donderdag 20 september 2012
Professor Dijkhuizen, opperbaas van de landbouwuniversiteit Wageningen, heeft gesproken bij het begin van het academisch jaar, eerder deze maand. Dierenwelzijn of niet, milieubehoud of niet, we hebben méér intensieve landbouw nodig, niet minder, vindt hij. Als we de landbouw -en met name ook de veehouderij – niet inrichten zoals dat uin Nederland gebeurt, zal het niet mogelijk zijn een snelgroeiende wereldbevolking van voedsel te voorzien. Diervriendelijke veehouderij bijvoorbeeld kost teveel ruimte en brengt te weinig. Leve de megastallen derhalve, al zegt Dijkuizen dat niet letterlijk, en al pleit hij ook voor het terugdringen van bestrijdingsmiddelen en dergelijke. Maar toch. Het is een misleidend en gevaarlijk pleidooi, op meerdere gronden die her en der al aandacht hebben gekregen.
Enkele zaken springen er wat mij betreft uit. In de eerste plaats gaat Dijkhuizen er van uit dat de groeiende behoefte aan voedsel vanwege bevolkingsgroei perse een behoefte aan steeds meer vlees en zuivel inhoudt. Het zou best eens kunnen dat als de complete wereldbevolking van overmorgen – negen miljard medemensen – dagelijks vlees bij het avondmaal , melk bij het ontbijt, en een bakje vla als dessert wil, kleinschalige en diervriendelijke veehouderij niet aan de vraag zal kunnen voldoen. Diervriendelijk boeren vergt meer grond, en dat is wel degelijk óók druk op het ecosysteem. Er zou domweg wel eens niet genoeg weidegrond voor zoveel koeien en schapen kunnen zijn op deze wijze.
Maar daarmee heeft Dijkhuizen nog geen gelijk voor zijn leve-de-intensieve-veeteelt-pleidooi. Het is immers helemaal niet logisch om de huidige vleesbehoefte van West-Europa en Noord-Amerika domweg te extrapoleren naar de wereldwijde vleesbehoefte van 2050. Het echte vraagstuk is niet: hoe krijgt iedereen dagelijks een stukje vlees? Het echte probleem is: hoe krijgt iedereen dagelijks voldoende te eten? Als er aan bepaalde, de voedselvoorziening helemaal niet ten goede komende landbouwproductie een s een eind zou komen, dan zou dat al helpen. “Het akkerland dat nodig is voor alle biobrandstof in de landen van de Europese Unie, had genoeg tarwe en mais kunnen opleveren om 127 miljoen mensen te voeden”, volgens Oxfam. Stoppen met biobrandstof, want het gat ten koste van voedselvoorziening van mensen. Ja, dan is er minder energie en brandstof beschikbaar, want fossiele brandstoffenzijn geen optie om milieuredenen.. Verlaging van brandstof- en energiegebruik is dan ook nodig. W e moeten niet zozeer omschkelen van auto’s op benzine naar auto’s met biobrandstof. We moeten overschakelen van auto’s naar andere vormen van vervoer.
Het zou ook wel eens kunnen dat dit het afstappen van vlees als dagelijks deel van de maaltijd vereist. Vleesproductie is ecologisch eigenlijk een ramp, en voedingstechnisch een verspillende omweg. Als je graan omzet in meel en dan in brood – in plaats van graan eerst om te zetten in veevoer, dan in koe en vervolgens in karbonade – dan sla je een heleboel verspilling over en is de verhouding tussen benodigd graan en verkregen voedsel voor menselijke consumptie veel gunstiger. Daar komt nog eens bij dat het verbouwen van veevoedergewassen een zware aanslag op het milieu is. Brabant ligt vol met maisvelden. Mais is vaak veevoer, en vergt flink wat mest in het al van overbemesting doordrenkte land. Vervang die maisvelden door roggeakkers. Die hebben nauwelijks bemesting nodig, en je kunt er rechtstreeks lekker brood van maken bovendien. Veel minder ecologische druk, tezamen met veel meer voedsel-efficiëntie. In roggeakkers kun je bovendien nog eens een mooie korenbloem tegen komen, of andere door de moderniteit nar de marge verdreven ‘onkruid’. Moet jij bij die stinkende maisakkers om komen. Die zijn enkel geschikt voor.. ahum, ik dwaal af.
