woensdag 28 februari 2018
Onderstaand stuk schreef ik herfst van 2017; het is geplaatst in Buiten de Orde 2017/4, rond de jaarwisseling. Dat was dus voordat Turkije Afrin aanviel. Het artikel is kritisch tegenover de PYD, vooral vanwege haar verbond met de VS. Die kritiek is door de gebeurtenissen niet achterhaald, integendeel. Dat echter geenszins dat de Turkse aanval me onverschillig laat. Die is verwerpelijk en verdient felle veroordeling en protest. De leus ‘Verdedig Afrin’ is wel degelijk ook de mijne, zolang we die verdediging niet overlaten aan mogendheid X, Y of Z. De voetnoten zijn vergeleken met de gedrukte versie hier trouwens iets uitvoeriger.
Rojava, Raqqa en een bondgenootschap vol gevaar
Raqqa, tot voor kort in de ijzeren greep van Islamitische Staat/ Daesh, is inmiddels ‘bevrijd’. Spijtig genoeg zullen slechts weinigen daarvan genieten: het is een typisch geval van ‘we moesten de stad vernietigen om haar te redden’ in klassieke VS-Vietnamoorlog-stijl. Maar de macht van IS/Daesh is er gebroken. Dat is mooi. Minder mooi is dus de manier waarop, en het dreigende vervolg. Wat een tijdlang doorging voor de Hoofdstad van het Kalifaat dat IS stichtte, is veranderd in een puinhoop waarover gewapende Koerdische en Arabische milities gebundeld in de Syrische Democratische Krachten (SDF) via overweldigende Amerikaanse ‘luchtsteun’ een soort zeggenschap verovert. Dat zal dan wel worden aangeprezen als de ‘bevrijding’ van Raqqa.
De eerste tekenen zijn niet zeer gunstig. “De SDF zegt toe dat ze het bestuur aan civiele autoriteiten overdragen. Maar twee raden hebben gesteld dat ze het recht hebben om de macht over te nemen”. Eén ervan is verbonden aan die SDF. Een ander, “de Raqqa Provinciale Raad (RPC), gesteund door de belangrijkste lichaam van de Syrische oppositie, de Syrische Nationale Coalitie. De RPC beweert een opvolger te zijn van de civiele raad die Raqqa begon te besturen nadat het Vrije Syrische eger en verbonden rebellen de stad uit handen namen van het bewind van Assad”(1). Intusen heeft de PYD, de organisatie die binnen de SDF opereert, het tactisch gevonden om een levensgroot portret van PKK-leider Öcalan op te hangen. Een Koerdisch nationaal symbool in een overwegend Arabische stad (2). Het lijkt me een recept voor nieuwe ellende.
Raqqa is vier maanden lang belegerd, aangevallen en vooral eindeloos gebombardeerd door de Verenigde Staten. Doel was: het breken van de greep die IS op de stad had. IS/Daesh oefende in de stad haar theocratische schrikbewind uit, zoals ze dat in Mosul en elders, in grote delen van Syrië en Irak vanaf 2014 deed. Dat schrikbewind was uitermate wreed.
Ongehoorzaamheid aan de decreten van de machthebbers werd bestraft met executie. Vrouwen waren rechteloos , werden uit het openbare leven verbanne, ondergingen verkrachting en seks-slavernij. Sjiitische moslims ondergingen moordpartijen door IS/Daesh, dat zich op een extreme versie van een op zichzelf al oerconservatief Salafisme beriep, een stroming in de Soennitische islam. Kenmerk van die stroming is onder meer een extreem anti-Sjiitische opstelling. Niet-moslims riskeerden uitroeiing, zoals de Yezidi ondervonden. Slachtingen van Yezidi en Sjiiten typeerden vooral het IS-optreden in Irak, waar Sjiiten de meerderheid vormen en waar Yezidi in het door IS veroverd gebied leefden vordat ze door massamoord, verdrijving, ontvoering en tot-slaaf-gemaakt-worden daar goeddeels ‘verdwenen’.
