Syrië, Turkije, oorlog


donderdag 4 oktober 2012

Hypocrisie, granaten en bommen, dat biedt het menu in Turkije en Syrië. Wat begon als volksbeweging, via opstand en gewapende strijd veranderde tot burgeroorlog tussen partijen waartussen het verschil in bruutheid steeds verder afnam, is inmiddels een internationaal conflict geworden, nu Syrische militairen granaten afvuurden op een dorp in Turkije, en Turkse militairen vergeldingsbommen lieten vallen op Syrische doelen. Juist mensen wiens hart ligt bij de geterroriseerde en en rechtmatig opstandige bevolking van Syrië, kunnen de politieke spelletjes van de zogeheten ‘vrienden van Syrië’, waaronder ook Turkije, maar beter doorzien en aan de kaak stellen. Een Turkse oorlog tegen Assad maakt Syrië niet vrij, en Turkije niet veilig.

Maar even een korte aanloop. In februari en maart van 2011 begon in een reeks Syrische steden een reeks van demonstraties teen het schrikbewind van Assad. Mensen eisten hervormingen, vanwege de armoede en de onvrijheid. Het bewind reageerde vanaf het begin met arrestaties, mishandeling en kogels. Als snel was er, naast de snel groter en talrijker wordende demonstraties, sprake van aanvallen op regeringssoldaten en politieagenten. Gedeserteerde regeringssoldaten voegden zich bij anderen, gewapende milies kwamen van de grond, en vanaf de zomer bestond er zoiets als het Vrije Syrische Leger dat een guerrilla tegen het bewind voerde. Het hoofdkwartier van het Vrije Syrische Leger bevond zich in Turkije, net als het hoofdkantoor van de Syrische Nationale Raad, de coalitie van oppositiefiguren die van buiten Syrië uit de oppositie tegen het bewind willen aansturen.

Gewapende strijdgroepen kregen hun wapens vooral door smokkel, uit omgekomen regeringssoldaten, en doordat deserteurs hun wapens meenamen naar de oppositie. Maar al snel was er sprake van wapenleveranties van Qatar en Saoedi-Arabië, en – verbonden daarmee – van een toename van islamistische en jihadistische strijders, deels Syriërs zelf, deels afkomstig van elders. De volksopstand kreeg een steeds nadrukkelijker islamistische inslag. Waar het bewind erg leunde op met name de Alawitische minderheid waaruit de toppen van staat, leger en veiligheidsapparaat gerekruteerd werden, baseerde de opstand zich vooral op arme Soennitische moslims. Sommige strijdgroepen vielen Alawieten en ook mensen van andere minderheden aan, en trapten daarmee in de sektarische valkuil die het regime zelf vakbekwaam hanteerde. De al in jihadistische richting verwrongen volksopstand kreeg trekjes van een etnisch-religieus conflict tussen bevolkingsgroepen. De noodzaak om de kant van volksprotest tegen armoede en repressie te kiezen was en is voor mij helder. De noodzaak om steun uit te spreken een wel op dat protest leunende maar tegelijk eigen reactionaire doelen nastrevende, gewapende oppositie – Vrije Syrische Leger en andere, vaak nog veel rechtsere strijdgroepen – is dat veel minder. En dat is zacht uitgedrukt. ‘Leve de Syrische Revolutie’ klinkt mooi, maar ziet erg makkelijk over het hoofd dat er in Syrië niet één contrarevolutie bestaat, maar twee. Die twee zijn met elkaar in dodelijk gevecht en misbruiken daarvoor, ieder op hun eigen manier, de Syrische bevolking.

