Green Day? Jazeker, Green Day


woensdag 31 december 2014

Elk jaar doe ik nog altijd wel een muzikale ontdekking. Zelden gaart het om nieuwe muziek. Soms gaat het om een klassieke componist waar ik vrij opeens diep van onder de indruk raak. Soms gaat het om folk- of bluesartiesten uit een grijs verleden. En soms gaat het over rockers die voor anderen allang gesneden koek zijn maar die ik opeens ontdek. Du it jaar was, om mysterieuze reden, Green Day aan de beurt. Die punkrockband met dat rondspringende energieke zangertje? Ja, die.

Het is een bevestiging van een ouder, grappig patroon: ik loop altijd nogal achter. In 1978 bezwijk ik voor de charme van The Beatles, die toen al acht jaar uity elkaar waren. In 1979 raak ik lichtelijk betoverd door Bob Dylan. De man zong toen al 17 jaar de meest hart ( en stem-) verscheurende ballades. Afgelopen jaar was het Green Day die me meenam – een band die in 1989 van de grond kwam, haar hoogtepunten bereikte tussen 1992 en 2004, en weliswaar nog bestaat maar toch overduidelijk oud nieuws is. Maar voor mij was het nieuws. Hoe kwam dat zo? Natuurlijk had ik enkele van hun bekendste nummers eerder langs horen komen, vaak zonder me te realiseren wie het speelde en hoe het heette. Dat gold voor Basket Case, en voor Time Of Your Life dat trouwens eigenlijk Good Riddance bleek te heten. Een goede vriend liet me die dingen wel eens horen, en ik had dan iets van: ah, is dat van hún?! Basket Case speelde ik al op mijn verjaardagsconcertje van 2013. More was to come, maar dat bleek later pas. Het ging als volgt.

Dit jaar was ik geruime tijd ziek, toen een verkoudheid overging in een gelukkig niet al te zware longontsteking. Veel in bed liggen, vrijwel geen energie, dus veel muziek luisteren. Bekend spul maar ook eens hier en daar aan ruiken. Liefst van die YouTube links van een uur, the best of zus, zo in concert, dat werk. In mijn verkenningen gooide ik ook Green Day er maar eens in, onder het motto: laat ik dat eens verkennen. Ik snap het nog steeds niet helemaal, maar het raakte me al vrij snel in het middenrif. Dat overbekende Good Riddance, maar ook allerlei ander spul dat ik niet meteen kon plaatsen. Ik knapte vervolgens wel weer op, maar toen mijn verjaarsconcert 2014 – en dus het zoeken van ook wat nieuwer repertoire – naderde, ging ik weer luisteren. Album voor album, concert voor concert, dagen achtereen. Ik kreeg er geen genoeg van, en al zes nummers van ze bereikten het stadium van verjaarsuitvoering. Sindsdien ben ik gewoon door gaan luisteren, en inmiddels denk ik dat ik er een compleet optreden met Green Day-spul zou kunnen vullen als ik zou willen.

Wat is dat toch met die band? Voor wie het niet kent: de heren zijn begonnen als punk rock band. Snelle, felle, relatief eenvoudige luidjes, met vier akkoorden, gitaar, drum bas, en rámmen. Maar je hebt punk rock en punk rock. Al op de de oudste albums hoor je méér dan de standaardversie ervan. De band heeft een feilloos gevoel voor melodie, en geen ruig gitaargeweld kan dat verborgen houden. De band heeft een goede drummer en bassist, en de zanger Billy Joe Armstrong kan gitaarspelen ook. Maar die deuntjes doen het -em in eerste instantie, die melodieën die zich vastzetten in je hoofd. Daar waren ze van het begin af aan goed in, en de zangstem past precies bij wat ze doen.

Die deuntjes werden op  de eerste handvol albums in een vaart ten gehoren gebracht waarin stem en instrumenten bijna over elkaar heen buitelen. “Here we go again, infatuation”, zo gaat Going to Pasalacqua  op het eerste album uit 1990 van start, en even verderop “Well I tossed and d turned all night thinking of your way of affection”, en het heerlijk-romantische “Would it last forever? You and I together hand in hand we run away…” Schubert zou het begrepen hebben, als hij door de furieuze gitaren en drums heen kon luisteren die de hele zaak in ijselijk tempo vooruit helpen stuwen terwijl de zanger de longen uit zijn lijf zingt.  De vaart gaat er pas uit als het voorbij is. En deze energie combineren ze, hier en in tal van andere songs, met een ander sterk punt: slimme, soms grappige teksten, vol van frustratie, woede maar doortrokken van poëzie. Ze produceren aan de lopende band van die oneliners waar iemand als Dylan ook zo in uitblinkt, en waar ik gek op ben. Neem dat bekende Basket Case  . Dat refreintje: “Sometimes I give myself the creeps…. Sometimes my mind plays tricks on me”. Prachtvondst, zo herkenbaar. En dat melodietje  raak je nauwelijks meer kwijt ook.

