dinsdag 21 april 2015
Onderstaand stuk verscheen, in iets anders geredigeerde vorm, eerder deze maand in het blad Buiten de Orde, waar overigens nog veel meer over Rojava te vinden is.
De laatste maanden lezen we veel over ontwikkelingen in Rojava, in Syrisch Koerdistan. In die gebieden wordt geprobeerd om alternatieve bestuursvormen op te bouwen met gelijkwaardige deelname van alle bevolkingsgroepen en participatie van vrouwen in bestuur en in gewapende strijd extra aandacht krijgt. De ontwikkelingen worden door sommigen revolutionairen zo positief ingeschat dat ze spreken van een Rojava Revolutie en actieve solidariteit met die revolutie bepleitten en helpen organiseren. Ik vrees dat de inschatting te optimistisch is en voorbij gaat aan zeer ernstige beperkingen en problemen.
Die beperkingen en problemen betreffen de aard van het wel erg voortvarend als revolutie getypeerde maatschappelijk proces. Ze gaan bovendien over de internationale context waarin de ontwikkelingen zijn verstrengeld, en met name de militaire bondgenootschappen waarin de leidende kracht in de ‘revolutie’, de PYD, zich verstrikt heeft. Het gaat hier om het accepteren van bondgenoten die met daadwerkelijke revolutie niet zoveel geduld hebben als de zomerzon voor sneeuw. Het is tegen deze achtergrond nog steeds niet verkeerd om mensen ter plekke te ondersteunen in strijd tegen IS en tegen de Turkse sabotage van grensoverschrijdende solidariteit in Rojava. Maar dat dient beperkt te blijven tot steun aan krachten die hun zelfstandigheid jegens de PYD – een staat-in-wording, geen revolutionaire beweging – nauwgezet bewaren. Steun aan de PYD zelf is steun aan een oorlog die aan beide kanten – de IS-kant, en het Amerikaanse bondgenootschap tegen die IS – volslagen reactionair van aard is. Van dat bondgenootschap is de PYD inmiddels vrij openlijk deel gaan uitmaken.
Maar daarover verderop meer. Eerst de revolutie zelf. Bij revolutie denk ik aan een combinatie van een paar dingen. Om te beginnen verwacht ik dan de omverwerping van de bestaande macht te zien, door brede en radicale strijd van onderop, door een opstand. In de tweede plaats verwacht ik dan dat het maatschappelijk proces vooral vanuit die beweging van onderop zelf wordt vormgegeven. In de derde plaats verwacht ik dan dat dit proces ook inhoudelijk revolutionair is, en de maatschappelijke verhoudingen radicaal omvormt, weg van kapitalistische en hiërarchische verhoudingen. Alle drie zijn in het geval van Rojava maar zeer ten dele het geval.
Hoe is het maatschappelijke experiment dat als Rojava Revolutie bekend staat, gevormd? Er was allereerst decennia lange Koerdische gewapende strijd onder leiding van de PKK. Doe organisatie is als het ware het moederschip waaraan de PYD is verbonden. De PKK voerde vanaf de jaren tachtig een harde guerrilla met de Turkse staat. Ze deed dat met een nationalistische en marxistisch-leninistische ideologie, onder straffe hiërarchische leiding die ook intern geen tegenspraak duldde. Van onderaf gebeurde er weinig tot niets. De strijd vond dus in Turkije plaats, onder de Syrische dictator Assad bleef het vrij rustig, al was er in 2004 wel een Koerdische opstand.
In 2011 brak de situatie open toen er in Syrië brede en felle protesten op gang kwamen tegen Assads schrikbewind. Maar omdat dominantie stromingen in de Syrische opstand – met name het Vrije Syrische Leger – geen Koerdisch recht op zelfbeschikking erkenden, hield de PYD zich tamelijk afzijdig van de strijd. Het wantrouwen was overigens wederzijds. De PKK had een heel dubbelzinnige relatie met staten in de regio, en ook met het Syrische bewind. Tot in 1998 had zij een militair hoofdkwartier in Libanon, in gebied waar Syrië de baas was. De vader van de huidige Assad maakte aan deze impliciete steun aan de PKK in 1998 een einde, wellicht omdat betere banden met Turkije voorrang hadden. Maar dat Syrische opstandelingen de PKK- stroming van het Koerdische verzet met argwaan bejegenden, was niet zo raar. Van actieve deelname aan de Syrische opstand – die in 2011-2012 nog krachtige dynamiek van onderop te zien gaf, met vorming van revolutionaire comité s en dergelijke – was vanuit de PYD geen sprake. Iets dergelijks zagen we trouwens ook tijdens de Gezi-protesten in Turkije in 2013. De PKK hield zich afzijdig, waarschijnlijk omdat ze het vredesoverleg met de Turkse staat voorrang gaf. PKK en PYD gedragen zich als politici, als staatsdragend en staatsvormend, en daarmee dus niet als bondgenoot van werkelijk revolutionaire ontwikkelingen waar ze zelf geen greep oop heeft.