In dit afglijden van volksprotest naar contrarevolutionaire strijd spelen allerlei mogendheden een versterkende rol. Qatar en Saoedi-Arabië zijn dus leveranciers aan gewapende strijders, en hebben daarbij allebei hun voorkeuren en favorieten. Time geeft enig inzicht in de netwerken en connecties die beide staten gebruiken. Qatar heeft een lijntje naar de Moslim Broederschap, prominent deel van de aan het Vrije Syrische Leger verbonden oppositie. Saoedi-Arabië heeft weinig op met die Broederschap, omdat die oppositionele trekjes vertoont in tal van landen en door het Saoedische bewind als een bedreiging van de orde in de regio wordt gezien. Dus steunt dat regime groeperingen buiten de Broederschap en het Vrije Syrische Leger om. Beide staten steunen jihadisten, alleen allebei andere jihadisten. Dat het deze staten – allebei religieus-reactionaire politiestaten – om democratie te doen is, kunnen we afdoen als fabeltje. De staten hopen via de Syrische strijd een seculier, vagelijk anti-Westers bewind door een religieus, pro-Westers bewind te vervangen, en daarmee hun soort orde en hun invloed uit te breiden. Hoe nadrukkelijker hun invloed, hoe sterker de contrarevolutionaire inslag in de strijd tegen Assad.

Deze staten oefenen ook invloed uit op de organisatie van de strijd. Onlangs waren er berichten dat onder meer Qatar eigen wapenleveranties aan verzetsgroepen in Syrië tegenhielden om meer samenwerking, een gecentraliseerde bevelvoering en dergelijke, te helpen afdwingen. “In besprekingen op hoog niveau hebben Qatarese en Turjkse leveranciers aan vertegenwoordigers van de oppositie laten weten dat zware wapens niet beschikbaar gemaakt worden voordat de verschillende facties overeenkwamen een coherente commandostructuur te vormen.” Bij die zware wapens gaat het om antitank- en luchtdoelraketten. Dat schreef The Independent op 1 oktober.

Dit is vooral een politieke inmenging in de opstand. Een ‘coherent’ (lees: gecentraliseerd) commando is voor een ongrijpbaar volksverzet helemaal niet essentieel: strijdgroepen vinden wel vormen van samenwerking en coördinatie die bij de strijd passen. Het afdwingen van centralisatie past daar niet bij en miskent de dynamiek van volksverzet, een verzet dat het moet hebben van lokaal initiatief, verbondenheid met en participatie vanuit de bevolking, niet van één of andere Generale Staf. Zo’n opperbevel is echter wél belangrijk voor staten die bezig zijn, niet met een volksopstand maar met de vestiging van een nieuw regime via een van bovenaf aangestuurd en mede door die staten bewapend bewind. Het is één van de manieren waarmee Qatar en Saoedi-Arabië de opstand een contrarevolutionaire draai helpen geven, manipuleren en helpen kapen.

De plaats waar deze wapenleveranties worden geblokkeerd is interessant: Turkije. En een deel van de leveranties zelf komt kennelijk ook uit Turkse bron. Het wijst op de Turkse rol in h de gebeurtenissen, een rol die al langer bestaat. Turkije is al in een vrij vroeg stadium betrokken bij de strijd in Syrië. Het Vrije Syrische Leger had tot voor kort haar leiding in Turkije. Dat gaf strijders een plek om zich terug te trekken na aanvallen, een plek om gewonden te verplegen, aanvallen voor te bereiden en te coördineren. Het gebeurde onder de neus van het Turkse leger dat er zó een eind aan zou kunnen maken als de Turkse staat daarvoor zou kiezen. Maar de Turkse staat kiest voor heel iets anders.

De verhuizing van de leiding van het Vrije Syrische Leger heeft aan de Turkse rol geen einde gemaakt, zoals het bericht van The Independent laat zien. De Turkse staat helpt feitelijk het Vrije Syrische Leger in haar oorlog tegen Assads troepen. Het wil klaarblijkelijk van Assads bewind af. Geestverwantschap tussen islamistische stromingen in de Syrische oppositie, en de (weliswaar vrij gematigd) islamistische regerig in Ankara speelt hier vast een rol. Maar Turkije is ook bezig met haar machtsontplooiing in de regio, als regionale grote mogendheid met pro-Westers inslag maar nadrukkelijk eigen belangen. Een overwicht vestigen in Syrië door daar een bevriende regering aan de macht te helpen past in die machtsontplooiing. Turkije is dus partij in deze oorlog, en heeft dan ook niets te zeuren als Syrische soldaten Turkse doelwitten treffen.

