Basisinkomen: kracht en bezwaren


donderdag 18 oktober 2012

Afgelopen zaterdag hield Occupy Tilburg een bijeenkomst over het basisinkomen. Michiel van Hasselt, actief in de Vereniging Basisinkomen, hield over dat onderwerp een uitvoerige inleiding. Hij zette het idee uiteen, legde de voordelen ervan uit, gaf aan hoe het eventueel gefinancierd kon worden, en ging ook in op de weerstand tegen het idee, met name die in de top van de maatschappij, de bestuurders die hij aanduidde als de beleidselite. Ik vond het een verhelderende middag. Maar van de zin om het basisinkomen een speerpunt binnen bijvoorbeeld Occupy te maken ben ik geenszins overtuigd.

Basisinkomen: concept en uitvoering

Het idee is simpel en heeft aantrekkelijke kanten. Nu moeten mensen werken voor de kost tenzij ze zo rijk zijn dat ze van die dwang ontheven zijn. Wie niet werkt en geen eigen vermogen heeft, moet bewijzen dat zij of hij in aanmerking komt voor een uitkering. Ben je te jong om te werken, of te oud? Ben je te ziek? Doe je voldoende je best om betaald werk te vinden? Heb je geen eigen inkomen dat je aan kunt spreken? Leeftijds-, gezondheids- of inkomenstoets, sollicitatieplicht en dergelijke: allemaal drempels en voorwaarden om een uitkering te krijgen. Het geeft mensen het idee dat ze pas meetellen als ze betaald werk doen, en anders aan allerlei voorwaarden moet voldoen. En het betekent dat er een sociaal zekerheidsstelsel is dat van de regelgeving en de controles aan elkaar hangt. Als dat nu vervangen wordt door een basisinkomen voor iedereen, zonder voorwaarden, zijn mensen beter af en blijft de maatschappij een boel bureaucratische rimram bespaard.

Een basisinkomen is tegelijk een erkennig dat mensen recht hebben op eten, drinken, een dak boven hun hoofd omdat ze mens zijn, niet omdat ze een een bepaalde prestatie verrichten. Het feit dat ieders bestaanszekerheid via zo’n basisinkomen gegarandeerd wordt, vermindert de tegenstellingen en vergroot de samenhang van de maatschappij. Het basisinkomen zou genoeg moeten zijn om van rond te komen, maar ook niet meer. Daardoor blijft – zo is de gedachtengang – de prikkel om betaalde arbeid te doen in stand. Het is dus wel een breuk met het strenge ‘wie niet werkt, zal niet eten’, maar beslist geen volledige breuk met de achterliggende arbeidsmoraal. Tegelijk is het basisinkomen een soort antwoord op het feit dat het niet reëel is om volledige werkgelegenheid na te blijven streven. Automatisering werkt juist de andere kant op, en Van Hasselt liet zien dat de arbeidsparticipatie door de jaren heen juist daalt, waarmee er in feite van een soort structurele werkloosheid sprake is, en dat die toeneemt. Dat maakt volgens hem bijvoorbeeld de verhoging van de AOW-leeftijd ook zo absurd. Nu al werkt van de mensen boven de zestig slechts een minderheid. Er zijn niet genoeg banen voor iedereen die ‘zou moeten’ werken. Een basisinkomen koppelt baan en inkomen los, en kun je in die zin dan ook als een uitkomst hiervoor zien.

De vraag komt natuurlijk op hoe zoiets moet worden betaald. Belastingen – hij had het onder meer op de voorgestelde Tobin-tax op internationale kapitaaltransacties – zouden kunnen helpen, maar de internationale concurrentie beperkt de speelruimte. Een internationale invoering van een basisinkomen zou dan ook handiger zijn. Op nationaal niveau denkt Van Hasselt eerder aan bezuinigen, om het basisinkomen te betalen. Volgens hem is er in allerlei beleidsterreinen nog veel te halen omdat veel van het werk ervan niet bereikt wat het verondersteld wordt te doen. Arbeidsreïntegratie leidt er niet aantoonbaar toe dat mensen meer aan werk geholpen worden. Bij ‘defensie’ is het niet zinnig om land-, lucht- en zeemacht te handhaven als er in NAVO-verband toch zo wordt samengewerkt, en die missie in Kunduz is een doodgewone oorlogsmissie, in een oorlog die geen enkel zinnig doel dient. Beleidsveld na beleidsveld zou zo doorgelicht kunnen worden, en dan moet het benodigde bedrag best te halen zijn. Het geld dat nodig is om een basisinkomen te realiseren, schat VN Hasselt op 17 miljard, op basis van een basisinkomen van 900 euro in de maand.

