vrijdag 3 augustus 2012
Al geruime tijd voert het demissionaire kabinet een achterhoedegevecht om de weigerambtenaar te redden. Vooraan in die strijd staat weigerminister Spies. Het gevecht laat twee dingen zien. Homofobie, verankerd in wetten en instituties en verdedigd door op andere punten verstandige mensen, is helaas springlevend. En de parlementaire democratie is, in eigen termen, een farce.
Waar gaat het om? Sinds een aantal jaren mogen mensen van hetzelfde geslacht wat mensen van verschillend geslacht al mochten: in het huwelijk treden. Het zogeheten homohuwelijk werd erkend. Maar huwelijken moeten worden voltrokken door ambtenaren. Sommige ambtenaren hadden gewetensbezwaar, omdat ze vonden dat het huwelijk enkel was bedoeld voor man en vrouw, niet voor twee vrouwen en niet voor twee mannen. Doorgaans verwezen ze bij die opvatting naar hun godsdienst. Deze ambtenaren wilden geen homo- en lesbo-stellen in de echt verbinden. Ze werden weiger-ambtenaren genoemd.
Dat werd in eerste instantie getolereerd van ambtenaren die al in functie waren toen het homohuwelijk wettelijk erkend werd. Inmiddels bleek dat er daarna ook nieuwe weigerambtenaren in dienst genomen waren. Weliswaar werd er voor gezorgd – officieel – dat je als lesbo- en homo-stel kon trouwen, dan was er wel een ambtenaar paraat die geen gewetensbezwaren had. Maar het verschijnsel van weigerambtenaar bleef intact. Tot grote ergernis van voorvechters van gelijke behandeling van mensen ongeacht seksuele oriëntatie. Tot ergernis ook van politici die op dit punt een redelijk standpunt innamen.
Inmiddels is er een meerderheid in de Tweede Kamer die bij herhaling duidelijk maakte dat ze van die weigerambtenaar af wilde. Maar minister Spies legde een Kamermotie doodleuk naast zich neer en trotseerde die meerderheid. Nu komt D66 met een wetsvoorstel om de weigerambtenaar onmogelijk te maken, althans om het verwijnen ervan te regelen. Wie als ambtenaar van de burgerlijke stand in dienst treedt, mag niet weigeren om stellen te trouwen, ook geen lesbo- of homo-stellen. “ ‘Daarmee sterft te weigerambtenaar uit”, stelt D 66 vanavond.” Het zal eens tijd worden.
Dat is in het kort de situatie. Wat moeten we ermee? Welnu, allereerst dat homohuwelijk. Ik geef er zelf niet veel om en ik vind het verkeerd om erkenning van dat huwelijk ter behandelen als de hoogste vorm van homobevrijding. Homo-onderdrukking zit veel dieper, en vrijheid van mensen met de meest uiteenlopende seksuele voorkeuren gaat verder dan het recht op deelname van een gevestigd instituut dat hetero’s ook in een bepaald patroon voegt dat geen vrijheid brengt.
Maar dat patroon – het huwelijk – is wel de gangbare vormgeving van langdurige relaties. Er zijn bovendien allerlei formele rechten aan verbonden. Het is een gevestigde instelling, geen bevrijde zone. Maar het weren van sommige mensen uit dat gevestigde instituut is wel degelijk discriminatie, en verwerpelijk. Van dat weren gaat bovendien de boodschap uit: lesbo’s en homo’s zijn raar, minder, horen er niet bij. Om redenen van rechtsgelijkheid en om dat laatste soort oordelen te doorbreken, is het recht van stellen van gelijk geslacht wel degelijk belangrijk.
Een vergelijking maakt het nog wat duidelijker. Ik hoef niet zo nodig naar de stembus op 12 september. Daar ligt mijn macht niet, en mijn wantrouwen jegens beroepspolitici is zodanig dat ik geen van hen tot mijn vertegenwoordiger wil uitroepen. Wat ze ook bekokstoven, dat doen ze in ieder geval niet in mijn naam. Maar… ík wil die keuze maken, in vrijheid. Niemand gaat mij verplichten om te stemmen. Maar niemand gaat ook mij verbieden om te stemmen. Niemand verplicht mij te trouwen. Maar niemand gaat het mij verbieden als ik wel wil. Ander voorbeeld: vakbonden zijn geen orgaan van arbeidersstrijd, het idee dat e vakbondslid moet wezen om klassenstrijd te voeren, is een mythe. Hooguit zijn vakbonden een buffer tegen arrogante bazen. Geen staat gaat mij de vakbond in dwingen. Maar ik wil vakbondslid, actief vakbondslid kunnen zijn als ik daarvoor kies, zonder angst dat ik om die reden het bedrijf uit getreiterd of ontslagen kan worden met de wet in de hand. Zo is het met dat huwelijk ook. Het gaat – net als bij stemrecht en vakbondsrechten – om het recht om te trouwen. Of ik daarvan gebruik maak – samen met een eventuele gegadigde – is dan aan hem en aan mij. Niet aan een regering. En niet aan een weigerambtenaar ook.