In Raqqa zelf speelde de terreur tegen Yezidi en Sjiiten niet zozeer. Daar richtte de ultra-patriarchale, despotische terreur zich vooral tegen mede-Soennieten die niet gezagsgetrouw en niet zuiver genoeg in de leer waren. Afpersing, pardon ‘belastingheffing’ financierde het machtsapparaat. De groei van het Kalifaat in 2014 en 2015 riep volstrekt terecht grote huiver op, in het Midden-Oosten en ver daarbuiten. De door allerlei mogendheden en bewegingen geproclameerde strijd tegen dat Kalifaat kon juist daardoor als snel op grote sympathie rekenen vaak ongeacht wie die strijd voerde en hoe die strijd werd gevoerd. Dat laatste wreekt zich. Want wie voerde die strijd? En hoe?
De opkomst van IS
IS/ Desh kwam in Irak pijlsnel op als onderdeel van protesten en verzet in door Soennieten bewoonde gebieden, tegen een door Jiiten gedomineerd regime. Dat regime walste over protesten vanuit Soennietische gemeenschappen tegen discriminatie heen. Demonstraties ontmoetten repressie door Iraakse veiligheidstroepen. Onder demonstranten mengden zich strijders van wat eerder was gekomen als Al Qaeda in Irak, vervolgens ISIS heette en zich later herdoopte in IS. Die groepering manipuleerde en kaapte het protest. Omdat de regering gediscrediteerd was in de ogen van veel Soennieten, kon IS haar strijd tegen dat bewind camoufleren als Soennitisch vrijheidsstreven. Toen IS in 2014 van stad naar stad oprukte, verdampte de regeringsmacht en haar leger als sneeuw voor de zon. Zo viel op spectaculaire wijze al snel de miljoenenstad Mosoel in handen van van IS-soldaten.
In Syrië was de aanloop iets anders. Daar begon in 2011 een volksopstand tegen de corrupte dictatuur van Assad. De meerderheid van de bevolking is Soennitisch. Het waren vooral arme Soennieten die in actie kwamen, tegen een bewind dat zich liet voorstaan op haar seculiere karakter, gedragen werd door mensen uit de Alawietische minderheid en door de Christelijke en Sjiitische minderheden als beschermer tegen Soennitisch-fundamentalistische dominantie werd gezien. De opstand was gericht tegen onderdrukking, verpaupering en corruptie, en streefde veelal naar verandering in democratische richting. Maar van het begin af aan waren er onmiskenbaar sectarische dimensies. Soennitisch versus Alawitisch, Christelijk en Sjiitisch; Soennitisch-fundamentalistisch versus seculier.
Assad greep naar zeer grove repressiemiddelen: met scherp en gericht op demonstranten schieten werd al gauw regel. Ook schilderde hij, toen de dominantie van fundamentalistische Soenniten helemaal geen uitgemaakte zaak was, de opstand af als fundamentalistisch terrorisme. Hij speelde de sectarische dynamiek extra in de kaart door in het voorjaar van 2011 jihadistische activisten uit de cel vrij te laten, en juist seculiere en linkse strijders op te pakken. Geen wonder dat de fundamentalistische vleugel van de protestbeweging zich wist te versterken ten koste van linksere niet-fundamentalisten.
De repressie leidde langs diverse lijnen tot een burgeroorlog. Sommige demonstranten verschaften zich een geweer. Sommige soldaten liepen met geweer en al over naar de opstandigen. Al snel begon er een gewapende strijd tegen het bewind. Vanaf een zeer prille fase doken als deel van de opstand gewapende Soennitische groepen op, vaak met steun vanuit Saoedi-Arabië, Qatar en andere conservatieve Golfstaten. Hoofdkwartier van een coalitie van strijdgroepen, het zogeheten Vrije Syrische Leger, kwam in het NAVO-land Turkije, toen ook al onder Erdogan, te liggen. Zo kreeg de opstand al heel snel een conservatief-Soennitische wending.
