Kerst 1914: toen de oorlog buitenspel stond


donderdag 25 december 2014

Honderd jaar geleden vonden enkele van de meest merkwaardige en opzienbarende voetbalwedstrijden in de geschiedenis plaats. De deelnemers: frontsoldaten van oorlogvoerende landen, mannen die nog de dag tevoren op elkaar hadden moeten schieten en dat kort erna wederom moesten doen. De locatie: de frontlinies in Noord-Frankrijk, waar Duitse en Franse troepen tegenover elkaar stonden in de loopgraven. Soldaten staakten de oorlog, al was het maar voor even. Honderd jaar geleden: Kerst 1914. 

De potjes vriendschappelijk voetbal maakten deel uit van wat bekend staat als de Christmas Truce, het Kerstbestand. Feitelijk kwam dat bestand neer op een omvangrijke en veelvormige semi-muiterij, een soldatenstaking, een weigering van soldaten van oorlogvoerende staten om ook nog eens tijdens kerst oorlog tegen elkaar te voeren. Soldaten hoorden elkaar kerstliedjes zingen aan de andere kant van het front, nodigden elkaar uit om samen te zingen, bezochten elkaar in elkaars loopgraven, schudden elkaar de hand en ja, ze speelden vriendschappelijke partijtjes voetbal. Een ontroerende episode waarin elementaire menselijkheid zich verzette tegen het moordenaarswerk waartoe soldaten waren geprest.

Hogerhand vond het helemaal niks, al die menselijkheid. Zo kun je immers toch geen productief oorlogsbedrijf runnen? Maar de schaal van de semi-muiterij was zodanig dat de autoriteiten de gang van zaken enkele dagen tolereerden. Ze konden weinig anders. Christian Carion, in een mooi artikel op de BBC-website: “Een groot aantal soldaten van alle nationaliteiten op diverse plaatsen aan het front waren betrokken bij verbroedering op Kerstmis 1914. Zoals een Britse officier schreef: ‘Niemandsland werd ieder mans land’” .Vrouwen kwamen er in dit verhaal en het woordgebruik weer eens niet aan te pas. Maar wat een glorie klinkt er desondanks in de formulering door! Het land van niemand was, werd heel even in potentie het land van iedereen samen.

De omvang van de verbroedering was zodanig dat keiharde repressie kennelijk te riskant werd geacht. Maar het gezag zat niet stil. Hetzelfde artikel over de hogere commandanten: “ze probeerden de orde te herstellen door ‘besmette’ eenheden, zoals een officier ze noemde, te verplaatsen. Sommige Schotse vrijwilligers werden naar huis gestuurd na twee weken thee drinken en voetbal spelen met de Duitsers”. Als autoriteiten muiterij alleen maar weten neer te slaan door de muiters naar huis te sturen, voelen ze zich niet al te sterk. En inderdaad: “Niemand kwam voor het vuurpeloton, aangezien er teveel mannen betrokken waren.”

Na enige tijd kwamen de instructies van hogerhand om het schieten te hervatten. Maar de rebelse geest was niet onmiddellijk gedoofd. Carion, voor wie het verhaal van de muiterij een schokkende ontdekking was waar hij vervolgens onderzoek naar is gaan doen, vertelt over een notitie van Duitse soldaten aan hun Franse collega’s. “De boodschap, geschreven in rudimentair Frans, zei dat een kolonel hun loopgraaf zou bezoeken, en dat ze het vuur moesten openen om 2 uur ś middags. Dus het zou een goed idee zijn om dan te bukken. Maar dat zou ze beslist niet beletten om om 5 uur wast te gaan drinken zoals gepland op 5 uur ‘s middags. Het was ondertekend: ‘Jullie dierbare Duitse kameraden’”. Dat was klaarblijkelijk de geest onder veel soldaten.

Die geest moest worden gesmoord, vond hogerhand. Daar slaagden de commandanten helaas in, en de jaren erop vonden kerst plaats zonder kerstbestanden. Helemaal weg was die geest niet. Het was deze muitersgeest die in 1916 tot grote muiterijen in Frankrijk leidde, en in 1917 en 1918 het einde hielp inluiden van zowel het Russische als het Duitse keizerrijk. Adam Hochschild en Steven Johns, die ook schreven over de Kerstgebeurtenissen van 1914 en waar ik nog aan toe kom, duiden dit aan.

De muiterij van Kerstmis 1914 wordt terecht niet vergeten. Louis, Barthas, een Franse korporaal van destijds, spreekt in het BBC-artikel een hoop uit: “Misschien dat er op een dag in de regio van Artois een monument oprichten ter herdenking van de opwelling van broederlijke gevoelens tussen mannen die oorlog haatten en gedwongen werden elkaar te doden tegen hun wil.” Carion sluit zich bij die hoop aan.

Herdenken is echter maar al te vaak een tweesnijdend zwaard. Adam Hochschild vertelt op Tomdispatch  dat de gebeurtenis al op allerlei manieren wordt herdacht. Hij schrijft over het zogeheten kerstbestand: “Dat verhaal – in recente jaren gepolijst door boeken, songs, muziekvideo ‘s, een feature film, en een opera – is in grote lijnen waar. Op Kerstdag wisselden troepen inderdaad sigaretten uit, helmen, blikken eten, jasknopen en souvenirs. Ze zongen carols, barbecueden een varken, poseerden samen voor fotografen, en ruilden Duits bier voor Britse rum. Op diverse plaatsen speelden mannen van de rivaliserende legers samen voetbal.”

