donderdag 5 april 2012
Je hebt vermeend antisemitisme. En je hebt echt antisemitisme. De twee zijn als volgt uit elkaar te houden. Vermeend antisemitisme zie je in uitingen waar mensen meteen, bijna reflexmatig, het etiket ‘antisemitisme’ op plakken, omdat ze daarmee die uitingen meteen verdacht kunnen maken, de grond in kunnen boren en de kern ervan niet onder ogen te hoeven zien. Als er meteen luidruchtig wordt geroepen dat iets ‘antisemitisch’ is, dan is het heel vaak vermeend, geen werkelijk, antisemitisme. Werkelijk antisemitisme vindt doorgaans vrijwel onweersproken plaats: aanvallen op joden omdát ze joods zijn, maar waarvan die gerichte anti-Joodse dimensie stelselmatig wordt verzwegen, genegeerd, gebagatelliseerd. Helaas maken linkse mensen – waarvan je zou verwachten en hopen dat die beter zouden weten – zich aan dat negeren en bagatelliseren nog wel eens schuldig.
Zowel van het vermeende als van het daadwerkelijke antisemitisme en haar ontkenning zagen we de laatste weken een wrang voorbeeld. Eerst de vermeende versie: antisemitisme-als-beschuldiging. Dat overkwam de Duitse auteur Günther Grass. Hij schreef een gedicht, waarover de Volkskrant het volgende schrijft. “Een gedicht van de Duitse Nobelprijswinnaar Günther Grass waarin hij Israël op de korrel neemt heeft in Duitsland een storm van verontwaardiging doen opsteken. In het prozavers dat in de Süddeutsche Zeitung verscheen verwijt Grass Israël dat het land de wereldvrede op het spel zet en hekelt hij de ‘huichelarij’ van Israëls Westerse bondgenoten.”
Volgens Henryk M. Broder is Grass nu “een toonbeeld van gevestigd antisemitisme”. Maar uit de samenvatting hierboven valt niets antisemitisch op te maken. Kritiek op de staat Israël, op haar beleid dat volgens Grass oorlogsgevaar meebrengt, is dat antisemitisch? Pas als dat beleid wordt geduid als ‘typisch Joods’, als ‘bewijs’ van ‘joodse boosaardigheid’ of zoiets. Maar daar is geen sprake van. Ook als we doorklikken naar het gedicht zelf zien we nergens zoiets. Hij richt het gedicht voornamelijk tegen zichzelf – ‘waarom heb ik zo lang gezwegen, terwijl Israël zich ongehinderd als atoommacht kan gedragen en Iran al in de verdachtenbank belandt als er misschien sprake zou kunnen zijn dat Iran ook kernwapens nastreeft?’. Het is een aanklacht, vooral tegen Westers wègkijken van Israëls oorlogsbeleid, tegen hypocrisie, meten met twee maten en dergelijke. Het is vooral ook zelfkritiek. Enige connectie tussen wat Israël doet enerzijds, en de joodse identiteit van een meerderheid van de bevolking van die staat, ontbreekt. Het etiket ‘antisemitisme’ is hier volslagen misplaatst, en wordt hier alleen opgeplakt om kritiek op Israël – inhoudelijk nogal rake kritiek – de mond te snoeren en de criticus monddood te maken. Vermeend antisemitisme, not the real thing.
Echt antisemitisme maakte deel uit van de moorden enkele weken terug in Toulouse. En in alle commotie die deze moorden losmaakten ontbrak de kwalificatie van tenminste vier van die moorden als ‘antisemitisch’ vrijwel overal. Dat deugt niet, al is er wel een verklaring voor te vinden. De gang van zaken was kortweg als volgt. Eerst worden drie soldaten in en om Toulouse door een man op een scooter doodgeschoten. Kort daarop schiet dezelfde man drie kinderen en een rabbijn door bij een Joodse school in Toulouse. Na 32 uur belegering van de plaats waar de schutter zat, schoot de politie de schutter dood. De man bleek zichzelf te zien als een soort Al Qaeda-activist.