In de zomer van 212 trok het Syrische bewind echter haar troepen uit de Koerdische gebieden terug, om ze in te zetten in regio ś waar de gewapende oppositie sterker was. De PYD kom met haar gewapende strijders het gebied gewoon overnemen en er haar bestuur vestigen. Er was dus geen omverwerping van de macht door een revolte in het gebied. Er was een vrij geruisloze machtsoverdracht van het Syrische bewind aan de PYD. Die kon nu beginnen het maatschappelijk model dat ze voorstond in te voeren. Dat model was dus geen uitkomst van een werkelijke volksopstand, maar van een politiek-militaire organisatie aan de macht.
Het model is echter wel opmerkelijk en interessant, zeker gezien de stalinistische en nationalistische achtergrond en erfenis van de PYD. We zagen al dat dit een soort filiaal, is van de PKK. De leider daarvan was en is Ocalan, en zijn inzichten zijn ook toonaangevend in de PYD. De man is sinds 1999 gevangene van de Turkse staat, en heeft in gevangenschap de ideologische bordjes verhangen. Het is lezers waarschijnlijk bekend: hij las boeken van de libertair-socialistische theoreticus Murray Bookchin, en ontwikkelde daardoor het inzicht dat het doel van de strijd niet langer nationale staatsvorming van bovenaf moest zijn, maar eerder de vestiging van autonomie op radicaal-democratische basis, met verregaande rechten voor alle bevolkingsgroepen, emancipatie van vrouwen en aandacht voor het milieu. Dat noemde hij Democratisch Confederalisme, en dit werd nu de ideologie van PKK en dus ook van PYD. Het is een concept dat een stevige anti-autoritaire, libertaire draai van de PKK suggereerde, een breuk met haar stalinistische autoritaire verleden.
Waarom deed Ocalan dit? Ik zie meerdere redenen. De strijd voor een eigen nationale staat bood weinig perspectief. De kans op een PKK-overwinning tegen NAVO-staat Turkije was klein, internationale steun voor een zelfstandig Koerdistan was minimaal, Öcalan zelf zat gevangen. Het was zo bezien best realistisch om de PKK-doelstellingen te veranderen, van een eigen staat naar autonomie binnen bestaande staten. Het was dus een tactische stap terug, niet vooruit. Dat Ocalan niet alleen het doel van een zelfstandige staat, maar ook de marxistisch-leninistische ideologie losliet, zal ter maken hebben gehad dat in 1989 de boegbeelden van die ideologie – de Oosteuropese éénpartijstaten, en vervolgens Rusland zelf – die ideologie dumpten om weg naar neoliberale verhoudingen. Lippendienst aan die ideologie werd diplomatiek overbodig, en de geloofwaardigheid van het model was ingestort. Een ander ideologisch visitekaartje was dus welkom.
Dat dit visitekaartje geen neoliberaal tekstje kreeg – zoals bij zovele andere nationale verzetsbewegingen, het ANC in Zuid-Afrika bijvoorbeeld – maar juist een libertaire, semi-anarchistische insteek kreeg, is echter wel bijzonder. Wat was, bezien vanuit de PKK-leiding en de chef Ocalan, zo interessant aan juist Boockchins concepten? Ik denk dat de sleutel daarvan niet zozeer in Koerdistan ligt, maar veeleer in West-Europa. Vooral in Duitsland leven grote Koerdische gemeenschappen, waarbinnen de PKK zeer aanzienlijke steun geniet. Die PKK was echter op de Europese terroristenlijst gezet, en wilde daar logischerwijze graag van af want het inzamelen van geld vor de PKK werd er ernstig door bemoeilijkt. Aan de PKK gerelateerde organisaties van Koerden hadden er belang bij om hun isolement te doorbreken en steun te zoeken. Die vond ze veelal in de radicaal-linkse bewegingen in Europese landen. Maar haar stalinistische uitstraling – plus de hardnekkige en geloofwaardige verhalen over hardhandig optreden tegen Koerden die de PKK-lijn niet wilden – was een obstakel. Een vriendelijker, democratisch en zelfs libertair gezicht, een breuk met stalinistische ideologie en een draai naar opvattingen die in radicaal-linkse kringen gemeengoed waren, paste hierbij mooi. Die boeken van Bookchin kwamen als geroepen. Gezien het enthousiasme dat Ocalan met zijn Democratisch Confederalisme inmiddels in anarchistische kringen heeft losgemaakt, is de opzet vrij succesvol.
