zondag 15 april 2012
Onderstaand artikel schreef ik voor Buiten De Orde, het blad van de Vrije Bond waar ik aan meewerk, en waar de geredigeerde versie inmiddels te lezen is. Dat je het hier kunt lezen, met een enkel miniem verschilletje hier en daar trouwens, is natuurlijk geen doorslaggevende reden om het blad zelf niet te lezen, met al die andere mooie stukken die er ook in staan…
De Socialistische Partij (SP) wint, als we peilingen mogen geloven, de laatste tijd fors aan steun. Een enkele keer komt ze zelfs als grootste partij uit de bus qua kiezersvoorkeur áls er nu verkiezingen zouden zijn. Roemer is vaak in het nieuws en maakt zich grappenmakend beminnelijk bij menigeen. Rechts krijgt de zenuwen, Elsevier waarschuwde al dat de SP Nederland zo ongeveer in een Sovjet-Unie zou veranderen als ze zou gaan regeren. Intussen is bij linkse mensen nogal wat euforie waar tenemen: komt er dan eindelijk een regering die gaat ‘breken met het neoliberalisme’ en eindelijk de belangen van ‘gewone mensen’ voorop zal stellen? Anarchisten hebben goede redenen tot scepsis. Tegelijk is de groei van de SP-aanhang niet zonder belang.
Nee, de SP gaat het kapitalisme niet afschaffen, noch om het door Elsevier geschetste nachtmerriescenario in werking te stellen, noch om ons te verlossen van tweedeling, ongelijkheid, graaikapitalisme en wat dies meer zij. De SP doet wat sociaaldemocratische partijen standaard doen: kiezers winnen met progressieve taal, om vervolgens die kiezerssteun om te zetten in politieke machtsposities, bestuurstaken in de bestaande staat op zich te nemen en daarbij elk compromis zal sluiten met andere partijen dat ze daarvoor noodzakelijk vindt. De weg naar de fundamentele sociale verandering – afschaffing van het kapitalisme – die revolutionairen nastreven loopt niet via de stembus, en dus ook niet via de SP. Zelfs al krijgt ze bij komende verkiezingen 150 Tweede Kamerzetels.
Maar daar kunnen we het niet bij laten. Verkiezingen, parlement, de huidige liberale staatsorde: ze zijn geen middelen voor het doorvoeren van wezenlijke veranderingen. Maar ze vormen wel het decor, de context, waarin die veranderingen er al dan niet kunnen komen. Hoe het decor van het toneelstuk, de context van de sociale strijd, er uitziet, maakt voor het script en het spelen van de rollen, het verloop van de sociale strijd, wel degelijk uit. Met die gedachte in het achterhoofd wil ik in het onderstaande twee dingen belichten. Enerzijds de oorzaak en betekenis van de groeiende steun voor de SP. Anderzijds de rol die de SP in het krachtenveld speelt en kan spelen.
Maoistisch verleden
De SP is een klassieke sociaaldemocratische partij, met enkele door haar geschiedenis verklaarbare eigenaardigheden. [1] Die geschiedenis gaat terug op de jaren zestig, toen er in de traditionele Communistische bewegingen die zich op Rusland oriënteerden, oppositiegroepjes opkwamen die zich op China richtten als oriëntatiepunt. Beide staten waren rivalen, herhaaldelijk op de rand van oorlog.. Waar Rusland zich echter steeds meer profileerde als ‘gewoon’ land waar je zaken mee kon doen, als land dat bereid was tot akkoorden en een leven-en-laten-leven ten opzichte van de VS, zat China in een confrontatie-positie tegenover een Westers én Russisch imperialisme waardoor het zich belegerd voelde. Bovendien probeerde China onder Mao in de jaren vijftig wat Rusland in de jaren dertig probeerde: geforceerde economische groei, afgedwongen door terreur. Dat verklaart de radicale retoriek van het bewind, en haar verdediging van Stalin die iets soortgelijks deed. Precies dit radicalisme sloot – in totaal andere omstandigheden! – aan bij jonge arbeiders en studenten die de gevestigde communistische partijen – de CPN in Nederland bijvoorbeeld – te gezapig, te weinig revolutionair vonden. De pro-Chinese, al snel maoistisch genoemde, groepjes hielde vast aan het idee van gewapende revolutie, confrontatie met het Westers imperialisme, streven naar ‘dictatuur van het proletariaat, onder straffe leiding van de Enige Juiste Partij’ – waarvan er binnen de kortste keren drie of vier waren, allemaal met een handjevol leden, allemaal overtuigd van hun gelijk.
