zaterdag 5 december 2015
Onderstaand stuk verscheen gisteren als column op de website van de Autonomen Den Haag.
Als politici beginnen over normen en waarden en de ‘joods-christelijke’ cultuur als basis voor onze samenleving, dan wordt het tijd om op te letten. Doorgaans ligt dan de nationale arrogantie op de loer naar ‘bedreigingen’ die altijd ‘van buitenaf’ komen maar door gebrek aan waakzaamheid in eigen land natuurlijk ruim baan krijgen. Dit type van normen-en-waardenvertog is doorgaans een nationalistisch vertoog, met xenofobe ondertonen. Heel duidelijk is dat te zien aan een opiniestuk in Trouw van de hand van een CDA-Kamerlid, Pieter Heerma. Het stuk ook nog eens bol van tegenspraken en betekenisvolle weglatingen. Nu ja, een ongeluk komt zelden alleen. Snel, lees je eventjes mee?
De eerste alinea meteen al: “Onze samenleving is gegrond op waarden en normen van de joods-christelijke samenleving.” Dat hoor je meer, deze twee-eenheid van joods en christelijk. En het is historisch nogal wrang. De meeste dragers van de christelijke component in ‘de cultuur’ stonden erbij en keken de andere kant op toen vrijwel alle dragers van de joodse cultuur op dodelijk transport gezet werden, aanzienlijk minder dan een eeuw geleden. Een aanzienlijk aantal dragers van de christelijke component werkten actief mee aan de jodenvervolging. En de rechtvaardigingen van de massamoord op joden werden nogal uit die christelijke component van de cultuur geplukt. Met wat bijbelkennis is dat niet zo heel moeilijk, en mensen als Luther gingen de twintigste eeuwse antisemieten wat dit betreft al voor. Het idee van een ‘joods-christelijke’- maar dus niet humanistisch-seculiere – cultuur is niet alleen nieuw, maar ook nogal wankel. Tussen christelijk en joods lag historisch eeuwenlang gene verbindingsstreepje, maar een afgrond waarin christenen joden wierpen.
Heerma gaat verder. “Deze waarden en normen zijn tegenwoordig echter niet vanzelfsprekend meer.” Dat niet alleen: “We zijn niet eens meer in staat om ze te benoemen, omdat ze zo lang zijn verwaarloosd.” Ja, dat blijkt! Ze zijn kennelijk zo erg verwaarloosd dat de auteur van het opiniestuk zelf geen één norm, geen enkele waarde, uit die zogenaamde joods-christelijke cultuur rechtstreeks weet te noemen. Dat is geen toeval, want zou hij dat proberen, dan zou hij onmiddellijk zijn eigen betoog opblazen. Verderop zullen we zien waarom.
“Het is geen toeval dat samenlevingen in West-Europa tot de beste, rijkste en gelukkigste stukjes aarde behoren.” Dat schrijft Heerma. Inderdaad! Dat ze tot de rijkste behoren is inderdaad geen toeval. Als je als maatschappij vier, vijf eeuwen lang de rest van de wereld aan de dwangarbeid zet om specerijen te verbouwen om te verkopen, tot slaaf maakt op p winstgevend te verkopen en uit te buiten op plantages, goud en zilver uit de grond laat halen door middel van dwangarbeid, of het metaal onderweg steelt nadat een andere koloniale maatschappij het uit de grond heeft laten halen met dwangarbeid, ja, dan wordt je een rijke maatschappij, ten koste van grote delen van de rest van de wereldbevolking. Dat die rijkdom ook in de koloniale mogendheden zelf erg scheef verdeeld was, komt er nog eens bij. Maar hoe dan ook: de rijkdom van West-Europa en de armoede in de rest hangen samen. Laat Heerma gewoon de VOC-mentaliteit aanprijzen als hij de lof van het kolonialisme wil zingen. Waarde nummer één die hieraan ten grondslag ligt heet winstbejag. Dienst aan de mammon, de afgod van het geld, om in een bijbels vertoog te blijven.
“Ook de vrede, veiligheid en mensenrechten zijn geen toevallige samenloop van de omstandigheden”, aldus de auteur. Inderdaad: vrede is nu al enkele tientallen jaren de norm in een deel van West-Europa, na twee wereldoorlogen en een onafzienbare, vele honderden jaren doordreunende optocht van kleinere gewapende conflicten. Dat het nu vrede is geworden, is vooral omdat Europa de oorlogen tegenwoordig heeft geëxporteerd, naar landen waar olie is te halen en wapens te verkopen. Misschien dat de forse groei van de Nederlandse wapenexport iets zegt over de Heerma’s ‘joods christelijke cultuur’ van ‘onze samenleving’?
Dan die mensenrechten. Daar hebben mensen voor gevochten, die waren bepaald geen vanzelfsprekend product van de gangbare christelijke waarden. Eerst moesten ze, veelal nog indirect worden bevochten dwars tegen de Katholieke inquisitie in, toen Protestanten gewetensvrijheid eisten, die ze maar al te makkelijk vertrapten zodra zij zelf konden domineren. Het concept ervan is niet een product van het christendom als zodanig, maar eerder van een nogal praktische inzicht. Als verschillende varianten van godsdienst naast elkaar bestaan, allemaal te machtig om door de concurrentie te worden uitgeroeid, maar niet machtig genoeg om helemaal te overheersen, dan kun je misschien maar beter het individu zelf over geloofskwesties laten beslissen, onder het motto: leven en laten leven. Dat was trouwens ook conform de handelsgeest die, niet helemaal toevallig, in dezelfde tijd als de Protestantse Reformatie in Noordwest-Europa de overhand begon te krijgen. Het betreft hier eerder een relativering van toenmalige christelijke waarden dan de uitdrukking ervan.
