donderdag 28 juni 2012
Twee weken geleden was politiegeweld twee weken geleden iets waar hooguit een enkele advocaat, wat Occupyers en anarchisten zich druk over maakten. Nu, twee filmpjes later, één met een schoppende agente, één met een slaande politieman, is politiegeweld een heuse Kwestie geworden. Dat is gunstig: het is goed dat het wanstaltige gedrag waaraan agenten zich keer op keer – structureel, niet incidenteel – begaan, in de schijnwerper van publiciteit komt te staan. Dit draagt bij om initiatieven tegen politierepressie – zoals de actie komende zaterdag in uitgerekend Rotterdam tegen politiegeweld, met name preventief fouilleren – van extra aandacht en wrang gevoel van extra relevantie te voorzien. Het ondermijnt het gevoel aan politie- en bestuurderskant dat de politie zo ongeveer alles kan maken, als het maar verpakt wordt als ‘in dienst van de veiligheid’. Precies die ondermijning is hard nodig.
Hoezeer politieagressie intussen een heuse Kwestie is geworden, drong tot me door toen ik vannacht een opiniestuk in de Volkskrant las, van Rik Smit. De kop was al veelzeggend: “Uit trap van agente blijkt gevaarlijke mentaliteit”. Het artikel zelf verdient het om uitvoerig aangehaald en besproken te worden, daar gaat-ie dus. “Volgens het OM had de agente juist en passend gehandeld, omdat de man zich in een eerder stadium agressief had gedragen en slechts aan één hand geboeid was. Vanwege die los slingerende handboei heeft zij de man toen ‘met enige gerichte trappen tegen de grond gewerkt.’ Dat klinkt heel beheerst en adequaat, maar we zagen iets heel anders: een man die groggy van drank en pepperspray tegen een muur hing en door twee getrainde en bewapende politiemensen zonder zichtbare noodzaak in elkaar getremd werd. Het was beheerst noch adequaat. Het was respectloos, onwaardig wangedrag waaruit onverholen minachting van de tegenstander sprak. Zware mishandeling van een ernstig aangeslagen tegenstander.” Goed gezegd.
De auteur schetst vervolgens ook hoe het botte gedrag van de agenten tegen een dommelende dronken man zelf de boosheid opriep die voor de agenten vervolgens het excuus werd om erop los te trappen. Het gebeuren “doet op zijn zachtst gezegd twijfelen aan hun competentie en oordeelsvermogen – en aan hu mentaliteit, hun manier van tegen mensen aankijken, met mensen omgaan.” Dat van die mentaliteit klopt. Dat van competentie en oordeelsvermogen een stuk minder, want ik denk dat de agenten héél goed wisten wat ze deden, en kozen voor deze aanpak alsof het de gewoonste zaak van de wereld was. Hun oordeelsvermogen werkt wel. Maar hun oordeel is radicaal verkeerd. En dat zit in hun werkzaamheid zelf besloten.
Dan komt de politieleiding aan de beurt. “Door dit alles te bestempelen als ‘juist’, geeft de korpschef een niet mis te verstaan signaal aan zijn agenten af. ‘Escaleer er maar op los, dat los je op met geweld. De burger is je vijand, pak hem voor hij jou pakt.'” Kritiek van die burger past daar niet in. Hij vat de houding samen. “Burgers hebben zich niet met het politiewerk te bemoeien. In je hok of de wapenstok!” Hier kunnen we aan toevoegen dat het larmoyante optreden van burgemeester Aboutaleb, die zo aangedaan was omdat de schoppende agente zich de heisa zo aantrok, in diezelfde richting werkt. Begrip en waardering voor slaande en schoppende agenten draagt eraan bij dat agenten des te meer schoppen en slaan. Het geweld komt niet alleen van laarzen, knuppels en vuisten. Het geweld komt van de burgemeester en de politiechef, van hogerhand.
Het artikel gaat in zij conclusies verhoudingsgewijs ver, door het schop-gebeuren niet af te doen als een naar incident dat op zichzelf staat, maar als een diepgaander probleem in de politie, haar houding, haar aansturing en haar mentaliteit. Hij zet die vervolgens af tegen hoe de politie zou moeten werken, en daar gaat het betoog wel mis. Hij schetst hoe het zou moeten. “Wij burgers hebben aan de politie het binnenlandse geweldsmonopolie toevertrouwd.” Wij burgers? Ben jij geraadpleegd in die toekenning? Ik niet. Dit is een juridische, staatsrechtelijke fictie, er heeft nooit een besluit plaats gevonden waar burgers samenkwamen, een politie in het leven riepen en die haar een geweldsmonopolie – of zelfs maar een politiepet – toekenden. De politie is ons van hogerhand opgelegd. In Nederland niet minder dan in Syrië, Rusland of Paraguay.