Maar het zou overmatig cynisch zijn om de koerswijziging af te doen als louter poppenkast. In PKK en PYD is de nieuwe lijn inmiddels op retorisch niveau gemeengoed, maar het gaat verder. Onder leiding van de PYD wordt er in Rojava vanaf 2012 een bestuursstructuur opgebouwd waarin elementen van de nieuwe aanpak herkenbaar zijn. Besturen via democratische assemblees, participatie van vrouwen in het bestuur, deelname van niet-Koerden op basis van gelijkwaardigheid, het is geen wassen neus. Dat is ook best verklaarbaar. Radicaal-democratische bestuursvormen zoals die door Öcalan nu worden gepropageerd, passen namelijk om minstens drie redenen bij de situatie in Syrisch Koerdistan.
In de eerste plaats is er, in tijden en regio’s van maatschappelijke ontwrichting, als de gangbare overheid wegvalt, heel vaak een neiging van mensen om zelf oplossingen te improviseren. Als een dorp is ingesneeuwd, de bussen komen niet meer en de stroom valt uit, gaan buren elkaar helpen. Als het langer duurt, vormen de buren een dorpscomité. En iedereen doet dan mee, mensen uitsluiten betekent de gemeenschap duperen. Je zag zoiets na de orkaan Katrina in New Orleans. Horizontale solidariteit, vormgegeven als geïmproviseerd zelfbestuur, is feitelijk weinig anders dan burenhulp in noodsituaties, een paar flinke stappen verder gebracht. Et verschijnsel wordt op de website Libcom.org wel aangeduid als ‘disaster communism’, en kont inderdaad neer op het vestigen van vrij-communistische omstandigheden onder druk van een noodtoestand. Dat dit soort patronen opduiken in Syrisch Koerdistan, in een oorlogssituatie in een regio waar het gangbare staatsgezag wegvalt, behoeft dan ook weinig verbazing.
In de tweede plaats vestigde de PYD haar bestuur in Rojava in ene periode toen de Arabische Lente nog niet verslagen was. Die Lente uitte zich niet alleen in demonstraties en opstand, maar keer op keer ook in de vorming van zelfbestuursorganen. Ook in Syrië doken assemblees en revolutionaire comités op, om de strijd tegen de dictatuur d te coördineren en een alternatief bestuur d te improviseren. Horizontale organisatievormen hingen als het ware in de lucht.. De opvattingen van Bookchin, de concepten van Öcalan, sloten aan bij deze atmosfeer. Het democratisch confederalisme werd weliswaar van hogerhand door de PYD ingevoerd. Maar het is aannemelijk dat het aansloot bij initiatieven die mensen in de regio sowieso al namen. Het is ook aannemelijk dat het kwartje – ‘we hebben assemblees nodig, bestuur van mensen zelf, niet van staatswege!’ – snel viel bij veel mensen. Tijdgeest en omstandigheden werkten in die richting.
In de derde plaats is de organisatie van gemeenschapsleven verbonden met guerrillastrijd helemaal niet zo bijzonder als de libertaire retoriek van de huidige PKK en PYD doen vermoeden. Wie verslagen leest uit de opkomst van de maoïstische beweging in de jaren dertig, en van de guerrilla in Vietnam in de jaren zestig, van Nicaragua in de jaren zeventig en El Salvador in de jaren tachtig kan soortgelijke dingen zien. Raadpleging van de bevolking in dorpsraden en volkscomités. Uitoefening van delen van het dagelijks bestuur door, veel participatie, een prominente rol van vrouwen in een veel meer dan puur ondersteunende rol. Guerrillabewegingen winnen pas met steun en deelname van de onderdrukte bevolking. Die deelname een grote plek toekennen in de strategie is dus gewoon slim. Het motiveert, en het zorgt ervoor dat het draagvlak van de strijd maximaal is. Maar de regie op de achtergrond is in handen van de organisatie, de partij, het guerrillaleger. Het dorpscomité mag bijvoorbeeld bepalen wat er met een gehate grootgrondbezitter gebeurt. Kaderleden van de partij wijzen de grootgrondbezitter echter als doelwit aan. En als de strijd is gewonnen, blijft er van de sporen van zelfbestuur doorgaans bitter weinig over. Het is een mobilisatiestrategie in oorlogstijd. Dat element speelt in Rojava een rol.