Eén van die partijtjes splitste zich, één van die afsplitsingen noemde zich vanaf 1972 Socialistiese Partij oftewel SP. Aanvankelijk hanteerde zij de klassieke maoistische lijn, betoonde zich voorstander van revolutie en zag ze de parlementauire democratie als dekmantel van het kapitaal. Ze steunde China en ontleende daaraan inspiratie. Maar ze zoch tegelijk ook – indachtig de door Mao voorgeschreven ‘massalijn’, waarin partijmensen geacht werden te luisteren naar de bevolking , wat ze hoorden systematisch te doordenken en in gesystematiseerde vorm weer terug te brengen naar die bevolking als leidraad voor actie – naar steun onder de bevolking in vooral armere wijken en buurten. Al snel richtte de SP zich vooral op praktische zaken, woningnood, gezondheid, milieuvervuiling. Zo kreeg ze steun, en die vertaalde zich al snel in gemeenteraadszetels. De partij was op deze manier, in de woorden van de SP zelf, “een ‘federatie van plaatselijke afdelingen’”[2] geworden, met nauwelijks een landelijk eigen gezicht.
Intussen raakte ze los van het Chinese voorbeeld. Dat ging op oppervlakkige wijze, en betrof nergens een fundamentele afwijzing van de moorddadige aard van het maoistische bewind, dat in de jaren zeventig groteske dieptepunten liet zien. De afwijzing betrof de diplomatieke keus van Mao en zijn mensen: zij zagen de VS steeds meer als bondgenoot tegen de als veel gevaarlijker beschouwde Sovjetunie. Voor de SP, opererend in een krachtenveld waarin juist in die tijd de VS het imperialisme in zijn meest brute vorm vertegenwoordigde, was dat onverteerbaar. Dát – niet de interne verhoudingen in China – dreef de SP wég van haar Chinese bondgenoten. Wel trok de SP steeds meer de conclusie dat het ‘socialisme’ geen kopie van voorbeelden van elders moest zijn, maar eigen maaksel.
Een gewone parlementaire partij
Intussen was de SP aardig op weg een ‘gewone’ parlementaire partij te worden. Maar ze zat niet in het parlement. Een partijcongres in 1991 “stelt de doorbraak naar de Tweede Kamer als voorlopige strategische hoofdtaak.” Verkiezingen en het deelnemen aan parlementaire organen wordt daarmee tot kern van het politieke werk verheven, zelfs de pretentie van een werkelijke anti-systeem-politiek wordt hiermee goeddeels losgelaten. Die weg naar de Kamer wordt ingeslagen met radicale retoriek. De slagzin “Stem tegen, stem SP” is uit deze tijd, en heeft tot doel om opkomende gevoelens tegen oprukkend neoliberalisme te mobiliseren richting de stembus. Het is radicalisme, maar parlementair radicalisme. De latere stappen naar verdere inpassing in het gevestigde politieke bestel liggen hierin al besloten.
De SP slaat deze weg in, uitgerekend in de tijd dat de PvdA meeregeert, vanaf 1994 zelfs samen met liberalen van D66 en VVD. De PvdA-sociaaldemocraten nemen verantwoordelijkheid voor neoliberaal beleid, marktwerking, privatisering en dergelijke. Zo snel als de economie groeide, zo snel groeiden ook wachtlijsten in de zorg, verschraling van voorzieningen, explosief in het oog springende topinkomens. De PvdA was hier verantwoordelijk voor. De SP kon scoren, niet alleen tegen rechts maar ook tegen veel van wat zich als links aandiende. De SP was in latere jaren ook vaak de enige partij die Amerikaanse oorlogen – Kosovo, Afghanistan, Irak – en Nederlandse deelname eraan afwees. Toen vanaf 1999 er een andersglobaliseringsbeweging opkwam, met protesten van Seattle tot Praag en Genua, met sociale fora in Florence en Parijs, was het de SP die daar nog wel eens één of twee Kamerleden naar toe stuurde en zo iets van een smoel in radicaal-linkse kringen liet zien. De partij werd aantrekkelijk onder traditionele PvdA-kiezers. Maar de partij won ook steun onder iets radicaler ingestelde mensen, en wist uit die kringen ook actieve leden te winnen. Mensen als de huidige partijsecretaris Hans van Heijningen hebben bijvoorbeeld zo’n linksradicaal verleden.