De reactie van Sarkozy was: stoere taal, het uitzetten van enkele ‘moslim-extremisten’, waaronder een imam uit Mali die voorstander van gezichtsbedekking – verboden in Frankrijk – was en ook antisemitische preken hield. Kort erop arresteerden Franse agenten “negentien vermoedelijke moslim-extremisten”, waarbij volgens president Sarkozy wapens werden gevonden bij sommigen. Le Figaro meldt dat de opgepakte mensen lid zouden zijn van de onlangs verboden groepering Forsane Alizza. “De groep ageerde onder meer tegen het Franse burkaverbod.” Dit alles heeft trekken van een heksenjacht. Mensen vervolgen omdat ze lid zijn van een club die tegen het burkaverbod stelling neemt is onderdrukking. Mensen deporteren om soortgelijke redenen ook. En dat Sarkozy roept dat er bij gearresteerden wapens zo zijn gevonden is, zonder onafhankelijk bewijs, niet meteen geloofwaardig. Linkse en revolutionaire mensen hebben gelijk als ze zich tegen deze vervolging keren.
Maar er moet dan wél iets wezenlijks bij. De ideeënwereld en praktijken van de dader van Toulouse, en van kennelijk wel degelijk geestverwante mensen die nu door de Franse staat in de cel worden gegooid of gedeporteerd, verdient nadrukkelijke verwerping, en de reactionaire dimensies dienen benoemd te worden. Eén van die dimensies is antisemitisme. Het verzwijgen daarvan is radicaal verkeerd.
Dat er bij de moorden antisemitisme in het spel is, valt niet moeilijk aan te tonen. Drie kinderen en een rabbijn doodgeschoten bij een joodse school, dat is al vrij duidelijk. Of denken mensen dat de schutter slechts bij toeval een joodse school – en gene openbare, katholieke of islamitische school – had uitgezocht? Dan is er de toelichting die de schutter zelf gaf. “Hij vertelde dat hij tot Al Qaeda behoorde en dat hij de dood van Palestijnse kinderen wilde we wreken en wilde protesteren tegen Franse oorlogen in het buitenland, in het bijzonder in Afghanistan, en tegen het verbod op gezichtsbedekkende sluiers in het openbaar.” Het is bizar en verwerpelijk om tegen een burkaverbod te protesteren door soldaten, kinderen en een rabbijn af te knallen. En protesteren tegen de Franse oorlogsdeelname in Toulouse kan ook op een menselijker manier dan door soldaten vér van het oorlogsgebied neer te schieten.
En het doodschieten van joodse kinderen om de dood van Palestijnse kinderen te wreken is het leggen van een koppeling tussen de Israëlische onderdrukking van Palestijnen, en de joodse identiteit van de staat. Kennelijk ziet de schutter joden als zodanig, puur vanwege hun joodse identiteit, als legitiem doelwit voor wraakacties vanwege Israëls misdaden. Die misdaden zijn reëel genoeg – maar wat hebben joodese kinderen en een rabbijn in Zuid-Frankrijk daarmee te maken? Niets, – tenzij je Israël ziet als een uiting van joodse wereldwijde boosaardigheid. Joodse kinderen en een rabbijn doden als wraak voor Palestijnse gedode kinderen, dat is antisemitisme in de praktijk. Het is pijnlijk en gênant dat zoiets zelfs maar moet worden uitgelegd.
Moslimkinderen en een imam doden in Frankrijk als wraak voor wat het Saoedische bewind met bijvoorbeeld christenen in dat fundamentalistisch bestuurde land doet, het zou onmiddellijk als islamofoob terrorisme worden bestempeld, en terecht. Waarom is het zo moeilijk om de moorden van drie joodse kinderen en een rabbijn, om volstrekt vergelijkbare redenen, als antisemitisch te kenschetsen? Is het zo moeilijk om tegelijk expliciet het antisemitisme van de schutter – en van de denkwereld van waaruit hij opereert – te veroordelen én te waarschuwen tegen het misbruik dat Sarkozy, rechtse en islamofobe politici en overactieve politiechefs van de moorden in Toulouse maken?
Twee artikelen die mijn aandacht trokken, wèl de vinger op de buitengewoon pijnlijke plek van het veronachtzaamde antisemitisme van de moorden in Toulouse wezen, en mij mede stimuleerden tot het schrijven van bovengenoemd stuk, zijn: “Toulouse terror and anti-Semitism: usual denial on both sides”, van Bill Weinberg op zijn waardevolle weblog World War 4 Report; en “Frankrijk: zal radicaal-links iets leren van de antisemitische moorden in Toulouse?” door Yves Coleman, vertaald en gepubliceerd op de website van Doorbraak. Hulde.