zaterdag 4 augustus 2012
Gore Vidal, Amerikaans dissident en schrijver, is enkele dagen geleden overleden. Het is de moeite waard om toch een moment stil te staan bij de aanzienlijke literaire maar vooral maatschappelijke waarde van zijn werk. Weinigen konden in kortere zinnen scherpere observaties doen over de maatschappij. Weinigen hadden een scherper oog voor de wanstaltigheden die bedreven werden door Amerika ‘s elite – een elite waar Vidal door familiebanden mee verbonden was. Tot de kern van het probleem raakten zijn observaties vaak niet. Maar hij kwam een heel eind. En het kennisnemen van zijn proza is een genoegen.
Vidal was onder meer schrijver van romans – lange, historische romans vooral. Eén van die romans heeft mij persoonlijk geraakt toen ik het boek las in 1984 – nog bijna totaal in de kast, en net op kamers – en mij bepaald niet alleen. Het gaat om The City and the Pillar, een boek met een homoseksuele jonge man als hoofdpersoon, met wie het volstrekt tragisch afliep. De openlijke sensualiteit, de spanning tussen verlangen en een maatschappij die dat blokkeerde, is indrukwekkend. Zou tegenwoordig zo’n boek verschijnen, dan zou dit al belangwekkend zijn. Maar dit boek verscheen in 1948, toen zoiets bepaald nog not done was. Het was een baanbrekend werk, een literaire bom onder de verdringing en ontkenning van homoseksualiteit die toen – en op zo veel plekken nog steeds – de norm is. Hij vertikte het overigens om zichzelf als homoseksueel te benoemen. Niet dat hij zijn voorkeur ontkende, maar volgens hem zijn er “geen homoseksuele mensen maar alleen homoseksuele daden”. Dat is waard om eens rustig over na te denken, in deze van hokjesgeest doortrokken maatschappij. Mensen in hokjes duwen is immers mensen beheersbaar maken, en wellicht had Vidal ook dát door.
Zijn lange historische romans ken ik niet, en ik merk dat de meningen daarover verdeeld zijn. Chris Floyd – iemand die ik erg serieus neem – vindt ze van grote waarde, en zegt over zijn fictie: “ik denk dat dit is waar zijn grootheid ligt.” Hij schreef echter ook erg veel non-fictie met name essays. Een laat voorbeeld daarvan is “We Are the Patriots” – karakteristiek proza, karakteristieke stellingname en karakteristieke titel. Hij schetst daarin hoe van de droom van een Amerikaanse democratische republiek verloedert raakte en veranderede in een nachtmerrie. Eerst vanwege die “twee waanzinnige oorlogen van imperiale ijdelheid – Korea en Vietnam”, en vervolgens door een “eeuwigdurende oorlog tegen de vijand-van-de-maand-club.” Intussen raakt de regering steeds meer gekaapt door zakelijke belangen, grote bedrijven, de super-rijken. Dat culmineert dan “in december 2000, toen het Hooggerechtshof haar weg door de grondwet bulldozerde om als haar president de verliezer uit dat jaar te selecteren. Het despotisme zit nu stevig in het zadel.”
De totale afwijzing van het establishment – dat hij van dichtbij kent, want hij maakt er sociaal gezien deel van uit – is kenmerkend voor Vidal, en is altijd weer fijn om te lezen. Maar zijn nostalgie naar de dagen dat Amerika nog die prachtige republiek was die de grondleggers volgens hem voor ogen hadden, typeert hem evenzeer: “De Verenigde Staten zijn gesticht door de helderste mensen in het land – en we hebben ze sindsdien niet meer gezien.” Zijn standpunt is radicaal maar diep nostalgisch tegelijk. Hij beroept zich in zijn afkeer van de machthebbers op het traditionele, ouderwetse, vrijheidslievende Amerika en haar voorstanders. Immers, “wij zijn de patriotten” – niet zij daarboven.
Het is een standpunt waarmee de huidige machthebbers weliswaar redelijk bestookt kunnen worden. Toereikend is het echter niet. Voor Vidal begon het Amerikaanse imperialisme in 1898, toen de VS de Filippijnen veroverde op Spanje, en vervolgens de verzetsbeweging daar onderwierp in een koloniale oorlog. Maar hoe kwam die VS voor die tijd aan haar grondgebied? Het hele land is gevormd door een reeks kleine en wat grotere koloniale oorlogen tegen de Indiaanse gemeenschappen die er woonden. Daar horen we Vidal niet veel over: het zou zijn nostalgische en in essentie mythologische beeld van het goede oude Amerika overhoop gooien. Eén van zijn helden bijvoorbeeld, president Jefferson, was voorstander van een stevig soort democratie – voor witte mensen. De man was ook slavenhouder. Als president kocht hij in 1803 Louisiana van Frankrijk. Dat Louisiana was veel groter dan de huidige staat van die naam. Trek een lijn van New Orleans noordwaarts tot de Canadese grens. Trek een diagonale lijn van New Orleans schuin naar links omhoog, naar de kust ter hoogte van Seattle. Verbindt die twee lijnen door de Canadese grens. De driehoek daartussen omvat het Louisiana van die transactie. Er woonden nauwelijks Fransen. Er woonden nog nauwelijks Amerikanen, Er woonden wel tientallen Indiaanse volkeren en gemeenschappen. Geen van die gemeenschappen is geconsulteerd over de transactie, ze werden feitelijk met het grondgebied opgekocht door de VS. DE eeuw daarop werden ook zij onderworpen, voor zover ze niet werden uitgemoord. Over dit soort koloniale weerzinwekkendheden hoorden we Vidal niet echt. Zijn radicalisme – volstrekt oprecht, en diep dorleefd – betreft latere wandaden en wanbeleid, maar niet de oorspronkelijke wandaad waar de hele VS haar grondgebied aan ontleent. Patriottisme is, juist ook om deze reden, misplaatst als uitgangsstelling voor radicale maatschappijkritiek.