De partij had nóg een eigenschap waardoor ze steun won. Ze zei néé tegen het neoliberalisme, tegen imperialistische oorlogen. Maar ze zei géén ondubbelzinnig nee tegen de groeiende xenofobie. Toen Pim Fortuyn opkwam, nam, de SP stelling tegen diens asociale ‘pimpelpaarse’ neoliberalisme. Diens racisme kreeg veel minder aandacht van de SP. Heel lang gold eenzelfde eenzijdigheid jegens Wilders, die vooral als ultra-VVD-er werd bestreden, en veel minder als racist werd afgekraakt. Soms pochten leidende SP-ers zelfs dat zij al veel eerder het ‘integratievraagstuk’ aan de orde hadden gesteld – in de beruchte SP-brochure ‘Gastarbeid en Kapitaal’ uit 1983 bijvoorbeeld – , alsof er zoiets is als een ‘integratievraagstuk’. De SP pushte weliswaar meestal niet actief racisme. Maar, omdat ze er zo’n punt van maakte om zo min mogelijk afstand te nemen van wat er in haar achterban leeft, weerspiegelde ze wel de vooroordelen van witte bewoners van oude volkswijken. Anti-neoliberalisme maakte de partij sterk. Door zich slechts matig tegen racisme af te zetten, er soms in mee te gaan, bewandelde ze de weg van de minste weerstand. Deze combinatie maakte de partij tot thuishaven voor grote aantallen mensen. Toen ze zich in 2005 ook nog eens keerde tegen de EU-grondwet, groeide haar populariteit nog verder. In 2006 kwam de oogst: 25 zetels.
Die oogst was een parlementaire vertaling van een breed néé tegen oprukkend neoliberalisme en tegen oorlogspolitiek. Maar er was meer aan de hand. De jaren 2001-2004 waren jaren van flinke sociale strijd. Er waren stevige demonstraties, in 2001 tegen de Afghanistan-oorlog, in 2003 tegen de Irak-oorlog. In 2004 waren er vakbondsstakingen en protesten tegen aantasting van vervroegd-pensioenregelingen, culminerend in een mega-betoging op het Museumplein in Amsterdam. Maar de vredesprotesten stopten geen oorlog. En de acties vanuit de vakbonden haalden hooguit wat scherpe kantjes van het beleid af. Jaren van actie hadden tienduizenden mensen in beweging gezien. Maar al die acties hadden erg weinig weten te bereiken.
In die acties was de SP nadrukkelijk aanwezig, als deelnemer maar vaak ook als mede-organisator. De populariteit van acties straalde op de SP af. Met het wegebben van de acties na het uitblijven van succes won een fataal idee terrein: als acties niet helpen tegen een rechtse regering, dan moeten we het via de stembus zien te doen. Stem SP! De grote overwinning van die partij in 2006 was een echo van eerdere strijd. Het was ook een uiting van demoralisatie, en van kiezen voor iets ánders dan strijd. We kunnen het niet door eigen kracht, dus doen we het via de stembus. Toen de SP haar 25 zetels niet vertaald zag in regeringsdeelname, raakte de SP enigszins in crisis. Datgene waarvoor mensen de partij hadden gesteund, lukte ook nog eens niet. Intussen was er een andere politieke kracht opgedoken die oppositionele sentimenten tegen neoliberalisme verbond met keihard racisme: de PVV van Wilders. Wie zich tegen het establishment wilde afzetten, kon daar terecht. Dat Wilders zelf helemaal niet vies was van neoliberalisme, dat hij als ex-VVD-kopstuk deel was van de elite die hij zei te bestrijden, deed er in de beeldvorming weinig toe. De PVV, niet langer de SP was, vanaf 2006 tot aan de vorming van het gedoogkabinet-Rutte, dé parlementaire oppositie. Zij won 24 zetels in 2010, terwijl de SP haar zeteltal zag terugvallen van 25 naar 15.