Laat nu juist dat laatste feit aanknopingspunt zijn voor een herdenkingsactiviteit. In Groot-Brittannië heeft de Football Association zich op de herdenking geworpen. Die “heeft zich aangesloten bij de continent-brede Union of European Football Associations om het Kerstbestand-voetbaltoernooi en andere herdenkingsheisa te organiseren.” Jazeker, zoals Hochschild ook schrijft: “iets herdenken, zelfs als het vrede is in plaats van oorlog, is goed zakendoen.” En een met dalende bezoekersaandacht en dus inkomensdaling bedreigde commerciële sector kan wel een opsteker gebruiken, dus een herdenking van dat Kerstbestand komt goed uit.

En het is niet alleen de voetbalbranche die herdenkt. De toeristenbranche weet er ook raad mee. België stopt volgens Hochschild “41 miljoen dollar aan openbare fondsen in musea, tentoonstellingen, publiciteit en andere toeristische infrastructuur, afgezien van privé-investeringen in nieuwe hotelkamers, restaurants, en dergelijke.” Natuurlijk. Je kunt toeristen lokken met oorlog. Je kunt weer andere toeristen – of misschien wel dezelfde – lokken met vrede. Betalen zullen ze toch wel.

Overigens is lang niet overal het enthousiasme om de muiters van 1914 te herdenken even groot. In Frankrijk ondervond het maken van een film in 2004 in sommige militaire kring weerstand: “Het leger kon niet ‘betrokken worden in een film over rebellen’, zo werd mij verteld”, aldus de eerder genoemde Clarion die de film in 2004 hielp maken.

Hochschild verklaart de ruimte die de herdenkingen krijgen ook uit het feit dat dat kerstbestand weinig bedreigend was, en dus probleemloos herdacht kan worden. “In de eerste plaats vertegenwoordigde deze gebeurtenis – opmerkelijk, spontaan en werkelijk ontroerend als het was – geen uitdaging aan de soevereiniteit van de oorlog. Het werd bekrachtigd door officieren ter plekke; het was kortstondig (de complete furie van beschieting en machinegeweervuur werd binnen een dag of twee hervat; en gifgas en vlammenwerpers werden spoedig aan de verschrikking toegevoegd); en het werd nooit herhaald. Het is veilig om te herdenken want het bedreigde niemand.”

Ik denk dat dit zonder meer niet klopt. Uit het BBC-stuk bleek al dat de officieren ter plekke het bestand bekrachtigden omdat de omvang ervan te groot was om het simpelweg neer te slaan. Niet voor niets werden er inlichtingenofficieren naar het gebied van de muiterijen gestuurd om te kijken wat er gaande was. Een gezag dat zich niet bedreigd voelt, hoeft dat niet te doen. Ook zagen we dat er wel degelijk druk van bovenaf was om de muiterij in te dammen: het gezag reageerde alsof het zich wel degelijk bedreigd voelde. Dat het ‘Kerstbestand’ de jaren erop niet werd herhaald, was waarschijnlijk omdat de hogere commandanten, die in 1914 overvallen waren door de spontane actie van de soldaten, de jaren erop waren voorbereid en preventieve maatregelen hadden genomen.

Het is belangrijk om te wijzen op de schaal en de wijde verbreiding van de spontane staakt-het-vurens. Steven Johns schrijft over de gebeurtenissen een belangwekkend stuk op Libcom,  met ooggetuigenverslagen en details. Hij spreekt van “rond de 100.000 man, bijna alleen aan het Westelijk front, alhoewel er ook een kleine wapenstilstand aan het Oostfront was was tussen Oostenrijkse en Russische troepen”. Hij wijst op de boze houding van het britse opperbevel. Hij zegt ook: “In sommige gebieden duurde de stopzetting van vijandelijkheden tot Tweede Kerstdag, maar in andere duurde het tot in het nieuwe jaar.” Dit was geen episode die ‘niemand bedreigde’, zoals Hochschild het stelde. Het was een episode die de oorlog zelf bedreigde. Dat was het prachtige ervan.

Ik denk dat de officiële herdenking enerzijds een erkenning is van het soldatenverzet, en van de sympathie die zoiets bij heel veel mensen toch oproep; anderzijds een poging om de angel er uit de te halen door er een officieel en commercieel karakter aan te geven. Natuurlijk is dat hoogst onbevredigend, het doet aan de subversieve betekenis van de gebeurtenissen geen recht. De beste herdenking van de gebeurtenissen is een uitgebreide herhaling ervan, eentje die niet ophoudt tot de oorlog de nekslag is toegebracht en er geen officieren meer zijn met gezag om muiterij al dan niet te ‘bekrachtigen’ voor ze er alsnog een eind aan maken. Serieuze aandacht voor de dappere mensen die liever samen thee dronken en voetbalden dan elkaar overhoop te knallen, is wat mij betreft deel van de oorlog die we tegen oorlog dienen te voeren. En die aandacht dient niet tot een enkele kerstdag beperkt te blijven.

Peter Storm

, ,

Comments are closed.