toen nog voornamelijk via privékanalen komen, en niet in grote hoeveelheden. De nieuwe wapenvloed komt in handen van het Vrije Syrische Leger, niet zozeer in handen van onafhankelijk daarvan opererende islamistische strijdgroepen die in een eerder stadium over vrij veel wapens konden beschikken. Er is iets veranderd. Wat?
James Miller, degene die de EA-berichtgeving waar ik me op baseer verzorgde, schreef: “Waar buitenlandse wapens gezien zijn in Syrië, zijn we ze nog niet op deze schaal tegengekomen. Dit alles suggereert dat er een nieuwe, georganiseerde en goed gefinancierde poging onderweg is om ervoor te zorgen dat ‘gematigde’ strijders territorium winnen en het Assad-regime verzwakken.” Hij schrijft: “als dit een experiment is om te zien of een toevloed van wapens verschil uitmaakt, dan is het antwoord duidelijk.” Een soort proefoperatie om te demonstreren dat de gewapende oppositie kan winnen áls ze maar meer wapens krijgt dus. Aan wie moet dat gedemonstreerd worden, vraag ik me dan zelf af? Wellicht aan het Witte Huis? En door wie? Door de CIA zelf misschien, als deel van de interne strijd in Washington over de mate van steun aan de oppositie? Wie heeft er verder toegang tot wapenkanalen van de Balkan naar het Midden-Oosten, en nog wel op deze schaal? Qatar is een mogelijkheid: die staat heeft géld, die staat steunt in de regio de Moslim Broederschap en soortgelijke krachten financieel. De Syrische tak daarvan opereert dus binnen de Syrische Nationale Coalitie, niet via onafhankelijke strijdgroepen. Het valt dus onder de door Miller terecht van aanhalingstekens voorziene ‘gematigde’ krachten. Maar heeft Qatar lijntjes vanuit Kroatië naar Syrië? Moeten we denken aan een coproductie van CIA en Qatar? Speculaties…
In het tweede stuk borduurt James Miller erop voort en wijst niet alleen op wapenleveranties, maar ook van opvallend goede coördinatie van de operaties in diverse delen van het land. Wie dit alles regelt? Waar bijvoorbeeld de wapens vandaan komen? “We werken nog aan een antwoord.” Hoe dan ook: “een belangrijk iemand is de opstand aan het bewapenen, en die wapens bewegen hen voorwaarts in een offensief dat het hart van het regime van Assad aanvalt.” Dat betekent twee dingen: misschien is een ontknoping toch dichterbij an we geneigd zijn te denken als we de uitzichtloze oorlog aanschouwen; in die ontknoping is dan echter ingrijpen van buitenaf, imperialistische interventie, veel meer doorslaggevend dan veel voorstanders van het volksverzet wellicht zien, of willen zien.