Binnen de, relatief marginale maar intern nauwelijks minder conformistische joodse gemeenschappen heerste weliswaar geen inquisitie, maar veel beter voor de individuele gewetensvrijheid ging het ook daar niet toe, zoals bleek uit bijvoorbeeld de uitstoting van de filosoof Spinoza uit de joodse gemeenschap waarvan hij deel uitmaakte, onder meer vanwege niet nader omschreven “vreselijke ketterijen”. Georganiseerde godsdienstige dominantie kent als bijbehorend normen- en waardenpatroon geen gewetensvrijheid, geen mensenrechten, maar censuur, dwingelandij en ketterjacht. Ziedaar dan ook drie normen-en-waarden die Heerma klaarblijkelijk graag laat herleven. De ketters van vandaag heten dan cultuurrelativisten en, zoals we zullen zien, mensen die individuele rechten nastreven… en moslims. Maar dat zegt Heerma dan weer niet hardop. Ook hypocrisie hoort blijkbaar tot het door hem aangehangen normen-en-waardenpatroon.
De mensenrechten die hij aanstipt zelf waren natuurlijk een product van de Verlichting – product van filosi ofische stromingen die de kerkelijke hiërarchie, en soms zelfs het godsbegrip zelf, aanvielen. In de Franse revolutie, waarin niet alleen aristocraten en een vorstenpaar maar oom nogal wat bisschoppen hun hoofd verloren, werden dan de mensenrechten geproclameerd, dwars tegenover de dominante ‘christelijke traditie’ in. Die traditie was toen nog te antisemitisch om zich het etiket ‘joods-christelijk’ te laten aanleunen. Dat kwam pas toen er een derde religieuze traditie als bedreiging moest worden aangewezen. Niet alleen voor Wilders betekent ‘joods-christelijk’ feitelijk maar al te vaak: als het maar niet islamitisch is, zoals Ger Groot in een commentaar terecht aangeeft.
Zo gaat het door en door, het normen-en-waardenverhaal van het CDA-Kamerlid waar maar geen eind lijkt te komen. Dit is fraai: “Om aan alle individuele behoeften te voldoen is een onpersoonlijke, bureaucratische overheid ontstaan…” Ja, wanneer ook alweer? Toch niet per ongeluk in de jaren dat de voorlopers van de partij van de auteur altijd, zonder uitzonderingen, in de regering zat en die doorgaans domineerde? De jaren veertig tot en met tachtig van de twintigste eeuw waren de jaren waarin deze overheid enorm werd uitgebouwd. Het waren ook de jaren waarin eerst de KVP, later haar opvolger het CDA – ja, dat was ooit een grote partij! – landelijk vrijwel de dienst uit maakten. Als in die bureaucratische staat een waardenpatroon in tot uiting kwam, dan toch vooral ook het christelijke waardenpatroon van die partijen zelf, plus de sociaaldemocratische variant ervan, al blijft ook nu de aard van dat patroon in nevelen gehuld. Maar er een teken van te zien dat de traditionele waarden niet in acht zijn genomen, is bizar.
Ten slotte – want ik vind het mooi geweest eigenlijk – klaagt de auteur nog: “Het gaat niet om jouw individuele rechten, maar om je plichten om te doen wat goed is voor de samenleving als geheel.” Hm. Enkele alinea ‘s eerder waren het nog de “mensenrechten” die indirect als zo typerend werden gezien voor onze gelukkige en rijke samenleving. Nu moeten die individuele rechten opeens wijken voor de de gemeenschap, in een redenering waar geen kalief in Rakkha of fascist in Venlo het mee oneens kan zijn. Consistentie hoort duidelijk niet tot de normen waar Heerma waarde aan hecht.
Hier zien we meteen waarom de auteur van het stuk de “normen en waarden” wiens teloorgang hij zo zegt te betreuren, nergens expliciet opsomt. Het lijstje zou immers al snel allerlei persoonlijke rechten en vrijheden bevatten – en zijn er op volgende redenering schuift precies dat type rechten en vrijheden opzij als ondergeschikt aan het belang van “de samenleving als geheel” Rechten en vrijheden zijn goed om mee te schermen als je er een buitenlandse vijand – Poetin, ISIS – mee om te oren kan slaan. Als het er om gaat de eigen maatschappij te ‘verdedigen’ – lees: disciplineren – dan schuiven onze van ‘joods-christelijke’ normen-en-waarden-retoriek doordrenkte politici en ideologen deze rechten en vrijheden klakkeloos en in adembenemend tempo opzij. De ‘joods-christelijke’ cultuur waar Pieter Heerma zich op beroept, fungeert een legitimatie voor conformisme, gelijkschakeling, disciplinering en dwang.
Peter Storm