Maar hoe zit het met die weigerambtenaar zelf? Mag iemand gewetensbezwaar hebben? Ja, zeker. Iemand mag er de meest bekrompen opvattingen over homoseksualiteit op na houden, en vinden dat het huwelijk voorbehouden is aan een man en een vrouw. Maar wie dat vindt, moet dan niet in de burgerlijke stand gaan werken. Iemand die zelf wil uitmaken aan wie hij/ zij een publieke dienst verleent, gaat niet. Stel dat iemand vindt dat het Nederlanderschap voorbehouden is aan mensen van Nederlandse herkomst. Stel dat iemand vindt dat Nederland een Christelijke, bijvoorbeeld een Protestantse , natie is en dat Nederlanders derhalve Christelijk, bijvoorbeeld Protestants, dienen te zijn. Stel dat zo iemand als ambtenaar werkt bij het verstrekken van paspoorten. Zou het dan aanvaardbaar zijn dat zo iemand weigert paspoorten te verschaffen aan joodse, islamitische of atheïstische aanvragers? Of aan aanvragers van Marokkaanse of Turkse, en dus ‘niet-Nederlandse’ herkomst? Zouden ze zijn of haar ‘gewetensbezwaar’ tegen het verstrekken van paspoorten aan etnisch of religieus gedefinieerde groepen mensen accepteren? Ik mag toch werkelijk hópen van niet, want het zou geaccepteerde officiële tolerantie van racisme zijn. Waarom vinden zoveel politici zulke geaccepteerde officiële tolerantie van homofobie dan wel acceptabel?
De weigerambtenaar dient dus inderdaad onmogelijk gemaakt te worden. Ik geloof weliswaar niet in wetten en staatsinstellingen. Maar ik geloof dat, voor zover die er nu eenmaal zijn – en nog niet vervangen zijn door een betere vorm van samen leven en samen de maatschappij besturen – zulke wetten in ieder geval wel op basis van gelijke rechten dienen te werken. Het verzet van Spies en consorten is hiermee in strijd, het is een verdediging van het recht om homofoob te zijn, en dat in je werk als ambtenaar – van belastinggeld, ook mijn belastinggeld – tot uiting te brengen. Homo-discriminatie, gesubsidieerd en al. Weg ermee.
Er is nog iets. Spies trotseert, zoals ik al zei, een Kamermeerderheid. Haar argument: de regering is sinds de kabinetscrisis in april demissionair. Het is dus niet aan de huidige Tweede Kamer om die regering tot een bepaalde beleidswijziging te dwingen. Het onderwerp moet maar na de volgende verkiezingen en kabinetsformatie geregeld worden, vindt Spies.
Het is een merkwaardige redenering. Kort voor de zomer wilde hetzelfde kabinet steun voor het EMS-verdrag, waarmee miljardenkredieten voor bijvoorbeeld Spanje geregeld konden worden. Geen detail, maar een ingrijpend stuk wetgeving. Degenen die er toen voor pleitten om dit tot na de verkiezingen te bewaren werden genegeerd. Ja, Wilders was één van de mensen die – met rare trucs – bezwaar maakten tegen die snelle EMS-behandeling. Daar had hij eigen redenen voor, en de rechter erbij slepen was een niet ongevaarlijke farce. Hier gaat het me echter niet om het EMS en om Wilders en zijn fratsen. Het gaat me om de willekeur. De weigerambtenaar mag niet voor de verkiezingen halsoverkop worden afgeschaft. Het EMS mag echter wel voor diezelfde verkiezingen halsoverkop worden doorgevoerd. Spies weigerde zelfs om de gemeenten op te roepen geen weigerambtenaren meer in dienst te nemen, iets waar geen enkel formeel beletsel voor bestond, en iets waar een Kamermeerderheid op aandrong. Kennelijk is het normaal dat ministers uitmaken wanneer ze een Kamermeerderheid tegemoet komen en wanneer niet. Kennelijk staat de benoemde regering dus boven de gekozen Tweede Kamer, en dus helemaal boven die heilige kiezer.
Ik had al geen vertrouwen in de stembus als werkelijk machtsmiddel van ‘gewone mensen’ als jij en ik. Met het soort van arrogantie dat Spies hier tentoonspreidt, en waarmee gekozen vertegenwoordigers ook nog eens worden gebruuskeerd, wordt de futiliteit van het parlementarisme nog eens extra onderstreept. Morgen deelnemen aan de Gay Pride is daarmee een stuk zinvoller dan op 12 september die wandeling naar de stembus maken. En het is gezelliger bovendien.