Maar ongetwijfeld betekent een wending naar minder intensieve en vooral op plantaardig voedsel gerichte landbouw veel minder geldverslindende onderzoeks- en adviseringsprojecten voor de Landbouwuniversiteit, en ook veel minder reden voor nationale borstklopperij waar Dijkhuizen zich onbeschaamd schuldig aan maakt waar hij naar de Nederlandse intensieve veehouderij verwijst als lichtend voorbeeld. De megastallen en overbemeste akkers zijn inderdaad een voorbeeld: als je gezond eten wilt, geen grootschalige dierenmishandeling en nog een mooi landschap bovendien, bespáár je dan het Nederlandse veehouderij-model. De kennis voor extensieve landbouw, zonder bestrijdingsmiddelen en zonder kunstmest, is er allang en wordt dagelijks door honderden miljoenen landbouwende mensen wereldwijd verder ontwikkeld op basis van dagelijkse praktijk, duizenden jaren achtereen ontwikkeld en verfijnd. Onderzoek en onderwijs dat er op gericht zou zijn aan die ontwikkeling assistentie te verlenen – op een wijze die deze landbouwers en hun leefwijzen respecteert en niet wegbulldozert – zou een mooie onderwijs- en onderzoekstaak zijn. Maar ik vrees dat de hooggeleerde en goed gefinancierde professor Dijkhuizen dat anders ziet. Hij en zijn agrarisch-industriële complex hebben zichzelf echter nu wel lang genoeg als oplossing van het voedselprobleem naar voren geschoven. De echte oplossing ligt in een radicale breuk met zijn gepropageerde werkwijze en de grote gevestigde belangen die daar achter schuilgaan.
Er echter nog een fundamenteler aspect waar Dijkhuizen met zijn pleidooi voor intensieve landbouw. Hij maakt er een keuze van tussen dierenwelzijn enerzijds en zowel milieu als voedselvoorziening anderzijds. Hij heeft een half punt: wereldwijd iedereen via diervriendelijk vee houden dagelijks van biefstuk voorzien zou de planeet kaal doen grazen. Een drastisch terugbrengen van het wereldwijde vlees- en zuivelverbruik is hier een antwoord.
Dijkhuizen ziet dat misschien niet voor zich. Maar zelfs McDonalds erkent in de praktijk dat zoiets mogelijk is, en begint twee vegetarische vestigingen in India. Natuurlijk doet het bedrijf dit om puur commerciële redenen: er zit daar afzet. Maar juist dat laat zien dat het idee van een mensheid die weinig tot geen vlees verbruikt, ook al economische ontwikkeling en welvaartsgroei wereldwijd zouden doorzetten, geen onzin is. Dat die groei zou moeten doorzetten om iedereen te voeden is overigens een andere misvatting die besloten ligt in Dijkhuizens redenering.
Het probleem dat Dijkhuizen miskent ligt in de onderliggende houding waarmee hij redeneert: productivisme. Hij erkent het punt van dierenwelzijn wel, maar duwt het vervolgens weg, uit naam van wat hij als mensenwelzijn ziet. Precies die houding is funest en heeft bijgedragen aan ecologische crisis met een enorme daarin besloten voedselcrisis bovendien. Planten en dieren zijn bij hem instrumenten, dingen, gebruiksartikelen waar we mee mogen doen wat we willen. Met z o’n houding kun je totaal meedogenloos de planeet exploiteren – en op termijn ten gronde richten. Met zo’n houding is de stap naar het gebruiken van mensen als materieel om te exploiteren ook al snel gezet. Sterker: die twee houdingen – planten en niet-menselijke dieren als ding gebruiken, en mensen uitbuiten en als ding gebruiken, gaan hand in hand en wortelen in hetzelfde maatschappelijke systeem. Van dat systeem moeten dus we af, en breken met de bijbehorende logica is daarvan een deel.
Diervriendelijk boeren gaat van een andere houding uit: dat dier is er niet louter voor jou, maar heeft bestaansrecht voor zichzelf, net als elk levend wezen. Voor we het moeten doden – als we die aanvechtbare keus al maken – , moeten we het de ruimte geven – letterlijk en figuurlijk – om te leven. Ja, mensen moeten ook leven, en ontkomen er niet aan om andere levende wezens daartoe te benutten. Maar we hebben niet meer ‘recht’ – een absurd begrip in dit verband, recht gaat over iets intermenselijks – om een koe op te eten als een mug het ‘recht’ heeft om ons leeg te zuigen, en wij om die mug vervolgens dood te meppen. Een houding van respect, en daarmee terughoudendheid jegens het gebruiken van planten en van andere dieren dan wij zelf als voedingsmiddel, is nodig als we in een verdere toekomst nog een met planten en dieren bewoonde planeet over willen houden waar het enigszins plezierig leven is voor ons allemaal. Zo’n houding vergt dan een totaal disrespect voor de technocratische grootindustriële en in essentie kapitalistische aanpak waar Dijkhuizens pleidooi zo’n huiveringwekkend voorbeeld van is.