Precies dat derde punt voedt mijn scepsis over de Rojava ‘Revolutie’. Als ik namelijk verslagen lees van linkse mensen die in Rojava op bezoek zijn geweest, proef ik een soortgelijke lyrische toon die soortgelijke solidariteitsbezoeken aan revolutionair Cuba en China typeerden, aan ‘bevrijde gebieden’ in El Salvador, Vietnam en Cambodja en nog veel later ook aan Nepal waar ook heel lang een vrij effectieve maoïstische guerrillabeweging heeft geopereerd. Van Noam Chomsky verscheen in 1970 zijn boek ‘At War with Asia’. Daarin vertelde hij onder meer over de positieve indruk, de elementen van zelfbestuur en participatie, in guerrillagebied in Laos en Cambodja. We weten intussen hoe het daarmee is afgelopen. Stalinistische dictatuur was de uitkomst. Noam Chomsky was niet naïef, en zal door de uitkomst niet zeer zijn verbaasd. Ons moet een soortgelijke uitkomst in Rojava – zelfs als het lukt om ISIS te verslaan – ook niet verbazen. Mooi klinkende formuleringen als Democratisch Confederalisme bieden geen garantie, net zo min als frasen over het ‘afsterven van de staat’ bij Marx en Lenin garanties boden.
Laten we eens kijken naar één zo n reisverslag, dan zien we vrij snel waar het wringt. Janet Biehl bezocht in december één van de drie zones waaruit Rojava bestaat. ‘Impressions of Rojava: a report of the revolution’, op 16 december verschenen op roarmag.org, is haar verslag. Al bij aankomst viel haar op hoe de plaatselijke veiligheidsmacht, de Asayis, zich zag. ‘De Asayis verwierpen het etiket ‘politie’, aangezien de politie de staat diende terwijl zij de samenleving dienden.’ Ja ja, denk ik dan, de gewapende macht dient de maatschappij, staat in dienst van de burgers. Is er ergens in de wereld een politiekorps dat iets anders beweert en waarschijnlijk zelfs gelooft? En gaan we af op het zelfbeeld van een veiligheidsorgaan om vast te stellen wat haar werkelijke rol is? De bolsjevieken in 1917 noemden hun ministers ‘volkscommissarissen’, dat klonk tenminste revolutionair. Maar ze deden wat ministers doen. Namen zeggen niet zoveel. Het kan best zijn dat de politie in Rojava vrij dichtbij het volk probeert te staan, ongeveer zoals de ouderwetse wijkagent. Maar ik zou maar liever niet afgaan op het zelfbeeld van de politie ter plekke om dat vast te stellen. En ook een wijkagent is nog steeds een agent.
Precies over het gedrag van gewapende YPG- eenheden is trouwens meer te zeggen, en het is een onderwerp waar Biehl en die andere enthousiaste Rojava-reiziger David Graeber, heel weinig over vertelt. De PYG en haar gewapende arm PYG faciliteert enerzijds het hooggeprezen democratisch confederalisme. Maar anderzijds schakelt het politiek rivalen hardhandig uit. De repressie in door de PYD beheerste gebieden is aanzienlijk. Human Rights Watch (HRW) bracht daarover in juni 2014 een uitvoerig rapport uit. Nu is HRW een pro-Westerse organisatie, erg close met het Amerikaanse ministerie van buitenlandse zaken, en niet bepaald altijd betrouwbaar. Maar het rapport is iets te gedegen en te gedetailleerd om zomaar van tafel te worden geveegd. En er is meer documentatie. In juni 2013 beschoten YPG-soldaten protesterende betogers in de stad Amuda. Op de site van Al-Monitor verscheen op 1 juli van dat jaar een tamelijk gedetailleerde reportage. Zeven betogers kwamen om, waarvan één bewapend. Maar de bewering dat de PYD zich slechts verdedigde tegen een aanval, staat haaks op berichtgeving die stelt dat er van uit de demonstratie niet was geschoten toen de PYD het vuur opende.
