zondag 7 oktober 2012
Och heden, GroenLinks bestaat ook nog! Er is weliswaar een heuse partijcrisis voor nodig om eens flink de aandacht op dat feit te vestigen, maar dat is dan ook wel daverend gelukt. De media staan bol van het aftreden, eerst van Sap, en vervolgens van het complete partijbestuur. Intussen rollen de verklaringen over oorzaak, verantwoordelijkheid en mogelijke oplossing over elkaar heen. Moeten we geloven dat het er allemaal erg toe doet?
De implosie van de partijtop heeft veel te maken met de forse verkiezingsnederlaag van 12 september (1): van 10 naar 4 zetels, en het had een haar gescheeld of het waren er maar drie geweest. Dat Sap erna aanbleef was eigenlijk raarder dan haar aftreden nu. Kopstukken zijn wel voor relatief kleineren nederlagen opgestapt. Dat Sap nu vertrekt is, in de logica van een electorale partij althans, niet vreemd.
Maar het zou echt onzin zijn om het GroenLinks-debacle volledig in haar schoenen te schuiven. Wat we zien is een partijcrisis veroorzaakt door een chronische botsing tussen de door de leiding al tijdenlang gevolgde koers, en de restanten en nawerkingen van activistische, linksradicale achtergronden die flinke delen van de partij hebben. De koers is gericht op het politieke midden, op acceptatie door echts, op regeringsmacht.
We zien die koers terug op belangrijke thema’s. Begin 2011 was er het besluit van GroenLinks – toen Sap net het stokje van Halsema had overgenomen – om mee te doen aan een nieuwe militaire missie in Afghanistan. Sap maakte zich daar sterk voor, stelde voorwaarden aan de regering voor haar steun, maakte haar partij min of meer onmisbaar als stuk draagvlak voor deze missie. Dat leverde haar complimenten op van rechts, maar kritiek vanuit haar eigen partij en krachten links daarvan. Die trotseerde ze, en daarbij oefende ze nogal wat druk uit. Inhoud van het beleid, maar ook het doorduwen van het besluit, zetten binnen GroenLinks kwaad bloed.
Hetzelfde herhaalde zich afgelopen voorjaar toen GroenLinks mee verantwoordelijkheid nam voor een bezuinigingsakkoord dat ze met CDA, VVD, D66 en CU sloot nadat het kabinet de steun van PVV kwijt was. Het akkoord bevatte de terecht gehate forenzentaks, door GroenLinks verdedigd als milieuvriendelijk; stappen naar uitholling van de ontslagbescherming, en naar een verhoging van da AOW-leeftijd. Weer complimenten van rechts over de verantwoordelijkheidszin van GroenLinks. Weer kritiek van delen van GroenLinks, die de knieval voor bezuinigingsrechts niet waardeerden, en vreesden voor wat inderdaad gebeurde: kiezers liepen over naar SP en vooral PvdA die geen verantwoordelijkheid voor het akkoord namen, en dus de handen vrij hielden om oppositie te voeren.
Zowel bij Kunduz als bij het begrotingsakkoord botste de partijleiding met flinke delen van de partij. Dat heeft te maken met de aard van GroenLinks. Het is gevormd als samengaan van drie linkse partijen, radicaler dan het huidige GroenLinks, met flinke wortels in buitenparlementaire strijd. De CPN was sterk onder bepaalde groepen arbeiders, bijvoorbeeld in de Amsterdamse haven en in oost-Groningen. Ze had ook steun in delen van de studentenbeweging. De PSP was nauw verbonden met de wat radicalere delen van de vredesbeweging en van het verzet tegen kernenergie en dergelijke. Leden van deze partijen wisten wat demonstreren was, ze wisten ook wat het was om gearresteerd te worden bij bijvoorbeeld blokkadeacties rond een luchtmachtbasis of kerncentrale. De PPR was gematigder en had wortels in de linkerflank van wat later het CDA zou worden. Maar ook PPR-mensen waren in de sociale strijd van de jaren zeventig en tachtig bepaald niet afwezig. De partij voerde ooit de schitterende leus: “Niet burgerlijk, toch ongehoorzaam” Dat ze dat nooit waarmaakte – en ooit zelfs aan de regering deelnam, onder Den Uyl – is waar. Maar mensen van PPR, evenals die van CPN en vooral PSP, waren niet vies van zowel pittig activisme als van vormen van systeemkritiek. Nee, revolutionair waren de clubs geen van drie. Maar vergeleken bij het huidige GroenLinks waren ze wel linksradicaal.