Frustratie en woede , zei ik al, en een heleboel soms zeer amusante dwarsigheid. Frustratie over relaties die niet lopen, woede over een wereld die overduidelijk doldraait, en tegelijk een levenslust en vastbeslotenheid om er toch iets van te maken – op eigen voorwaarden. Welcome to Paradise,  waarin de ik-persoon net het huis uit is, erg moet wennen aan het leven in een desolate stad compleet met schoten nabij het station, en uiteindelijk toch zingt “Feeling like my home, and I never wanna gooo”. En dan in het refrein: “Some call it the slums, some call it nice….. Welcome to paradise”. En weer dat moordende tempo, maar dit keer met akkoorden die minder standaard zijn, en een refrein waarin één stem op dezelfde toon blijft terwijl een andere stem een dalende zanglijn inzet, hetgeen een prachtig schrijnend effect geeft dat het schrijnende gegeven van het liedje  onderstreept. Dit kun je punk rock noemen, en qua spirit is het dat. Tegelijkertijd barst het muzikaal al uit zijn voegen. Ik luisterde van de week naar de Yardbirds, een sixties rockband, en hoorde een soortgelijke dalende zanglijn tegenover een andere, op één toon zingende stem. Kunstje afgekeken? Misschien, maar dan verwerkt tot iets nieuws. Componeren betekent immers ook niet verzinnen-uit-het-niets, maar com-poneren oftwel samenstellen uit muzikaal materiaal dat er al is.

Over hun status als punkrockers was trouwens al snel veel te doen. Na een succesvol album op een onafhankelijk label gaan ze in zee met een grote platenmaatschappij, hetgeen door veel mensen uit de scene waar ze opkwamen, zo ongeveer als verraad werd opgevat. Ik vind zo ‘n reactie nogal over the top, al snap ik de angst er achter – blijven ze zichzelf? Plegen ze geen muzikale commerciële uitverkoop? Maar het criterium bij muzikanten is dan toch uiteindelijk artistiek. Is hun muziek afgegleden zodra ze die grote platenmaatschappij omarmden? Ik denk het niet. De eerste albums bleven sowieso in het punk-idioom, wel met opmerkelijk veel stilistische variatie. Later doken er nog meer muzikale elementen uit andere tradities op, maar eerder in grensverleggende, risico-zoekende richting dan in de richting van gladde commercie. Iets van de furie blijft echter vaak doorklinken. Billie Joe Armstrong, die zichzelf later ook wel afvroeg of ze nog wel een punkrock band waren nu het geld zo binnenstroomde: “maar dan denk ik: ‘je kunt ons uit een punk rock omgeving halen, maar je kunt de punk rock niet uit ons halen’.  Ik vind dat daar wat in zit, en dat ze beoordeeld mogen worden op wat ze aan muziek zijn blijven maken, ook in de veel commerciëler setting van na hun begintijd..

Het is die zanger, wiens obsessies, angsten en gedachten de teksten van de band tekenen. Daarin zit een forse dosis afkeer van de maatschappelijke orde, haar commercie, vervreemding, machtswellust en mediamanipulatie. Vaak is het meer een houding dan een precieze statement, maar soms zijn de hints overduidelijk. Warning , met de ene na de andere tot cliché verworden oproep om je te gedragen. Het begint al: “This is a public service announcement, this is only a test” en dan onder meer “Keep out of children, don talk to strangers”, gevolgd door de ironische sneer: “get your philosophy from a bumper sticker”. In het volgende couplet: “Caution: police line, you better not cross”, met als terzijde: “is it the cops or am I the one thats really dangerous?” Die vraag heeft niets aan urgentie verloren. En dan de genadeloze afmaker: “Sanitation, expiration date, question everything – or shut up and be a victim of authority”. Alles in twijfel trekken, of het slachtoffer worden van orde en gezag, dat is de keus. En het hele liedje  is gebouwd op een doordreunend , eenvoudig melodietje ondersteund met een gitaar/ basloopje, alles in een ritme dat nauwelijks punk is te noemen maar eerder een jaren zeventig disconummer, maar dan zonder vette violen en tetterende blazers. Mede daardoor blijft de feel wel punky. En, heel effectief: tijdens het zinnetje “or shut up and be a victim of authority” stopt de begeleiding, als om het punt in de tekst van een uitroepteken te voorzien.