Onder de soennitische fundamentalisten die zich tegen Assad keerden, waren verschillende stromingen. Veel groepen, waaronder de Moslim Broederschap, richtten zich primair op Syrië: Assads bewind moest vallen en worden vervangen door een fundamentalistisch bewind. Maar er waren ook groepen voor wie Syrië slechts één strijdtoneel was, en het aangrenzende Irak een ander strijdtoneel, in één heilige oorlog om een Kalifaat op te richten. Zo’n groep was Al Qaeda in Irak, dat over de grens een sluimerend bestaan leidde. In Syrië kwam ook een Al Qaeda-kloon op. Al Qaeda in Irak werd na het uitbreken van de opstand ook in Syrië actief. Al snel kwam er ruzie in de tent, het Al Qaeda-hoofdkwartier erkende Al Qaeda in Irak niet als haar Syrische poot. Daarop transformeerde Al Qaeda in Irak zich, eerst tot ISIS en in 2014 tot IS. Al snel vocht ISIS binnen de Syrische opstand, tegen het bewind maar vooral ook tegen haar rivalen in de opstand, seculier zowel als jihadistisch, ook tegen door het Al Qaeda-hoofdkwartier erkende Al Qaeda tak die bekend werd als Al Nusra.
De VS grijpt weer in
IS ontsproot dus deels uit de strijd in Irak tegen een Sjiitisch,door de VS gesteund, bewind, en deels aan de door conservatieve Soennieten gedragen gewapende opstand tegen het bewind van Assad. IS schafte feitelijk de grenzen tussen die twee staten af door een grensoverschrijdend Kalifaat te proclameren. Bovendien rukte ze steeds verder op. In Irak richting Iraaks-Koerdistan, waar in Erbil een Amerikaans consulaat zat en waar Amerikaanse olie-exploratie op gang kwam. IS bedreigde een Amerikaans bondgenoot, bedreigde Amerikaanse strategische en economische belangen, en schiep een precedent dat in imperialistische-koloniale ogen onvergeeflijk is: het respecteerde de vastgestelde grenzen niet. Dát was de reden voor het Witte Huis van Obama om vanaf 2014 luchtaanvallen op IS-gebied te lanceren, eerst in Irak en later in Syrië, en om het aantal Amerikaanse troepen in Irak uit te breiden. ‘Adviseurs’, uiteraard. Net als in 1964 in Vietnam. Het was een nieuwe ronde in de Oorlog tegen Terrorisme, en het was vooral een oorlog vóór Amerikaans machtsbehoud. Natuurlijk verwees de Westerse propaganda naar de verschrikkelijke onderdrukking door de IS. Daarbij hoefde de propaganda weinig te verzinnen: IS-video’s schreeuwden de misdaden van de daken. Maar het bleef propaganda. Doel van de VS was niet om onderdrukking af te schaffen, maar om IS-meesters en hun God te vervangen door pro-Amerikaanse meesters en hun God, de almachtige oliedollar.
De Amerikaanse politiek belandde echter onmiddellijk in een moeras van tegenstrijdigheden. In Irak was de zaak nog relatief helder: de VS, samen met een pro-Amerikaans bewind, tegen het Kalifaat. Maar ondubbelzinnig was ook daar de toestand niet. Het Iraakse bewind kreeg steun vanuit Iran, een land waarmee de VS ook onder Obama al mee in de clinch lag. In Syrië waren de tegenstrijdigheden veel ernstiger. Daar vocht de VS tegen IS, maar Assads bewind deed dat ook. Dat bewind van Assad was echter geen Amerikaans bondgenoot. Integendeel, en de CIA leverde steun aan gewapende groepen om Assad richting aftreden te duwen.