GroenLinks is gevormd uit de top van die partijen, omdat die in de late jaren tachtig verzwakten en de druk naar het midden steeds sterker werd. De relatief radicale achterbannen gingen mee, en tolereerden de middenkoers die al vanaf de dagen van Paul Rosenmöller manifest werd. Tegenover matiging stond – zo hoopten ze – tenminste enige politiek invloed. Inmiddels is die invloed er dus: rechts kan de zetels van GroenLinks prima gebruiken als draagvlak. Maar de restanten radicalisme in de partij – een radicalisme dat aanzienlijke aantallen leden en sympathisanten ooit tot politieke activiteit heeft gemotiveerd, en dat onder lagen van pragmatisme niet helemaal is overleden – blijven wringen. Het zet de partij voortdurend onder het soort innerlijke spanning die de PvdA – veel verder verwijderd van activistische wortels, veel verder een pijer van bestuurlijke stabiliteit geworden – nauwelijks nog heeft. Precies die spanning kwam met deelname aan de Kunduz-missie, en ook rond het begrotingsakkoord op scherp te staan. Mensen zaten niet bij GroenLinks om Rutte te helpen oorlog te voeren in Afghanistan of te bezuinigen op ons levenspeil. Mensen die fan waren van oorlog en bezuinigingen hadden GroenLinks al evenmin nodig: daar waren immers andere partijen voor. Veel mensen liepen dus op 12 september hard weg, vooral naar PvdA..
De partij verscheurde zichzelf dus door de botsing tussen bestuurlijke middenpolitiek aan de top, en muitende restanten radicalisme aan de basis. De top hield bovendien de wind er op verkrampte manier onder, iets wat niet enkel Sap maar vooral ook het partijbestuur aan te rekenen viel. De vertoning rond de – aanvankelijk formalistisch gedwarsboomde, uiteindelijk met een knarsetandende lach geaccepteerde, kandidatuur van Tofik Dibi voor het lijsttrekkerschap was illustratief. De bureaucratische pressie van hogerhand botste me t de toonzetting van dwarsigheid die actieve Groenlinksers, ook weer vanuit die radicale achtergronden, vaak typeerde. Men was geen GroenLinkser geworden om zich door bonzen te laten besturen. Dibi speelde op zulke, lichtelijk antiautoritaire sentimenten in. Hij kwam niet ver omdat zijn politiek nauwelijks van die van Sap afweek en in sommige opzochten nog liberaler was. Mar de manier waarop hij gedwarsboomd werd, zat veel GroenLinksers niet lekker, hetgeen ze overigens siert.
Zo stevende de partij op de verkiezingen af: intern aangeslagen en verdeeld, krampachtig haar best doende er het beste van te maken. Berichten over slechte sfeer in de fractie, met een fractiebestuur dat niet meer bijeenkwam en dergelijke, waren symptomatisch. Op 12 september kwam de klap, kennelijk nog harder dan veel mensen het verwachtten. De parlementaire logica zegt dan: de aanvoerder stapt op. Maar Sap bleef, en kreeg daarvoor onmiddellijk steun van het partijbestuur. Dat was een forse misrekening, want veel van de leden w bleken buitengewoon kritisch en lieten dat weten ook. De partijbestuurders zegden Sap de wacht aan, spraken de gedachte uit dat het vertrouwen dat zij de kar ut de modder kon trekken, er niet meer was, en vroegen haar om te vertrekken. Sap vertrok.