Hoe is de partij dan de laatste tijd weer zo in de lift geraakt? Hoe graag ik die aardige mijnheer Roemer ook de eer gun, de echte verklaring ligt nauwelijks bij de SP zelf. De belangrijkste verklaring ligt in de economie, die via kredietcrisis en recessie in een diepe schuldencrisis is beland waarvan de uitgang goed verborgen blijft. Die crisis wordt door regeringen, ook in Nederland, vertaald in hardvochtige bezuinigingen. Niet alleen traditionele SP-kiezers, maar ook mensen die doorgaans PvdA en zelfs CDA stemden, worden erdoor geraakt. Het anti-neoliberale geluid dat de SP nog steeds doet klinken, krijgt daarmee weer groeiende weerklank. Het groeiend aantal mensen dat overweegt SP te stemmen, is een teken van groeiende frustratie en woede onder brede lagen van de bevolking over het bezuinigingsbeleid. Die woede zoekt ook een electorale uitweg bij al die mensen die nog niet totaal met dit systeem en haar illusies hebben gebroken. Er is geen enkele reden om bij voorbaat uit te sluiten dat die woede ook op andere, directere manieren tot uiting komt. De laatste maanden zien we al iets van die woede in actie terug, bijvoorbeeld in de opkomst van Occupy als protest tegen het financiële kapitaal en de kwalijke rol daarvan. De schoonmakersacties zijn een andere, steviger vorm van hoe zoiets eruit kan zien. Dat één van de betrokken vakbondsleiders, Ron Meyer, ook een SP-er is, is niet helemaal toevallig. Electorale verschuiving naar links is geen klassenstrijd. Maar het staat ook niet lós van de klassenstrijd, het is een symptoom, een echo van wat er broeit, wellicht een teken van wat nog komt.
Dat nu de SP de proteststemming onder mensen weet te ‘vangen’ heeft ook te maken met de andere positie die Wilders’ PVV nu inneemt. Niet langer kan Wilders zijn verbale oppositierol ongestoord spelen. Hij gedoogt immers een kabinet dat bezuinigt. Overbekend is hoe hij de dag na de verkiezingen van 2010 zijn keiharde néé tegen een hogere pensioenleeftijd uitruilde tegen eventuele regeringsdeelname, die er via de gedoogconstructie min of meer kwam ook. Wie keihard tegen bezuinigingen is en dat via de stembus wil laten merken, kan niet meer bij Wilders terecht, want die steunt nu bezuinigingen. Op GroenLinks stemmen is, gezien het steeds liberaler karakter van die partij, nauwelijks een optie. En mensen vertrouwen de PvdA de verdediging tegen bezuinigingen niet zo toe. Ze herinneren zich de regeringsdeelname van de PvdA nog iets te goed. Wie nog enigszins gelooft in electorale en parlementaire politiek en de bezuinigingen wil wegstemmen heeft maar één keus: SP stemmen. Dat zien we in de huidige peilingen terug.
We moeten als revolutionairen deze electorale verschuiving niet groter, maar ook niet kleiner, maken dan die is. De grote steun voor die partij weerspiegelt iets. Het is een echo, maar wel een andere echo dan de eerdere SP-successen van rond 2006. Destijds was de SP-overwinning een soort nagalm van eerdere, mislukte actiegolven, een antwoord erop door nu via de stembus te proberen wat via de straat niet erg was gelukt. Het lukte natuurlijk via de stembus nog minder, kiezers liepen weer weg. De huidige SP-steun is echter geen nagalm, maar eerder voorbode. Mensen die van PvdA of zelfs PVV naar de SP gaan, doen dat niet omdat ze via actie te weinig hebben bereikt, want acties zijn maar net op gang aan het komen. De huidige SP-steun wijst niet achteruit, naar mislukte acties. Het wijst vóóruit, als indirect maar wel degelijk serieus te nemen teken van radicalisering die we hier en daar ook op straten en in bedrijven beginnen te zien.