In die stad was later weer een protest. Dat richtte zich tegelijk tegen de ontvoering van vrouwen door IS én het gedwongen rekruteren van vrouwen waaronder zelfs een vijftienjarig meisje door de PYD. Die brigades van vrouwelijke guerrillastrijders die we op propagandafoto ‘s zien, bestaan kennelijk niet louter uit vrijwilligers. De PYD heeft trouwens vorige zomer een soort dienstplicht doorgevoerd. Dat betekent dat ze een instelling is of heeft die mensen kan dwingen om dienst te nemen. Dan is er dus sprake van een staat, niet van zelfbestuur. Je kunt dit legitimeren door te verwijzen naar de oorlogssituatie. Maar als antimilitaristische opvattingen – kenmerkend voor een serieus anarchisme – terzijde geschoven worden zodra het oorlog wordt, wat heb je dan nog aan aan antimilitarisme?
Biehl horen we over dit alles niet, en Graeber evenmin. Niet zo raar: de delegatie sprak met officials, met een minister hier en een bestuurder daar. Ze zullen vast hun kritisch verstand gebruikt hebben. Maar de minder fraaie kanten van de PYD – de gevangenissen die ze er o0p na houdt bijvoorbeeld – krijg je zo natuurlijk niet te zien, op één minder fraaie kant na dan: de nog steeds alomtegenwoordige portretten van de grote leider Öcalan. Van hem kwam de partijlijn vroeger, van hem komt de partijlijn nog steeds. Biehl voelt wel nattigheid. “Beeltenissen van Abdullah Öcalan zijn overal, hetgeen bij Westerse ogen de suggestie iets Orwelliaans kan suggereren: indoctrinatie, reflexmatig geloof.” Weest gerust. “Maar het oop deze manier interpreteren van die beelden zou de situatie helemaal missen.” O ja? “‘Niemand zal je je rechten geven’ zo citeerde iemand ons Öcalan. ‘Je moet er zelf voor vechten.’ “ Ah ja, nou vooruit, omdat Öcalan het zegt, nietwaar? Biehl gaat verder. “Om die strijd door te voeren, weten Rojavanen dat ze zowel zichzelf als de maatschappij moeten opvoeden. Öcalan leerde hen het Democratisch Confederalisme als een reeks van principes. Hun rol is om uit de vinden hoe ze te implementeren, in Democratische Autonomie, en zichzelf te ’empoweren'”. Dankbaar mogen we zijn, om de wijze lessen van de Grote Leermeester.
Ik geloof niet dat Biehl de ironie van wat ze schrijft beseft. De principes komen dus van boven, aan de gewone mensen enkel de taak ze uit te werken en vorm te geven. De hele logica is top-down. Ik zie geen fundamenteel onderscheid met voorzitter Mao die zijn volgelingen vermaande: ‘rebellie is gerechtvaardigd’. Maar wat als iemand van het gewone volk de principes zelf niet wil? Als iemand vast zou willen houden aan het vertrouwde stalinisme? Of juist door wil breken naar een consistenter anarchisme? En wat als Öcalan van mening verandert, en de PYD daarmee van partijlijn?
Werkelijke autonomie en vrijheid betekent iets anders dan een slechtere partijlijn van hogerhand door een plezieriger partijlijn vervangen. Dat iemand als Öcalan mensen een goed idee aan de hand doet, heeft pas libertaire waarde als mensen het tot hun eigen idee maken, en ermee desnoods ook de grote leider durven trotseren. Dat het onder de PYD een stuk minder onprettig toegaat dan onder IS, is onbetwistbaar. Maar het is nergens voor nodig om de realiteit van Rojava zo idyllisch voor te stellen als Biehl en Graeber en te veel anderen dat doen. De uitkomst kan wel eens zijn als bij vorige gelegenheden. Als de wrede werkelijkheid niet meer te ontkennen is, is de ontgoocheling weer groot. Van marxistisch-leninistische partijgangers kun je zoiets wellicht verwachten. Libertaire revolutionairen zouden van dit soort mythologie wat meer afstand mogen bewaren. Ik ben de afgelopen maanden echt geschrokken van de mate waarin van die kritische distantie te vaak te weinig bleek.