De auteur vervolgt dan door dit toevertrouwen van dat geweldsmonopolie “een gevaarlijk geschenk waarmee uiterst behoedzaam moet worden omgesprongen.” Het verplicht de politie om transparant te zijn, en open voor kritiek, en daar schort het aan. “De Rotterdamse korpschef lijkt dat niet te beseffen. Helaas is hij niet de enige, er gebeurt nogal wat zorgelijks in politiekringen” – en in deze bereidheid het probleem in de politie als iets wijdverbreids en systematisch te onderkennen, wordt het betoog weer sterker. Hij wijst onder meer op het toegenomen aantal schietincidenten.
Smits noemt het zelf niet, maar vanuit politiezijde wordt het schieten openlijk aangemoedigd. Ik citeer: “Vroeger waren we terughoudend met geweld. Nu zeggen we: trek eerder je vuurwapen en dreig ermee, vuur desnoods een waarschuwingsschot af.” Dat zegt niet zomaar iemand, dat zegt iemand die spreekt namens de Raad van Korpschefs. En hij vervolgt: “Als dat onvoldoende werkt, schiet je desnoods in de benen. Zo voorkom je dat je in een noodweersituatie belandt.” Dat was op 26 februari van dit jaar. Helemaal “onverklaarbaar”, zoals Smits de toename van schietincidenten noemt, is die toename dus misschien toch niet. Er zijn meer akelige dingen te noemen. Zo wordt er, volgens een stuk in Trouw van 16 maar 2012, gewerkt naar een nieuwe wapenstok, langer, meer geschikt om mensen op afstand te houden, zodat er niet te snel naar pepperspray gegrepen hoeft te worden. “De nieuwe, uitschuifbare stok is 11 cm langer, zwaarder en komt harder aan.” Daardoor houdt weerstand eerder op. Zo bewapent de politie zich verder tegen de bevolking.
Terug naar Smits. Hij citeert een voormalige Amsterdamse korpschef, die zei dat “de politie is allang je beste vriend niet meer is”. Maar was de politie dat ooit dan wel? Dan zwaait hij weer met de conventionele gezagsmythe: “Dat hoort de politie nu juist wel te zijn: de ultieme, belangeloze vriend waarop de burger al dan niet in nood kan vertrouwen.” Geweld mag de politie gebruiken maar alleen als het echt niet anders kan.
Het geloof in die mythe – dat die politie er is voor ons, en namens ons – is een zwakte in het op andere punten ijzersterke betoog. Tegelijk is deze spanning ook heel typerend, en voor een dieper gaande kritiek en afwijzing van politie en repressie heel vruchtbaar te maken. Rik Smits betoont zich hier eigenlijk teleurgestelde liberale burger, iemand die de democratische normen serieus neemt en in de werkelijkheid terug wil zien, en boos is waar dat niet gebeurt. Maar begint radicalisme niet veel vaker als teleurgesteld liberalisme? Is anarchie – samenleven zonder opgelegd gezag – niet ook te zien als geradicaliseerde, van haar inperkingen ontdane en uit autoritair keurslijf gebroken democratie? Iemand als Smits is zo’n teleurgestelde liberaal, en wellicht ook een radicaliserende democraat. Wie weet waarheen zijn reis nog gaat?
Intussen is er onze reis, waarbij sommige punten die Smits aandraagt wel degelijk nuttig zijn om het gevestigde politieverhaal helpen lek te schieten, en actie tegen politiegeweld aan te moedigen. En als in gevestigde media dit soort artikelen beginnen op te duiken, heeft de politie – en al diegenen die de politie de handen boven het hoofd houden en aanmoedigen in agressief repressief gedrag – een serieus pr-probleem. Aan ons, als mensen die een verdergaande afwijzing, niet enkel van politiegeweld maar van de politie-als-georganiseerd-geweld, om de druk verder op te voeren, de kritiek verder aan te scherpen, en te combineren met effectieve actie. Naar die actie in Rotterdam als je maar enigszins kunt gaan hoort daar bij.