Ten slotte besprak Michiel van Hasselt de weerstanden die het idee oproept, in de maatschappij als geheel en bij de mensen aan de top die de lakens uitdelen in staat en maatschappij, de beleidselite zoals hij ze aanduidt. Inkomen verkrijgen zonder er voor te hoeven werken botst met de gangbare arbeidsmoraal. Dat is een factor. Beleidsmakers zitten vooral zo vast in hun eigen denk- en rekenmodellen die uitgaan van neoliberale principes. Hoezeer bijvoorbeeld ook blijkt dat hogere AOW-leeftijd niet tot meer arbeidsparticipatie leidt, de rekenmodellen die gehanteerd worden, en de vooronderstellingen die daaraan ten grondslag liggen, zeggen nu eenmaal van wél. En als het CPB het zelf zegt…? Neoliberaal dogmatisme blokkeert de waardering voor een toch zo evident zinnig idee als het basisinkomen volgens de spreker toch is.

Problemen en bezwaren

Tot zover de uiteenzetting van Michiel van Hulten. Ik heb een aantal ernstige bedenkingen, bij het idee en bij de uitvoerbaarheid ervan. Het idee zelf heeft iets absoluut zinnigs in de radicaliteit ervan. Het koppelt inkomen nadrukkelijk los van arbeid. Het idee zegt: wie je ook bent en wat je ook doet, je krijgt de middelen om te eten, te drinken en te wonen. Dat zijn je behoeften als mens, en daar wordt – hoe dan ook – voor gezorgd. Het aloude communistische idee ‘eenieder draagt bij naar vermogen, een ieder ontvangt naar behoefte’ zit hier nadrukkelijk in. Dát idee neerzetten in het hart van een op koop en verkoop, voor wat hoort wat gebaseerde maatschappij, een maatschappij waar de categorieën ‘markt’en “winst’ regeren is een radicale stap. Het fundamentele idee erachter – je mag nemen wat je nodig hebt, ongeacht wat je doet – is communistisch in de goede in van het woord, en verdient steun.

Maar de vormgeving ervan hinkt. Er is op te beginnen de inbedding ervan in de huidige maatschappij. Ik ga maar kort in op de idee dat een basisinkomen de ‘cohesie’van de maatschappij bevordert: deze maatschappij behoeft geen cohesie maar desintegratie en vervanging door een fundamenteel ándere. Dit nu verder terzijde. Het is de huidige staat die het geld uit de maatschappij haalt en via het basisinkomen gedeeltelijk herverdeelt. Dat betekent dat vooral degenen die alleen van een basisinkomen moeten leven zeer afhankelijk worden van die staat. Het principe ‘je kunt nemen wat je nodig hebt’, wordt zo ondermijnd: ‘wij geven je wat wij bepalen dat jij nodig hebt’. Aangezien die staat ingebed is in het kapitalistische bedrijfsleven en de belangen ervan uitdrukt, zal ze de uitgaven voor een basisinkomen permanent onder druk houden als er bijvoorbeeld weer eens bezuinigd ‘moet’ worden. Van Hasselt stelt een basisinkomen van 900 euro voor. Dat gaan net. Morgen is de recessie misschien nog dieper, en moet er weer extra bezuinigd worden. Basisinkomen toch maar terugbrengen naar 850 euro? Dat wordt een jaarlijkse zenuwentoestand, zoals het voor zoveel mensen in bijstand en AOW allang is. Zo blijven de menselijke behoeften toch weer ondergeschikt aan de kapitalistische logica.

Veel belangrijker is de weerstand die het idee in de gevestigde orde oproep, en de redenen daarvan. Het is niet enkel onbegrip en vasthouden aan arbeidsmoraal een marktdogma’s die hier speelt. Er is een fundamenteel belangenconflict dat de top van staat en bedrijfsleven in grote lijnen tot vijand van een onvoorwaardelijk basisinkomen maakt. Dat heeft twee redenen.

De eerste ligt in de verandering in machtspositie van tegenover elkaar staande klassen. Nu moeten mensen werken om aan inkmen te komen. Ze doen dat door zich te verhuren aan ondernemers, degenen die de bedrijven – de werkplekken dus – bezitten. De kapitalist krijgt het resultaat van de verrichte arbeid en kan die verkopen. De kapitalist geeft de arbeider als tegenprestatie een loon, voldoende om van te levenen in staat te blijven werk te doen. Dat loon – bedoeld om de arbeider in stand te houden – is lager dan de waarde het resultaat van de verrichte arbeid die de kapitalist zich toeëigent. Het verschil, de meerwaarde, is de basis voor de winst. Arbeiders leveren dus meer aan de kapitalist dan ze de kapitalist kosten. Er schuift – onder dwang – waarde van arbeid naar kapitaal. Er is dus uitbuiting.