SP-steun: woede, vermengd met illusies
Maar het is niet méér dan dat: een indicatie van mogelijke strijdbaarheid. Tegelijk omvat de SP-steun ook een gigantische en gevaarlijke illusie. Tenminste voor een deel van deze mensen is er écht het idee dat straks de SP flink wat zetels krijgt bij verkiezingen, en dan mee kan regeren. Het is, gezien de spanning tussen VVD en CDA enerzijds, en de PVV-gedogers anderzijds, helemaal niet onwaarschijnklijk dat dit snel kan gebeuren. Daarmee komt de weg naar dat fatale droombeeld van zovele progressieve mensen open ter liggen: het Linkse Kabinet. Dit droombeeld noem ik om twee redenen fataal.
De eerste reden is dat de weg erheen de strijdbaarheid – waar die SP-steun een indicator van is – al kan dempen. Als her en der stakingen uitbreken, als Occupy de tenten weer opzet nadat de laatste sneeuw is gesmolten, als studenten hun beurs met demonstraties gaan verdedigen, dan kan het perspectief om SP te stemmen daar een rém op zetten. Waarom je door de ME laten aftuigen rond het Binnenhof als je met een rood potlood of een stemcomputer je stufi, je baan, je uitkering kunt redden? Het kan nog verder gaan dan dat. Ondernemerskringen kunnen zelfs regeringsdeelname van de SP toe juichen om strijd in te kapselen. Voor zoiets zijn precedenten. In 1972-1973 was er sprake van vrij stevige stakingsgolven. Verkiezingen hadden de PvdA sterk gemaakt, maar niet sterk genoeg om regeringsdeelname te forceren. Toen echter die stakingsgolven bedreigend werden, kozen slimmere sectoren van het kapitaal voor compromis met de vakbeweging via de vakbondsleiding. Die leiding was overwegend PvdA-georiënteerd. Compromis met deze bestuurstop van de vakbonden ging moeilijk met een rechtse regering, makkelijker met de PvdA in de regering. Die afweging maakte deels het kabinet Den Uyl mogelijk. En ja, wat rechts niet lukte, dat lukte dat kabinet wel: het rustig krijgen van de vakbonden, via die bevriende vakbondstop. Zo hoog als het aantal stakingen in 1973 was, zo laag was het in 1975. Een links kabinet was geslaagd waar rechts had gefaald: in het stukmaken van arbeidersstrijd. Dit gebeurde met medewerking van een PvdA die programmatisch veel linkser was dan de huidige, en die in dat opzicht helemaal niet veraf staat van de huidige SP. We kunnen er beter rekening mee houden dat een door ondernemers getolereerde SP-regeringsdeelname soortgelijke kapitalistische doelen kan dienen.
Dat de SP in een coalitie ‘haar rug wel recht zal houden’ en haar achterban en idealen niet los zal laten, mogen we sterk betwijfelen. Beter gezegd: het staat vrijwel vast dat dit níét zal gebeuren. Dat is aannemelijk te maken door te bekijken wat SP-deelname aan gemeente- en provinciebesturen inhoudt. In sommige gemeenten zit de SP samen met de VVD in een gemeentebestuur. Plaatselijke kopstukken sluiten dat ook landelijk niet uit. “Zelf geef ik de voorkeur aan een links kabinet, maar ik ben niet negatief over een regering met de VVD”, aldus bijvoorbeeld SP-er Bosters uit Boxmeer. Hoe meebesturen met de VVD er uit kan zien weten ze in Leiden. De afdelingsvoorzitter daar weet als verworvenheid van dat college te noemen: meer parkeerplaatsen… “Niet echt een SP-standpunt, zeggen mensen dan vaak, maar het is toch belangrijk.” [3] Dáár stem je dus SP voor: voor wat extra ruimte om je auto neer te zetten. Het tekent het beleidsgeneuzel waarin de SP zichzelf blijmoedig heeft gewerkt.