Biehl laat bij haar beeld van Rojava nog twee wezenlijke aspecten weg, en ook dat is tekenend. Ze verwijst naar het Handvest van het Sociale Contract, het document dat als een soort grondwet van Rojava functioneert maar niet zo heet omdat grondwet te staats-achtig klinkt. En ze schrijft. “Onder dat programma schiepen ze een systeem van zelfregering van de bevolking, gebaseerd in buurtassemblee-communes (…), die iedereen mag bijwonen, en met macht opklimmend vanaf de bodem door gekozen gedelegeerden naar de stedelijke en kantonnale niveaus.” Maar dat is slechts de ene helft van de bestuursvorm van Rojava . De andere helft bestaat uit een parlementaire constructie., met een gekozen Wetgevende Assemblee. Nou ja, gekozen.. Vanwege de oorlogssituatie zijn de huidige leden nog eventjes benoemd. Opschorten van democratische rechten met verwijzing naar een oorlogssituatie, waar kennen we dat toch van?
Er is dus kennelijk iets van democratie op zelfbestuursbasis én een parlementaire democratie, waarbij de laatste wetten uitvaardigt en verdragen sluit. De staat is niet alleen niet opgedoekt. In het officiële statuut van Rojava is in die opdoeking ook nergens voorzien. Wil er van een werkelijk revolutionaire dynamiek sprake zijn, dan zullen deze beperkingen – de repressie, de onbetwiste leidersrol van Öcalan, en de uiteindelijk etatistische bestuursvorm – onder ogen gezien moeten worden, en als probleem, als obstakel bejegend. Het hypen van de ‘Rojava Revolutie’ als zijn de the real thing, is misplaatst. De direct-democratische elementen van de bestuursvorm in Rojava zijn verdediging waard, tegen IS maar ook tegen de PYD zelf. Een diepere revolutie botst echter met het project en de politiek van die PYD. Wie solidair wil zijn met een werkelijke revolutie, ontkomt niet aan kritiek op de PYD en haar bestuur.
Een diepere revolutie – en zelfs de overleving van het beetje zelfbestuur dat er nu functioneert – komt nog een vijand tegen waarover de Rojava-liefhebbers hetzij zwijgen, hetzij een veel te positief beeld schetsen: de internationale coalitie die onder Amerikaanse leiding tegen IS oorlog voert, en waarvan de PYD inmiddels openlijk deel van uitmaakt. In en om het belegerde Kobani heeft deze samenwerking nadrukkelijk vorm gekregen. De moorddadige IS-aanvallen op die stad – centrum van één van de drie kantons waaruit Rojava bestaat – brachten Kobani onder de aandacht. Aanvankelijk deden de VS vrijwel niets om de val van die stad te verhinderen. Intussen bewogen IS- eenheden ongehinderd over de Turkse grens, het is met name dat laatste dat tot solidariteitsacties van de Turkse anarchistische groep DAF heeft geleid. Inzet was het monitoren en dwarsbomen van het faciliteren van IS door Turkije.
De VS is niet geïnteresseerd in de politieke verhoudingen in Rojava. Als mensen daar wat willen rommelen met zelfbestuur, dan heeft de VS daarvan geen last, zolang het tot die regio beperkt blijft en netjes ingekapseld is. De VS is echter wel geïnteresseerd in een nederlaag van IS. Niet omdat ze dat een abjecte club vindt. Wel omdat IS de economische en strategische belangen van dat land bedreigt. Toen de Iraakse stad Mosul in handen van IS viel, schrok de VS maar deed niets. Toen echter Erbil, in Iraaks Koerdistan, gevaar liep, veranderde dat. In Iraaks-Koerdistan zit namelijk olie, en Amerikaanse bedrijven zijn in de exploitatie ervan actief. In de stad zit ook een Amerikaans consulaat. Erbil mocht niet vallen. De VS begon met bombarderen. Daar was niets humanitairs aan. Inzet was en is het voorkomen van de opkomst van een nieuwe, zwaarbewapende oliestaat die zich aan Amerikaanse hegemonie onttrekt. Onthoofden vindt de VS best, zolang dat gebeurt door een fundamentalistische pro-Westerse monarchie, niet door een fundamentalistische anti-Westers kalifaat.