Het is belangrijk de Turkse rol in de Syrische strijd zo voor het voetlicht te brengen. Ja, als de Syrische staat een dorp in Turkije beschiet en zo vijf mensen de dood in jaagt, is dat misdadig. Maar wat de Syrische staat dat met Syrische dorpen en steden, is minstens zo misdadig; gezien het aantal slachtoffers is het veel erger. Dat Turkije terugslaat met bombardementen, heeft weinig met afkeer van dit type misdadigheid te maken. Turkije vindt moord van staatswege door Syrische soldaten niet echt een punt, zolang dat zich netjes op Syrisch en niet op Turks grondgebied plaatsvindt. Turkije reageert, niet op het doden van burgers maar op het schenden van het heilige territorium van de Turkse staat.

Turkije kan nu doen alsof het slachtoffer is van Syrische agressie, van de schending van de Turkse soevereiniteit door Syrië, enzovoorts. Turkije is geen slachtoffer, maar meevechtende partij. Als Assad het recht zou opeisen om welbewust gerichte aanvallen op bases en aanvoerlijnen van het Vrije Syrische leger op Turks grondgebied, zolang Turkije steun en faciliteiten biedt aan dat Vrije Syrische Leger, dan had hij een redelijk stevig verhaal. Als Syrische aanvallen in Turkije en een schending zijn van de soevereiniteit van een buurland, dan zijn gewapende aanvallen vanuit Turks grondgebied met Turkse staatssteun dat immers ook. Turkije is geen slachtoffer van Syrische agressie; Syrië en Turkije zijn gewikkeld in een, vooralsnog via Syrische gewapende strijders versus het regeringsleger uitgevochten, oorlog.

In werkelijkheid eist Assad het genoemde recht om in Turkije het Vrije Syrische leger te bestrijden niet op. De Syrische regering heeft al excuses aangeboden aan Turkije voor de aanval, met goede reden. Syrië weet dondersgoed dat precies dit soort aanvallen de kans dat Turkije grootschaliger en rechtstreekser het bewind in Damascus zal bevechten – en daarvoor steun zal krijgen van andere NAVO-staten – groter maakt. Syrië kan echter de gewapende strijd van Vrij Syrisch Leger en soortgelijke strijdgroepen al nauwelijks aan. Een min of meer uitgebreide reeks NAVO-luchtaanvallen op militaire bases kan het tij helemaal tegen het bewind doen keren, en de Syrische oppositie aan een overwinning helpen. Dat zal een vergiftigde overwinning zijn, een contrarevolutionaire. Mar het zal wel het eind van Assads bewind zijn, en mogelijk ook van zijn leven. Dat zal hij proberen te vermijden. Excuses en terugkrabbelen, en hopen dat Turkije er genoegen mee neemt en de militaire druk niet verder opvoert, dat past in zo’n vermijdingsaanpak.

Momenteel lijkt het erop dat Turkije niet onmiddellijk een groter Syrisch avontuur aangaat, al houdt het die optie kennelijk wel open. Maar het houdt die optie wel open. Maar de gebeurtenissen van de laatste dagen zullen de neiging van Westerse staten om ook de militaire druk op de Syrische staat op te voeren wel versterken. Het Turkse parlement heeft vandaag bijvoorbeeld al wel besloten dat er groen licht is voor militair ingrijpen in Syrië. Het conflict in Syrië groeit, sneller of trager, langs deze of soortgelijke weg mogelijk alsnog uit tot een openlijke internationale oorlog. Waar is die Syrische revolutie?

Peter Storm

, , ,

Comments are closed.