Nu laten we in gedachten op dit verhaal een onvoorwaardelijk basisinkomen los. Opeens weten arbeiders: ik hoef niet meer te werken om te overleven Als ik werk, dan doe ik dat voor een béter leven, voor een aanzienlijk hoger loon, onder aanzienlijk betere arbeidsvoorwaarden, en met aanzienlijk eer zeggenschap op de werkplek. Biedt het bedrijf dat niet? Dan ben ik weg, ik heb immers toch bestaanszekerheid via het basisinkomen. Nu zijn arbeiders bang voor ontslag en werkloosheid. Het bestaan van een flink aantal werklozen is daarmee een wapen in handen van ondernemers: het tempert uitingen van ontevredenheid van arbeiders, het functioneert als bangmaker, als zweep om arbeiders gedwee en hun eisen laag te houden. Vervang de werkloosheidsuitkering – te laag, en voorzien van vernederende voorwaarden – door een basisinkomen… en de zweep verliest haar werking. Arbeiders kunnen dan veel makkelijker eisen stellen, ervoor opkomen, en ze binnenhalen ook. Een basisinkomen werkt een verschuiving in machtsverhoudingen – ten gunste van arbeiders, ten nadele van ondernemers – in de hand. Precies daarom zal de ondernemersklasse zich schrap zetten om ervoor te zorgen dat zo’n basisinkomen er niet komt. Het schaadt hun machtspositie en hun belangen.

Toen ik dit eerste punt voorlegde in de discussie, had Van Hasselt overigens wel een antwoord: het basisinkomen is best laag, de prikkel om te werken om meer te krijgen zal echt niet verdwijnen, de ondernemers houden als het ware hun zweep nog wel. Bovendien zit de arbeidsmoraal sowieso diep. Deze formuleringen zijn van mij, maar dara kwam zij gedachtengang op neer. Wat hij daarmee echter miskent is de uitwerking die juist de onvoorwaardelijkheid van het basisinkomen op termijn op die arbeidsmoraal zal hebben. Die zal toch gaandeweg minder greep op mensen hebben, als mensen reële alternatieven krijgen. En het argument dat het basisinkomen zo laag is dat mensen er toch wel bij willen werken, zet de deur open naar narigheid. Als de werkprikkel toch te gering blijkt, de bereidheid om in loondienst te gaan te gering, valt discussie over verdere verlaging van de hoogte van het basisinkomen te verwachten. Zo wordt het basisinkomen alsnog tot arbeidsmarktprikkel, tot instrument ter disciplinering van (potentiële) arbeiders.

Een tweede punt is nog fundamenteler. Een onvoorwaardelijk basisinkomen is feitelijk de erkenning van een communistisch principe midden in een kapitalistische maatschappij. Het staat haaks op het verschijnsel dat alles in principe te koop is of moet zijn. Het roept daarmee vragen op aan dat hele kapitalistisch fundament. Als je genoeg kunt eten en drinken en fatsoenlijk kunt wonen, als het inkomen daarvoor zonder voorwaarden ter beschikking wordt gesteld aan iedereen – waarom dan niet ook de zorg? Waarom niet ook het onderwijs? En de toegang tot trein, bus en metro? Van basisinkomen als principe, naar vrij toegankelijke basisvoorzieningen als principe is niet zo’n grote stap. De hele kapitalistische logica komt onder zware druk te staan. En als mensen inkomen krijgen puur op basis van hun menselijke behoefte, is het een kwestie van tijd of mensen willen ook de andere helft van het verhaal: werkzaamheden verrichten die ze zélf willen, onder eigen zeggenschap. Dan krijg je naast een onvoorwaardelijk recht op inkomen een onvoorwaardelijk recht op zelfbepaalde activiteiten die daarmee hun karakter van afgedwongen loonarbeid verliezen. Het zijn deze radicale, antikapitalistische implicaties van het idee ‘basisinkomen’ die elke klassenbewuste kapitalist zullen doen huiveren van het idee.