Terwijl de VS Assad bestreed door strijders te sponsoren, vocht ze ook tegen gewapende strijders die zelf ook Assad bestreden. Terwijl Assad probeerde haar greep op het land hardhandig te herstellen, óók tegenover IS, werd ze daarin tegengewerkt door de VS,. Assad en Obama, vijanden van elkaar, vochten tegelijk maar rivaliserend, tegen hun gemeenschappelijke vijand IS. Assad kreeg bovendien steeds meer steun uit het Rusland van Poetin, intussen door het Witte Huis langs Koude Oorlogslijnen tot vijand uitgeroepen, en vanuit Iran waarmee de VS dus ook ruzie had. Rusland ging in 2015 over tot luchtaanvallen, op IS maar ook op andere gewapende oppositiegroepen. Het is aannemelijk dat deze Russische interventie het bewind van Assad heeft gered, voor zolang als het duurt.
De Amerikaanse strijd tegen IS kreeg met dit alles een extra dimensie. Ze was bedoeld om IS te breken. Maar daartoe waren waarschijnlijk Assad, Poetin en de bewindvoerders in Iran – die ook troepen stuurden om Assad te helpen – zelf wel in staat. Het is daarom aannemelijk dat de VS niet slechts IS wilde breken, maar ook wilden voorkomen dat anderen dan de VS daarin de hoofdrol speelden. Het breken van IS moest een Amerikaans succes worden, geen Syrisch/ Russisch/Iraans succes want dat zou prestigewinst voor vijanden van de VS betekenen. Bovendien heeft de VS haar hoop om Assad door een plooibaarder bewind te vervangen, niet opgegeven. Amerikaanse inbreng in de regio bleef daarom, in de optiek van het Witte Huis, gewenst. Weer een tegenstrijdigheid: de strijd tegen IS waar zowel Assad als Obama en Trump zich breed voor maken, is vanuit het Witte Huis bezien tegelijk een indirect gevecht tegen Assad. Is het allemaal nog te volgen?
Precies vanwege dit soort tegenstrijdige belangen begon de Amerikaanse aanval op IS ook tamelijk halfslachtig. Olietransporten waar IS geld mee vergaarde, gingen vrijwel ongehinderd door. Het was alsof de VS het Kalifaat wel binnen de perken wilde houden, maar niet echt wilde verpletteren. Dat veranderde gaandeweg, de bommenregens werden steeds intensiever, steeds dodelijker ook. Al snel werd duidelijk dat de VS en haar als ‘Coalitie’ optredende lange lijst militaire bondgenoten, waaronder ook Nederland, grote aantallen burgerslachtoffers maakten met hun bommengooierij. Mensen werden gestraft, niet omdat ze IS-strijder waren, maar omdat ze de pech hadden dat ze woonden in gebied waar zich IS-strijders bevonden. IS pleegde dag en nacht misdaden tegen de menselijkheid. De VS en haar coalitiepartners brachten daartegen een optreden in stelling dat neerkwam op het systematisch plegen van oorlogsmisdaden. Haar overweldigende militaire machtsmiddelen brachten – samen met de ook niet geringe Russische machtsmiddelen en de kleinere, maar toch aanzienlijke machtsmiddelen van Iran en van het Syrische bewind zelf – IS in het nauw. Van het snel uitdijende Kalifaat van 2014 en 2015 is vrij weinig meer over.
Zo bezien is er sprake van een zeer vijandige driehoeksverhouding, een oorlog tussen drie machtsblokken, allemaal op eigen wijze verderfelijk, geen van allen ook maar enige radicale sympathie waard. Turkije zwabbert er een beetje doorheen: soms meewerkend met de VS, vaak een eigen spel spelend, altijd klaar om Koerdische aspiraties te dwarsbomen. De Grote Drie intussen zijn: het Amerikaanse imperium plus bondgenoten. Het wat kleinere maar nog altijd formidabele Russische imperium en haar bondgenoten. En het Kalifaat, dat IS-imperium-in-wording dat door de twee andere imperiale machten intussen wordt omgevormd in een rijk van ruïnes. Er is dus aan de val van Raqqa, als die plaatsvindt, dus bijzonder weinig te vieren.