Onmiddellijk brandde er discussie los. De één zei dat de partij zich nu maar beter gewoon bij de PvdA kon aansluiten (ermee fuseren, was het officiële woord, maar een beekje dat in een grote rivier stroomt, fuseert niet echt). De ander zei dat het partijbestuur helemaal niet het recht had o Sap weg te sturen; ze had immers kiezersmandaat. Zonder Sap zou de partij het niet redden, klonk het uit de mond van ‘partijprominent’ van PPR-faam Bas de Gaaij Fortman. Was het – zo klonk het uit vele kelen – nu ook niet tijd dat het partijbestuur, dat met haar krampachtige commando-stijl van leiding geven de sfeer had helpen verzieken, en bovendien zwabberde van Sap-mag-lijven naar Sap- moet-weg – zelf ook zou opstappen? Het duurde weliswaar een kleine 24 uur, toen was ook het partijbestuur inderdaad afgetreden. Er is al een commissie aan het werk om de verkiezingsnederlaag te onderzoeken. Er komt een partijcongres dat zich over de scherven mag buigen. Er komt komende week de verkiezing van een nieuwe fractievoorzitter. Dan is de partij weer als nieuw, dan kan de club er weer helemaal tegenaan. Toch?
Ik zou er niet op rekenen. Kanshebber als fractievoorzitter is Bram van Oijk. Hij is een hoge ambtenaar op het ministerie van buitenlandse zaken, dus op erg veel radicalisme uit zijn mond valt nauwelijks te rekenen. De huidige middenkoers zal blijven. De stijl van het partijbestuur zal ongetwijfeld gemoderniseerd worden, de semi-stalinistische bazigheidsreflexen zullen er wel uit gaan, de ruimte voor bijvoorbeeld een lijsttrekkersreferendum zal groeien. Maar een opener bestuursstijl gecombineerd met een middenkoers, brengt de partij nog dichter bij bijvoorbeeld D 66 dan die nu al zit. Van enig teken dat de wat radicaler elementen binnen GroenLinks aan invloed winnen op koers en leiding, is niet merkbaar sprake. Eerder van het tegendeel. De partij raakt haar restanten radicalisme steeds meer kwijt, wordt steeds minde ‘links’ en steeds minder ‘groen’. Daarmee verliest ze zelfs in parlementaire zin bestaansrecht: één D 66 en één PvdA zijn immers meer dan genoeg. GroenLinks wordt daarmee feitelijk irrelevant.
Is dat een ramp? Niet perse, maar het hangt af van wat radicalere leden en sympathisanten nu voor conclusies trekken. Die mensen zijn namelijk voor de sociale strijd bepaald niet irrelevant. Blijven zij door dik en dun de partij steunen, afgewisseld dor wat geween en het knersen van tanden bij volgende oorlogsdeelnames en bezuinigingsrondes? Of trekken ze conclusies, komen ze op voor hun vredesprincipes, voor daadwerkelijke solidariteit en steken ze daar ook hun nek voor uit? In het eerste geval blijft hun radicalisme futiel en impotent. In het tweede geval kunnen ze – juist ook vanwege de aanzienlijke ervaringen die ze e in decennia sociale strijd, van Maagdenhuis via Amelisweerd tot Woensdrecht – hebben opgebouwd, een bijdrage aan het verzet dat vandaag en morgen nodig is leveren. Mensen uit de GroenLinkse gelederen die de tweede optie kiezen, kom ik graag tegen en schud ik graag de hand – op de barricaden, en aan dezelfde kant.
Peter Storm
(1) correctie: daar stond eerst “december”, een lezeres maakte me erop attent, dus even verbeterd. Dank : ) (verbeterd/ toegevoegd, 8 oktober 15.02).