Zowel de sterkere positie die arbeiders eraan kunnen ontlenen als de radicale implicties van het idee, zulen de ondernemersklasse en de ermee verbonden beleidselite in griote lijnen tot fanatiek tegenstander van de invoering ervan maken. Dat wortelt niet enkel in vooroordelen en dogma’s. Dat wortelt in naakt kapitalistisch klassenbelang vann een klasse met machtsmiddelen om zich hardhandig te verdedigen. Wie werkelijk het basisinkomen wil invoeren, zal de weerstand van die kapitalistenklasse moeten trotseren, en daarvoor zullen vriendelijke verzoeken, voorlichting en eens per vier jaar een gang naar de stembus niet toereikend zijn. Feitelijk moet daarvoor de kapitaalsmacht gebroken worden, de weerstand van ondernemers uitgeschakeld. Je hebt het dus – om een basisinkomenn te bereiken – al zo ongeveer over een antikapitalistische revolutie die je daarvoor nodig hebt. Maar als we die werkelijk willen, dan is het natuurlijk nergens voor nodig om het bij een toch nog beperkte eis als het basisinkomen te laten…

Andere bezwaren rond de utvoering liggen in de voorgestelde financiering. Van Hasselt suggereert grote bezuinigingen, en zegt dat veel van het beleid haar officiële doelstellingen toch niet echt naderbij brengt. Daar kan dus net zo goed het mes in. Voor wat betreft ‘defensie’ en met name Kunduz zeg ik: best! Die oorlog is inderdaad zinloos, en wat mij betreft kunnen we nog wat verder gaan dan hij stelt, het complete militaire apparaat schrappen en het personeel helpen om zich om te scholen tot zorgverleners, maatschappelijk werkers en docenten. Maar voor de rest? Zijn bezuinigingsplannen zullen de al gaande zijnde kaalslag van extra vaart en argumenten voorzien.

Het zal best waar zijn dat er in de zorg veel geld bureaucratisch onzinnig wordt rondgepompt. Maar wie dat geld eruit haalt, maakt wél mensen in groten getale baanloos, terwijl allerlei echte problemen in de zorg blijven bestaan. Goed kijken naar betere besteding van zorggelden – zónder de druk dat er bezuinigd moet worden – lijkt me zinniger dan de zorg kaal helpen slaan om een basisinkomen te helpen betalen. Zo’n kaalslag – en het bijbehorende banenverlies van mensen – zou ook de sympatheie voor de invoering van een basisinkomen wel eens erg kunnen schaden. Ik geloof zelf niet in een benadering waarin links de regering adviseert op wie ze belasting moet heffen om bezuinigingen te voorkomen en sociale uitgaven mogelijk te maken. ‘Haal het geld waar het zit!’ is wat dat betreft niet echt mijn leus. Maar áls er dan binnen het huidige bestel dan een basisinkomen moet komen, laat het dat betaald worden – via belastingen – door de rijken en de grote bedrijven. Niet door het verder uitkleden van zorg, onderwijs en wat al niet.

Het basisinkomen als idee draagt dus antikapitalistische strekkingen uit. Dat maakt discussie erover interessant, en verdediging van die positieve kanten van het idee tegen rechtse bezwaren niet nutteloos. Als beleidsvoorstel binnen deze maatschappij zie ik er echter weinig in. De energie en druk die ervoor nodig is om het dichterbij te brengen, kan beter gebruikt worden in een strijd die veel verder reikt. Zo ver dat onderweg erheen het basisinkomen als achterhaald en veel te beperkt aan de kant van de weg zal belanden.

Peter Storm

  1. #1 by Martijn de Graaf on 2012/10/19 - 11:52

    bij de invoering van eenbasisinkomen zijn de meeste mensen van plan te blijven werken. Echter de meeste mensen DENKEN dat veel andere mensen wel zullen stoppen met werken. Dit is onderzocht. Bekijk: ‘Grundeinkommen, ein Kulturimpuls’ op youtube.
    Basisinkomen is idd een eerste stap op weg naar een totaal andere samenleving. Zo zullen we uiteindelijk veel minder hoeven te werken, veel minder grondstoffen en energie verbruiken en afval produceren, als we niet meer voor de winst van de ondernemer hoeven te werken. In de genoemde docu wordt ook de financiering uitgewerkt. De groeiende armoede zal de roep om een basisinkomen versterken. De achteruitgang van het leven op Aarde zal de roep om het leven centraal te stellen in wat we ondernemen versterken. Het basisinkomen maakt het mogelijk veel meer aandacht te besteden aan de verzorging van het leven op alle mogelijke terreinen.

Comments are closed.