Een bloedig beleg
Hoe zag dat beleg er uit? Er gebeurden twee dingen: grondtroepen hielden de stad omsingeld, observeerden de gang daar zo goed mogelijk, en speelden gegevens door aan de ‘Coalitie’ van VS en bondgenoten. Die Coalitie bombardeerde, deels op basis van die gegevens. Met verpletterende gevolgen. Bij herhaling lezen we over grote aantallen burgerslachtoffers. Op 22 augustus berichtte de BBC bijvoorbeeld over de dood van 42 burgers door Coalitie-luchtaanvallen, volgens het Syrische Observatorium voor Mensenrechten, een overigens niet onomstreden bron.
Een luchtaanval op 5 juni was wel bijzonder schrijnend. De Coalitie had eerder burgers opgeroepen om de stad te verlaten, omdat ze anders dodelijk gevaar liepen. Netjes, zou je zeggen. Wat volgde was minder netjes. Ondanks het feit dat IS mensen probeerde te dwingen in Raqqa te blijven, waagden mensen toch een ontsnappingspoging. Ze gingen naar de oever van de Eufraat en wachtten op een overtocht. Voor het zover was, doken vliegtuigen van de VS-geleide Coalitie op. Die “lanceerden een barrage van luchtaanvallen, waarbij ze naar verluidt 21 burgers doodden. De Coalitie erkende het lanceren van 35 luchtaanvallen die 68 boten vernietigden tussen 3 en 5 juni. Luitenant-Generaal Stephen Townsend schepte later op over de tactiek en vertelde aan de New York Times: ‘We schieten op elke boot die we vinden'”. Dit, en veel meer verschrikkingen van dit type, lees je in een verbijsterende reportage door Laura Gottesdiener (3). Zo heeft de Coalitie vanuit de lucht en door artillerievuur intussen winkels, een school, een moskee, woonwijken bestookt en tientallen mensen omgebracht, alleen al in juni. De Coalitie gebruikte ook witte fosfor, gevreesd wegens de zeer ernstige verwondingen die het teweegbrengt. Voor ‘de Coalitie’ kun je hier bijna één-op-één de VS lezen: die voeren duidelijk de overgrote meerderheid van luchtaanvallen uit die op naam van de Coalitie staan.
Rojava
Die Coalitie gebruikt bij dit alles nog een ander wapen: milities als grondtroepen. Belangrijk onderdeel van die grondtroepen: de Syrian Democratic Forces (SDF), via speedboten en hel;icopters door de VS naar de omgeving van Raqqa verplaatst. Deze SDF zijn een integraal onderdeel van de door de VS geleide oorlog tegen IS en tegen iedereen die in de buurt van IS probeert te overleven. Platter gezegd: deze SDF is minstens indirect medeplichtig aan Amerikaanse oorlogsmisdaden. Het feit dat die gepleegd worden om een misdadige beweging te verpletteren verandert daar niets aan. Wie zijn deze SDF, de Syrische Democratische Krachten? Die SDF bestaan voor een belangrijk deel uit de troepen van de YPG. Die YPG is het leger van de PYD, de Koerdische verzetsbeweging die in door Koerden bewoonde delen van Syrië een soort autonoom bestuur op poten heeft proberen te zetten dat bewondering en sympathie van veel anarchisten heeft opgewekt. Het is buitengewoon wrang dat juist deze beweging zich in de rol van grondtroepen van een Amerikaanse, misdadige oorlog heeft laten verstrikken. Hoe kon het zo ver komen?
De PYD is een beweging van Koerden in Syrië en streeft naar vormen van Koerdische zelfbeschikking. Ze staat onder sterke invloed van de PKK die hetzelfde beoogt, maar dan in en tegenover de Turkse staat die elk autonomiestreven hardhandig tracht te onderdrukken. Die PKK voert sinds de jaren tachtig gewapende strijd tegen die Turkse staat. Aanvankelijk hanteerde ze daarbij een ideologie waarin keihard stalinisme gecombineerd werd met etnisch nationalisme waarin het Koerdische Volk allerlei nobele kwaliteiten werden toegedicht. Ze stond onder de straffe leiding van Abdullah Öcalan. De Turkse staat slaagde er via grof staatsgeweld met moeite in de opstand te bedwingen en wist Öcalan te arresteren. Hij zit levenslang vast. Maar het verzet sluimerde en laaide de laatste jaren weer sterk op nadat hele voorzichtige gesprekken tussen PKK en Turkse regering tot weinig meer hadden hadden geleid dan iets meer ruimte voor culturele en taalkundige Koerdische uitingen en een wapenstilstand. Zelfbeschikking kwam niet in zicht.