De SP haalt niet alleen weinig binnen; ze steunt zelf ook kwaadaardig beleid. In datzelfde Leiden waar de SP parkeerplekjes binnensleepte, legt de gemeente aan mensen die bijstand aanvragen verplicht werk op, nog vóór aanvragers weten of ze die bijstand wel of niet krijgen. Terecht noemt Doorbraak dit dwangarbeid, terecht voert Doorbraak hier campagne tegen [4]. In Leiden is de SP voor dit giftige beleid mee verantwoordelijk. In andere plaatsen stelt de SP zich weliswaar anders op. Maar als de SP om plaatselijk mee te doen al aan zulke asociale dingen meewerkt, hoe ver zal ze dan gaan om landelijk mee te mogen doen? Er is geen énkele reden om een ‘links kabinet’ onder premier Roemer ook maar met énig vertrouwen tegemoet te treden. Links of niet links,. Roemer of geen Roemer, zoiets blijft boven alles een regéring, dat wil zeggen een instantie die ons goedschiks of kwaadschiks de prioriteiten van het kapitaal en de macht op gaat leggen. Die instantie behoeft bestrijding, ongeacht wie die instantie tijdelijk bestuurt.
Maar in de richting van veel mensen die SP (overwegen te) stemmen is een andere benadering beter. Revolutionairen kunnen zich vruchtbaar verbinden met dat bredere anti-neoliberale sentiment dat bijvoorbeeld zegt: zo kan het niet langer, waarom krijgen banken voorrang en worden ziekenhuizen stukbezuinigd of aan winstjagers overgedaan? Dat sentiment vertaalt zich als stakingen, als Occupy-acties, maar ook – en deels bij dezelfde mensen! – als electorale steun aan de SP. We willen echter dat dit sentiment zich effectief vertaalt, in actie, zo breed maar ook zo stevig mogelijk. Soms – in de schoonmaakacties bijvoorbeeld – zullen we daarbij dus SP-stemmers en zelfs leden zij aan zij met ons aantreffen. Prima! Zolang we onze kop maar niet houden over zowél wat ons bindt als wat ons scheidt, zolang we maar blijven hameren op de noodzaak van eigen initiatief, directe actie, vertrouwen op niemand boven ons, en dat in aansprekende praktijk trachten te vertalen. Soms echter zullen we vanuit SP-kringen druk voelen om de actie op te schorten en eerst maar eens verkiezingen en kabinetsformatie af te wachten. Die druk moeten we weerstaan, sterker: we kunnen maar beter nú al naar voren brengen hoe fataal zo’n afwachtende houding kan zijn, juist ook voor het bereiken van doelen waarover SP-stemmers en anarchisten het voor een flink deel eens zijn, zoals het redden van zorg, onderwijs en OV.
De clou is om die SP-stemmers te zien als méér dan enkel stemmers, maar bovenal als betrokken ménsen die zélf iets kunnen doen om verbetering af te dwingen, op weg naar een radicaal andere maatschappij die de SP als partij uiteindelijk niet, maar ons wél, en veel SP-stemmers ongetwijfeld voor minstens een deel ook, voor ogen staat. De SP als partij is geen bondgenoot in de strijd voor een werkelijk andere wereld. Maar heel veel van de mensen die op haar stemmen, of dat overwegen, kunnen dat wel degelijk zijn. Met die tegenstrijdigheid vruchtbaar omgaan, dát is de kunst.
Noten:
[1] Voor historische achtergronden en gegevens heb ik gebruik gemaakt van het Wikipedia-stuk over de SP, http://nl.wikipedia.org/wiki/Socialistische_Partij_(Nederland en van Gerrit Voerman, “De ‘Rode Jehovva’s’: een geschiedenis van de Socialistiese partij”, http://dnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/jb-dnpp/jb86/jv86-07.pdf , waar het Wikipedia-artikel naar verwees.
[2] “Geschiedenis van de SP in vogelvlucht”, http://www.sp.nl/partij/historie/
[3] Cyntha van Dorp en Ingrid Weel, Äls de SP de grootste wordt…”, Trouw, 26 januari 2012, http://www.trouw.nl/tr/nl/4500/politiek/article/detail/3139281/2012/01/26/Als-de-SP-de-grootste-wordt.dhtml
[4] Eric Krebbers, “De strijd tegen de Leidse dwangarbeid”, 5 januari 2012, Doorbraak, http://www.doorbraak.eu/?p=8516