De teksten zijn dus goed, de muziek is dat ook. Ik wees al op de melodische kracht. Het staat als een paal boven water dat ze zeer goed naar sixties rock hebben geluisterd. Worry Rock  bijvoorbeeld, met klassieker relatie-schmerz vol ruzie, “Sentimental argument and bitter love – Fucked without a kiss again dragged it through the mud” – naar hoop op een oplossing: “Promise me no dead and street, and I guarantee we ‘ll have the road”. Dit alles vervat in een melodieuze rocksong, compleet met tussenstuk en prachtige gitaarbreak. Het zou een om raadselachtige reden nooit opgenomen Beatle-song kunnen zijn, en dat geldt voor meer Green Day nummers. Nergens echter is de gelijkenis zodanig dast het ook maar in de buurt komt van plagiaat. Het is geestverwant muzikaal talent, geen pure imitatie, die hier speelt.

Het is verleidelijk om op deze manier tientallen van hun songs te bespreken. Ik zal me inhouden en geen verhalen vertellen over het bot-grappige The Grouch, niet over Brat, niet over She, en ook niet over het tergende en tegelijk ziedende F.O.D,  behalve dan dat dit laatste – al op het vroege album Dookie uit 1994, laat zien dat ze ook thuis zijn in akoestisch repertoire, al eindigt het als vinnige punk. En natuurlijk niet over het hoogst oneerbiedige Ha Ha Your Dead , behalve dan dat ik dat graag opdraag aan welke grote schurk het afgelopen jaar en het komende jaar komt te overlijden. Oops, ik zou me inhouden, zei ik nog….

Na 2000 – het jaar van Warning, tevens naam van hun album van dat jaar – slaan ze nadrukkelijk nieuwe – deels tegelijk heel oude – wegen in. American Idiot is wat in de jaren zestig een concept-album of een rock-opera zou worden genoemd. De muziek is heel anders geworden en geeft er blij van dat Green Day heel erg goed naar rock uit die eerdere perioden heeft geluisterd. Uitgesponnen songs die hele verhalen vertellen, vol karikaturale beelden over de muziekwereld maar vooral van de dolgedraaide commerciële gehersenspoelde en oorlogvoerende maatschappij die de VS is. Homecoming  is een vijfdelig muzikaal epos van meer dan negen minuten op zichzelf, met wisselingen van decor, van muzikaal genre – stevige rock, rock ballad, ouderwetse rock ‘n’roll, en uiteindelijk dezelfde statige stevige rock van het begin. Het is een beetje Meat Loaf en zijn Paradise by the Dashboard Lights, maar dan honderd keer beter en voorzien van sterke tekst.

Het album stamt uit 2004 en verscheen net nadat de belangrijkste kandidaat voor de titel van American Idiot voor de tweede maal president was geworden. Uit de titelsong  enkele typerende zinsneden: “Don wanna be an American idiot, Don t want an nation under a new mania… Well maybe I m the faggot America, I m not part of a redneck agenda”; en dan het refrein: “Welcome to a new kind of ternsion, All across the alienation, where everything isn’t meant to be okay; television dreams of tomorrow, we ‘re not the ones who ‘re meant to follow, For that s enough to argue” .Het geheel gezongen als strakke rocksong, niet meer herkenbaar als punk, maar de woede is bepaald niet weg. Het gegeven van “wij doen niet mee mw met de rechtse waanzin” was al in een eerder, heel aanstekelijk liedje verwerkt: Minority  uit 2000, van het album Warning. Openingzinnetjes van de song  : “I wanna be the minority, I don ‘t need your authority, down with the moral majority, cause I wanna be the minority”. Dáár wil je toch deel van uitmaken, van zo n minderheid?

Na American Idiot wordt het kalmer in Green Day-country. In 2009 volgt nog 21st Century Breakdown dat soortgelijke sferen en thema ‘s bevat als American Idiot. Het bevat een ironische ode: The Last of the American Girls,  op een nostalgisch klinkende rock n roll melodie  maar een begeleiding die eerder aan de jaren zeventig dan aan de jaren vijftig doet denken, een lied waarin de zanger knipogend zingt: “She puts her make-up on like grafitti on the walls of the heartland; she’s got her littl;e book of conspiracies right in her hand” en “She wears her overcoat for the coming of the nuclear winter”; “She ‘s on a hunger strike for the ones who won make it for dinner”; en dan herhaald: “She s a natural disaster, she s the Last of the American Girls”. De zanger steekt duidelijk de draak: met de houding van mensen die op modieuze wijze alternatief en kritisch zijn. Maar er klinkt toch ook bewondering in door, misschien wel iets meer ook, of is dat enkel invulling?