Intussen was binnen de PKK en aanverwante groepen een politieke verandering opgetreden. Het stalinisme werd losgelaten, aanvankelijk ten gunste van liberaal-democratische politiek. Het streven naar een eigen staat ging ook de deur uit, vormen van autonomie werden nu het doel. De heroriëntatie ging ene nieuw stadium in nadat Öcalan in gevangeschap het werk van de libertair socialistische auteur Murray Bookchin leerde kennen. De officiële PKK-doctrine sprak vrij opeens over democratisch confederalisme, waarineen veel kritischer houding jegens centralisme en staatsmacht doorklonk. Een al eerder opvallende waardering voor de rol en emancipatie van vrouwen zette nu ook verder door. Veel anarchisten namen er nota van: de PKK ging over tot iets dat wel geen anarchisme was maar waarin toch duidelijk anti-autoritaire waarden doorklonken. Paradoxaal genoeg ging de transformatie van boven naar beneden: Öcalan had het democratisch confederale licht gezien en gaf het door aan zijn secondanten en assistenten, die het verder doorvoerden. Zo vormde zich een top-down-organisatie met een bottom-up-retoriek en ideologie. In 2012 was de transformatie volop zichtbaar voor de buitenwereld. De PYD onderging een soortgelijke omvorming.
Inmiddels waren regionale machtsverhoudingen gaan bewegen. We zagen hoe in 2011 in Syrië een opstand begon, en dat die uitdraaide op burgeroorlog. Dat liet de Koerdische gebieden in noord-Syrië niet onberoerd. In 2012 trok het bewind zich goeddeels terug uit die gebieden: zo kwamen troepen vrij om elders de opstand te bestrijden. In die gebieden vestigde vervolgens de PYD haar bestuur. Dat deed ze min of meer in overeenstemming met de nieuwe democratisch-confederalistische koers die vanuit de PKK doordrong. Dat ging dus van hogerhand. Het volk wikt, Öcalan beschikt, zelfs vanuit gevangenschap.
Maar tijdens de Syrische opstand was er sowieso al iets merkbaar van de vorming van assemblees en aanverwante vormen van zelfbestuur. In de door Koerden bewoonde districten, al snel bekend onder de naam Rojava, ging de PKK/ PYD-koers kennelijk wel degelijk samen met iets van een dynamiek van onderop. Zo’n dynamiek ligt voor de hand: als een bewind zich terugtrekt uit een gebied, en er is niet meteen een andere staat die de zaak overneemt, gaan gemeenschappen zelf improviseren, organiseren en besturen om maatschappelijk noodzakelijke functies tevervullen.
Zo kwam in Rojava een zone tot stand waarin het democratisch confederalisme werd uitgeprobeerd. Het bleek een bestuursvorm te zijn met gekozen raden, basisdemocratische assemblees, een opvallend prominente rol van vrouwen in het hele proces… maar ook een hoofdrol voor de PYD en haar gewapende arm, de YPG. Vergeleken met de dictatuur van Assad en het zich vormende kalifaat was Rojava een verademing. Vergeleken met een door nazi’s bezet Europa waren Zweden en Zwitserland ook een verademing, dus op zich zegt dat nog niet zo veel.. Van pogingen om bestuursvormen op te bouwen die meer onder rechtstreekse zeggenschap van betrokkenen stonden dan de gebruikelijke staatsmacht, was en is waarschijnlijk wel degelijk sprake. Dat verdient waardering. Maar dat er in Rojava e honderdduizenden mensen in volle vrijheid, in een soort semi-anarchistische commune leefden, is eerder wishful thinking dan realiteit. De talrijke portretten van Öcalan die waarnemers in Rojava signaleerden, zijn een waarschuwing: de zegen komt nog veel te veel van boven.