Het neemt allemaal niet weg dat zijn stem in de VS een heleboel frisse politieke lucht verspreidde. In interviews en essays nam hij niet alleen stelling tegen de top, onder wiens leiding de VS gemuteerd was in een “gemilitariseerde republiek”; hij nam het ook op voor de underdogs, en zag bijvoorbeeld de Populisten van de late negentiende eeuw als positief contrapunt tegen de macht van de oligarchie. Tegelijk zat er ook een flink spoor van snobisme in zijn houding. Hij had met gewone mensen oprecht te doen. Maar veel vertrouwen dat vandaag de dag die gewone mensen de macht van de machthebbers zouden kunnen inperken, straalde hij niet uit. De vooruitzichten voor de VS waren volgens hem dan ook somber, zeer somber.
Wat zijn bijdrage allemaal extra toegankelijk maakte, was de kunstvorm die hij als geen ander beheerste: de one-liner, zoals dat nu heet, het aforisme, zoals de verrukkelijk ouderwetse Vidal het ongetwijfeld liever noemde. Zowel de Guardian, de Christian Science Monitor als de BBC kwamen na zijn door met een reeks van de bekendste, meest treffende uitspraken van de man. Ik pluk uit het Guardian-overizicht een aantal, als eerbetoon aan een man die het waard is. Juist met het oog op naderende verkiezingen in Nederland en in de VS, koos ik uitspraken die daar enigszins op slaan. Ook hier geldt dat hij wist waar hij over sprak, want hij stelde zich tweemaal kandidaat voor een zetel in het Congres….
“Een democratie is klaarblijkelijk een plek waar me talrijke verkiezingen worden gehouden tegen grote kosten, zonder kesties en met inwisselbare kandidaten.”
“Vijftig procent van de mensen zal niet gaan stemmen, en vijftig procent lezen geen kranten. Ik hoop maar dat het dezelfde vijftig procent is.”
“Democratie wordt verondersteld je het gevoel van keus te geven, zoals Pijnstiller X en Pijnstiller Y. Maar het is allebei gewoon aspirine.”
“Elke Amerikaan die bereid is om zich kandidaat te stellen voor het presidentschap, zou daar automatisch per definitie van uitgesloten dienen te worden.”
En eentje die de man ook wel typeert:
“De mooiste vier woorden in onze omgangstaal: I told you so” …
Geweldig was de aanvaring die Vidal in 1968 had met de conservatieve journalist William Buckley. Vidal noemde Buckley een pro-crypto- nazi, Buckley noemde Vidal een nicht. Buckley klaagde Vidal aan. Vidal voor de rechtbank, met jury en al. “ het was een bescheiden verspreking”, aldus Vidal. “Ik zocht naar het woord ‘fascist’”… Ja, Vidal was niet afkerig van een flink vleugje herrie en confrontatie…
Intussen is er al aardig wat geschreven ter herdenking van deze opmerkelijke man. Informatief is het In Memoriam in de Christian Science Monitor: “Gore Vidal remembered: a larger-than-life literary presence” . Mooi zijn de stukken die de radicale blogger Chris Floyd aan de man wijdde, naast het al doorgelinkte “Listen to the Lion: the Enduring Legacy of Gore Vidal” . Alan Woods, verbonden aan de trotskistische website In Defense of Marxism, schreef al in 2002, naar aanleiding van een interview met Vidal, een niet onredelijke analyse van diens maatschappijvisie: “The decline and fall of the American Empire”. Mooi is tenslotte ook het herdenkingsartikel van Jon Wiener: “Remembering Gore Vidal (1925 -2012)”. Dat opent met een prachtige anecdote. Redacteur Victor Navasky van het progressieve blad The Nation waar Vidal onder meer het genoemde stuk “We Are the Patriots” voor schreef, , vertelde aan de uitgever het heel wat minder marginale Penthouse dat The Nation Vidal hetzelfde betaalde als andere mensen die voor dat blad schreven: 25 dollar. De uitgever van Penthouse stuikte zowat in zijn wijn “en vertelde me hij Vidal 50.000 had dollar geboden voor een artikel, en Vidal weigerde.” Heerlijke dwarse man.