Dat ook in deze periode de afkeer van de gevestigde orde bij Green Day bepaald niet weg is, blijkt uit de genadeloze rocksong Know your Enemy.  Het dreunt door op een zeer eenvoudige deun  : “Do you know the enemy, do you know your, Well gotta know the enemy ohaooh!” En dan: “Bring on the fury, the choir infantry, Revolt against the honor to obey”. En, na vele herhalingen van dezelfde korte muzikale frase, een soort refrein: “Insurgency will rise, when the blood ‘s been sacrificed, Don be blinded by the lies in your eyes” Zelfs een “So give me, give me revolution!”ontbreekt niet. En het klinkt allerminst als parodie of ironie. Hoe diep hun radicalisme zit is lastig te zeggen, ze hebben met mega-optredens en giga-platenverkoop intussen fortuinen bij elkaar gespeeld, want met dradicale idealen op gespannen voet staat. Maar je krijgt toch het gevoel dat ze dit soort songs, op het moment dat ze ze maken en spelen, ergens nog menen ook. Mensen zijn nu eenmaal iets complexer dan hun sociaal-economische positie en rol alléén.

Intussen was de band al met dit album voor veel liefhebbers al veel minder interessant geworden, en dat werd nog erger na hun trilogie uit 2012: Uno, Dos en Tre. Spreek een liefhebber die Green Day als actualiteit – en dus niet pas achteraf, zoals ik voornamelijk – heeft meegekregen, en je hoort over deze albums weinig goeds. Dat is te begrijpen. De oorspronkelijke punksound is vrijwel weg, er voor in de plaats komt wat je mainstream rock kunt noemen. Maat wat mij betreft gaat het dan nog steeds om hoogwaardige rock. Het blijft energiek, levendig. Er zitten, meer dan vroeger, songs tussen die niet blijven hangen en waaraan je weinig mist. Maar de albums bevatten toch ook nog juweeltjes. Oh Love, een ballad waarvan de video  helaas ontsierd wordt door een nogal seksistisch beeld met om de zanger heen deinende schaars geklede dames wiens taak het overduidelijk is om mooi en aantrekkelijk te zijn ter wille van de mannelijke kijker / koper. Voor een band die eerder in haar bestaan durfde te spelen met rolpatronen en seksuele identiteiten is dat een dieptepunt – maar de song zelf is gewoon sterk. Gelukkig is er ook een video waarbij gewoon de tekst in beeld komt. Scheelt ergernis. Een mooie song is toch ook Carpe Diem  dat zowaar weer enigszins punk-achtig klinkt.

Een verrassing voor mij was de ontdekking van 99 Revolutions,  een song van Tre, en dus uit 2012. “There ‘s a trouble in the air”, begint het in hoog tempo, op een melodietje  dat je na twee keer luisteren na kunt neuriën, en na een bijna juichend gitaarloopje, “a rumble in the street, a going out of business sale, And a race to bankruptcy”. Crisis, dat is duidelijk.. Maar ook een antwoord. “It ‘s not one to 99, it s 99 to one, A common cause and a call to arms, For the health of our doaughters and our sons” en dan het refrein: “99 revolutions tonight….” Het gaat overduidelijk over Occupy, met haar slogan van de 99 procent tegen de één procent. Maatschappijkritiek is, ook in deze late fase van hun loopbaan, niet verdwenen. En ze willen dat dit geluid gehoord wordt ook: op hun optreden op Rock am Ring  in 2013 openen ze met Know you Enemy, en laten dat volgen door 99 Revolutions. Hetzelfde gebeurde op het Reading Festival , datzelfde jaar.

Maar ten diepste in Green Day zo n goeie band, niet vanwege die maatschappijkritische teksten op zichzelf, hoe zeer ik die ook waardeer. Die teksten maken deel uit van muziek die raakt tot op het bot en in de ziel. Dat blijkt ook juist uit de ballads die ze zingen. Een lied als Wake Me Up When September Ends, in langzaam tempo maar in hoge intensiteit, met plotselinge omschakeling van vrijwel akoestische begeleiding naar stevige, wederom naar het betere deel van de seventies verwijzende, rock. Misschien opmerkelijker – omdat ze het maakten toen hun albums nog vol stonden met recht toe recht aan punk rock – was het overbekende Good Riddance  (Time of your life), een weemoedig afscheidsliedje uit 1997. We horen een akoestische gitaar, we horen wat subtiele strijkers, en we horen Billy Joe Armstrong. Dat is feitelijk alles, en het is genoeg. Wat mij betreft is dit voor de jaren negenrig wat Yesterday was voor de jaren zestig. En dan dat prachtige zinnetje, wat bij live-optredens vaakdoor de menigte wordt gezongen terwijl de zanger zwijgt: “For what it ‘s worth, it was worth all the while”. Kippenvel. Steeds weer. Eigenlijk ook wel een mooi zinnetje om een jaar mee af te sluiten, trouwens, en te hopen op een beter jaar voor de boeg. Maar dat is, naast de hoofdzaak die de Green Day-muziek vanavond is, nog eventjes bijzaak.

Peter Storm

Comments are closed.