Een kritische waarnemer, Mashash Sheikh, beschrijft na haar ervaringen in een vrouwenorganisatie ter plekke hoe zaken uitwerken in de positie van vrouwen (4). Ze erkent: “In theorie en volgens de wetten en algemene principes uitgevaardigd door de DAA (Democratische Autonome Administratie, het bestuur van Rojava, redactie), is wat bereikt is groots.(…) Bijvoorbeeld: vrouwen kunnen niet langer in huwelijke gedwongen worden (…) Maar het belangrijkste principe waar de DAA aan vasthield was het principe van gelijke deelname in alle instituties.” In Rojava zijn ze dus verder dan in Nederland, waar van gelijke deelname op dat punt geen sprake is. Ze zegt: “Misschien is dat overgenomen van de onderrichtingen van (…) Öcalan”. Maar ze zegt ook: “In werkelijkheid is de PYD in staat geweest om gemarginaliseerde groepen (…) in te sluiten, waaronder vrouwen naarmate ze in het militaire en politieke leven geduwd werden. Deze verandering was niet natuurlijk maar gedwongen, en ging niet gepaard met de ontwikkeling van vrouwen als onafhankelijke entiteiten met hun eigen behoeften, rechten of verplichtingen. De verandering ging ook niet uit van een verandering in het sociaal-economische systeem. In feite was ze het resultaat van een top-down partijbeslissing om vrouwen in grote aantallen in de greep van de ideologie te brengen.”
Rojava kwam snel onder zware druk te staan. Juist in de tijd dat het nieuwe bestuur zich consolideerde, dook IS op en begon haar aanvankelijk vrijwel onstuitbare opmars. Al snel was de PYD in een strijd op leven en dood gewikkeld met IS die in vrijwel alles het volstrekte tegendeel was van waar Rojava naar streefde. In 2014 sloeg IS het beleg rond Kobanyi, PYD-bolwerk in Rojava. De PYD doorstond dat beleg en kwam uit overwinnaar uit de strijd. Het krediet van de beweging, van Rojava en van het democratische confederalisme steeg tot grote hoogte.
Bondgenootschap impliceert rampspoed
Maar de PYD had haar overwinning niet helemaal aan eigen kracht en heldhaftigheid te danken. Amerikaanse luchtaanvallen op de IS-aanvallers speelden een beslissende rol. Die PYD had gezocht naar Amerikaanse steun. De VS leverde die: ze zag in de Koerdische strijders precies de grondtroepen die ze nodig had, maar in Syrië nauwelijks had. Intussen is die PYD gaan functioneren binnen een breder militair verband, het al eerder genoemde Syrische Democratische Krachten, die rechtstreeks met de VS samenwerkt. De resultaten daarvan in Raqqa hebben we hierboven al gememoreerd.
Maar, zo kun je tegenwerpen, had de PYD wel een werkelijke keus? Werd het bondgenootschap haar niet door een dreigende, catastrofale IS-victorie rond Kobanye opgedrongen? Zelfs als dat zo is, dan doet dat niets af aan de catastrofale consequenties. Maar het klopt ook niet. Het aangaan van bondgenootschappen met grote mogendhedenmaakt van het begin van de PKK al deel uit van haar aanpak. De PKK beschouwde zich aanvankelijk als deel van het blok van ‘anti-imperialistische en socialistische staten’, oftewel de Sovjet-Unie en haar bondgenoten. De PKK heeft trouwens ook langdurig haar basis gehad in het Syrië van het Assad-regime (onder de vader van de huidige president).