Omdat een IS-nederlaag – of althans het voorkomen van verdere machtsuitbreiding van IS – in het Amerikaans strategisch belang is, is de VS intussen ook overgegaan op vrij effectieve bombardementen rond Kobani. De strijd daar doet namelijk iets waar het Iraakse leger, en ook de conservatieve Iraaks-Koerdische organisaties, maar niet in slagen: succesvol tegen IS vechten. PYD-ers slegen er in aanzienlijke aantallen IS-strijders om het leven te brengen. Kobani bezorgt IS dus een probleem, en er is de VS veel aan gelegen om dat zo te houden. Dus voorkwam de VS de val van Kobani met haar luchtaanvallen, en zette Turkije onder druk om een handje te helpen en Iraakse Koerdische peshmerga ‘ toe te laten in het strijdgebied om tegen IS te helpen vechten.
Natuurlijk komt dat de PYD – en de mensen in Rojava – goed uit: het vrijwaart ze van het IS-despotisme. Maar de logica betekent dat ze zich voegt in de anti-IS-coalitie, en feitelijk functioneert als grondtroepen voor operaties waarvan de VS de regie heeft. De PYD accepteert haar rol als Amerikaanse hulptroepen. Toen admiraal John Kirby zei: “We hebben in Syrië geen partner op de grond die wil, capabel en effectief is”, stelde Asya Abdullah, van de PYD daar tegenover: “We hebben de coalitiestrijdkrachten van de coördinaten van IS-doelwitten op de grond voorzien en zijn bereid om alle hulp te verlenen waar ze om zullen verzoeken” , aldus de website BBC op 9 oktober 2014). Anwar Muslim, bestuurder van Kobani, “zei dat de VolksBeschermingsEenheden (YPG), de Syrische Koerdische militie, zich beschouwen als deel van de internationale coalitie die strijd voert tegen ISIS”, aldus de Koerdische website Rudaw.net op 11 november. (1).
Daarmee maakt de YPG dus deel uit van een coalitie waarin we ook de Iraakse staat vinden, een staat die IS tracht te verslaan door sjiitische milities en Iraakse soldaten complete soennitische steden te terroriseren en de bevolking ervan te verdrijven. Door soennieten allemaal als IS-sympathisanten te bejegenen, brengt de Iraakse staat en de sjiitische milities die haar helpen veel soennieten er juist weer toe om IS juist weer als enige bescherming te zien tegen onderdrukking door een sjiitisch-bestuurd Irak. Zo voedt Irak de oorlogslogica, de etnische zuiveringen en erger, over en weer. Een PKK-kopstuk, Cemil Bayak, heeft intussen laten weten dat de éénheid van die Iraakse staat wat haar betreft gehandhaafd moet blijven om IS te verslaan, aldus de Guardian van 24 december vorig jaar.. Ook daarmee laat ze zien dat ze opereert als proto-staat tussen andere staten, dat haar logica helemaal niet zo haaks op hiërarchische macht staat als sommige van haar sympathisanten het doen voorkomen. Deelnemers zijn ook landen als Jordanië, de Verenigde Arabische Emiraten, en dat andere paradijs, Saoedi-Arabië. Ook Westerse staten als Nederland doen mee aan het grote bondgenootschap dat aan haar hoofd de VS heeft. De PYD kan niet meer klagen dat ze geen uiterst machtige vrienden heeft. Het zijn alleen geen vrienden van datgene waar het veel van de linkse sympathisanten van de strijd in Rojava om te doen is, of zou moeten zijn: vrijheid, autonomie, zelfbestuur.
De anti-IS-coalitie is een verzameling onderdrukkers, etnische zuiveraars en bommengooiers bij elkaar waarbij IS puur kwantitatief gewoon verbleekt. En als die coalitie wint in Syrisch Koerdistan, wie krijgt dan de overhand? De PYD, met haar paar duizend strijders die momenteel als kanonnenvoer tegen IS functioneren? Of de Grote Regisseur in Washington en zijn machtige reactionaire bondgenoten?
De strijd in Rojava, en vooral de pogingen om radicaal-democratische bestuursvormen op te zetten, verdient belangstelling. Ze verdient ook solidariteit, waar die zich richt om het helpen van slachtoffers. Voor het actieve ondermijnen van de wurggreep waaraan met name de Turkse staat de gemeenschappen in Rojava valt beslist ook wel iets te zeggen. Maar die solidariteit dient zich nadrukkelijk niet uit te strekken tot staten, en evenmin tot staatsvormende en staatsdragende bewegingen als de PYD. Dat die zich in een rol van bondgenoot van de VS laat duwen is, gezien de machtsverhoudingen en de enorme druk waaronder ze staat, best logisch. Maar het is een logica van diplomatie en staatsmacht die hier prevaleert. Als het goed is, dan is onze logica een wezenlijk andere, en van steun aan een reactionair bondgenootschap onder Amerikaanse leiding kan – zelfs in de strijd tegen dien andere reactionairen van IS – maar beter geen sprake zijn.