Dat ook de PYD zich oriënteert op grote mogendheden als bondgenoten, in plaats haar bondgenoten te zoeken in strijdbewegingen waarmee ze zij aan zij kan staan, heeft de PYD dan ook van geen vreemde. Het zit in de politieke familie. Alleen het aanbod van mogendheden om zich aan uit te lenen is veranderd, sinds het ‘blok van anti-imperialistische en socialistische staten’ bankroet is gegaan. Dus lonkt men tegenwoordig naar de VS. De noodsituatie rond Kobanyi heeft dat lonken aangewakkerd, maar niet veroorzaakt. Het lonken had succes, omdat de VS in de PYD een nuttige aanvulling van haar militaire macht zag. De gevolgen zijn rampzalig.
Ongetwijfeld weet de leiding van de PYD dat ze het risico loopt dat ze door de VS wordt gebruikt en na gedane diensten wordt weggeworpen, waarna bijvoorbeeld Turkije elke Koerdisch vrijheidsstreven weer hardhandig kan blokkeren. Dat is slechts één van de risico’s. Een tweede gevaar vormen de banden van verplichte dankbaarheid die door dit soort samenwerking worden gegenereerd. Voorzover Rojava haar overleven mede aan de VS dankt, zal de VS daar iets voor terug willen. Medewerking in Raqqa, zoals nu. Wellicht ook contracten met Amerikaanse bedrijven, die dan vast geen zeggenschap van hun personeel willen zien, al dan niet democratisch-confederaal geïnspireerd. Dat zijn toekomstscenario’s, geen van allen plezierig.
Nog ernstiger is wat er nu gebeurt: de VS die bombardeert in samenwerking met Koerdische strijdgroepen. Hoe komt dat elders in het M idden-Oosten over? Hoe zal de bevolking van gebombardeerde gebieden aankijken tegen een PYD die aan dat bombarderen meewerkt? Zal die overwegend Arabische bevolking de relatief radicale maatschappijvisie die in Rojava wordt uitgeprobeerd, serieus nemen, als die komt uit de mond van Koerden die hand- en spandoensten verlenen aan diegenen die bommen op die Arabische bevolking? Zal zo de kans op samenwerking tussen Koerden en Arabieren worden vergroot? Rojava, voor veel Koerden maar ook voor tal van radicalen wereldwijd een bolwerk van autonomie, vrijheid en feminisme, komt er op deze manier eerder uit te zien als voorpost van het Westerse imperialisme waar de bevolking van het Midden-Oosten al zoveel last heeft ondervonden.
Wie als bondgenoot van alle onderdrukten, ook van de Arabische bevolking, wil worden gezien, kan niet tegelijk bondgenoot zijn van degenen die bommen op die bevolking gooien, dag in dag uit, nu al meer dan drie jaar lang. Samenwerking met de VS is niet alleen in strijd met één of ander principe. Zulke samenwerking is rechtstreeks contraproductief voor werkelijke vrijheidsstrijd. Dat ik dit schrijf vanuit relatieve vrijheid, veiligheid en comfort in een Westers land, maakt die vaststelling misschien wat gemakkelijk, maar nog niet onwaar.
Noten:
1 ‘”SDF declare Raqqa ‘fully liberated’ from ISIS”, 18 oktober 2017, CounterVortex http://countervortex.org/node/15724
2 “Kurdish fighters raise flag of PKK leader in centre of Raqqa”, 10 oktober 2017, Middle East Eye, http://www.middleeasteye.net/news/kurdish-fighters-raise-flag-showing-pkk-leader-abdullah-ocalan-centre-raqqa-610840006
3 Laura Gottesdiener, “The Wrath of the U.S Along the Euphrates River”, 27 juli 2017, TomDispatch http://www.tomdispatch.com/post/176312/tomgram%3A_laura_gottesdiener%2C_the_wrath_of_the_u.s._along_the_euphrates_river/
4 Women’s Activist: Rojava Laws a Dream Turned Reality, 25 maart 2017, SyriaUntold http://www.syriauntold.com/en/2017/03/women-rojava-laws-dream-turned-reality/
Peter Storm