Noot:
(1) Ik ben er na de afronding van dit stuk achter gekomen dat Rudaw met wat extra voorzichtigheid moet worden bejegend. Het is een website met haar vestiging in Erbil, in Iraaks Koerdistan en staat naar verluid onder invloed van de conservatieve KDP van Barzani, een club die net bepaald bevriend in met de PYD. Dat ze de banden tussen PYD en de VS wat extra aandikken om hetr adicale profiel van de PYD wat te ondergraven, kan niet worden uitgesloten. Neemt niet weg dat de aanwijzingen dat PYD en VS-militairen tamelijk nauw en systematisch samenwerken, serieus zijn. Ze komen niet allemaal via Rudaw tot ons.
NB Deze noot maakt dus geen deel uit van de afgedrukte versie van dit stuk.
Documentatie:
“Charter of the Social Contract” , 29 januari, http://peaceinkurdistancampaign.com/resources/rojava/charter-of-the-social-contract/
Human Rights Watch, “Under Kurdish Rule: abuses in PYD-run Enclaves of Syria”, juni 2014, http://www.hrw.org/sites/default/files/reports/syria0614_kurds_ForUpload.pdf
“The PKK and the issue of self-determination of the Kurdish people”, International Viewpoint, 12 januari 2015, http://www.internationalviewpoint.org/spip.php?article3802
Peter Storm
#1 by arjan de goede on 2015/04/29 - 19:18
Uit welk principe is het mogelijk dat er tegenwoordig op Ravotr ook al vrijelijk propaganda gemaakt kan worden voor (counter-)fascisme?
#2 by Karin Kameel on 2015/04/23 - 21:51
Ja ik snap je kritiek op de huidige verheerlijking van het Koerdische verzet jegens de IS. Natuurlijk zit er een zwart randje aan en is het geen libertair feest, maar besef wel dat de vijand die tegenover ze staat te bruut voor worden is. Het is logisch dat een reactie op zulke brutaliteit enigszins corrumpeert en zelf in brutaliteit vervalt, al is het maar om stevig te staan tegenover de vijand. Aanvankelijk zal dit niet het doel geweest zijn, maar in tijden van waanzin laten mensen hun hardste kanten zien. Fascisme lijkt soms alleen met een soort counter fascisme te bestrijden zijn. Ik zie in links radicale kringen een vorm van militant gedrag, dat haaks staat op hun aanvankelijke pacifisme en libertarisme. De ideen zijn zacht, maar de uitvoering moet keihard zijn om te kunnen wedijveren met de fascisten. Dat is denk ik ook de reden, dat het communisme in haar autoritaire vorm aanhang kreeg in die gebieden. Het communisme straalt een soort zekerheid uit, waar mensen in benarde situaties aan vast grijpen, om als het ware te zeggen : denk maar niet dat wij zwak zijn, wij hebben ook zo onze beweging, onze contacten, onze leiders. Natuurlijk corrumpeert zo’n situatie altijd, dat heeft de geschiedenis wel uitgewezen. Toch snap ik ergens wel dat mensen dwepen met het idee van vrouwen, die IS troepen te grazen nemen. Daar zit natuurlijk gewoon een soort romantiek aan, maar dat moeten we niet uit de context gaan trekken, van de pure waanzin die daar aan de gang is.
#3 by Jurre on 2015/04/23 - 12:10
je kunt nog zoveel schrijven als je wilt, maar het zal altijd op het volgende neerkomen. Zij doen waar wij alleen maar over kunnen ouwehoeren en dagdromen. Denk je dat zij iets hebben aan je geblaat aan de zijlijn? Niet echt. Denk je dat wij misschien iets hebben aan hun poging om zichzelf te emanciperen in het midden van een burgeroorlog? In ieder geval zouden we eerlijk genoeg moeten zijn om toe te geven dat de omstandigheden van dergelijke aard zijn dat we eigenlijk geen recht van spreken hebben om te bekritiseren.
Noch einmal: http://roarmag.org/2015/04/zapatistas-rojava-anarchist-revolution/