Verrechtsing, vermeend en reëel


donderdag 22 mei 2014

Verrechtsing is een begrip dat ter linkerzijde al sinds jaar en dag gehanteerd wordt, te pas en ook vaak te onpas. Het idee is dat de maatschappij steeds rechtser wordt, dat rechtse waarden en opvattingen, normen en waarden dominant zijn geworden. Ten dele is dat onmiskenbaar het geval.Maar vaak worden zaken als symptoom voor die verrechtsing gezien die dat niet echt zijn, terwijl agressief oprukkende rechtse opvattingen nog altijd te weinig wordt gesignaleerd en weersproken. Zo onderschatten we nog nog steeds aanzienlijke kracht van de weerbaarheid van onderop, maar weten we tegelijk ernstige bedreigingen ervan te weinig onder ogen zien.

Een voorbeeld van vooral de eerste misvatting zien we in “D66 en de trend naar rechts”, geschreven door Jeroen van der Starre en verschenen op Socialisme.nu. Hij constateert dat kiezers weliswaar de regeringspartijen de rug toe keren maar “vooral naar rechts bewegen” en vraagt dan: “Waar komt deze verrechtsing vandaan?”

Het eerste wat hier al mis is, dat is de bewering dat kiezers zo ‘n rechtse richting uitgaan. Ja, het klopt dat D66 groeit. Ja, het klopt dat de SP maar weinig groeit. Maar nauwkeurigheid is hier wel wenselijk. Ja, “haar 5,2 procent van de stemmen zijn krap de helft de 9,6 procent van de laatste Kamerverkiezingen.” Die vergelijking is een beetje scheef: de SP doet lang niet in alle gemeenten mee aan plaatselijke verkiezingen, hetgeen een flink deel van het lagere percentage ten opzichte van Kamerverkiezingen verklaart.

Maar dat is niet mijn kernpunt hier. Even verderop zien we waar de schoen werkelijk wringt. “Ten eerste is een groot deel van deze verschuiving niet zozeer een gevolg van anders stemmen, maar van de lage opkomst.” En die zien we vooral daar, waar mensen wonen die veelal links stemmen, in de armere buurten. “Links slaagt er dus niet in zijn aanhang te mobiliseren: die gelooft blijkbaar niet dat stemmen ook maar enig uitzicht biedt op verbetering van hun situatie.” Anders gezegd: veel mensen die standaard tot de linkse achterban worden gerekend, weigeren zich nog als leden van die achterban te gedragen. Tegelijk vertikken ze het ook om zich in de achterban van rechts te voegen. Ook de meest luidruchtige oppositiepartij, de radicaal-rechtse PVV, boezemt deze mensen kennelijk geen vertrouwen in.

Ik kan in deze trend – wegblijven van de stembus, en niet uitwijken naar rechts – op zichzelf geen verrechtsing zien. Het is eerder een afhaken uit electorale politiek, verbrokkeld, versnipperd, zeker niet eenduidig in haar richting of doelbewustheid. Maar in de kern hebben deze mensen één ding erg goed door: de politiek, juist ook de linkse politiek, is er niet voor hun, is niet te vertrouwen. Voor sommigen kan dat de aanloop zijn naar het marcheren achter een Grote Leider en een verlangen naar orde op zaken. Voort anderen kan het deel uitmaken van beginnend inzicht dat dingen pass veranderen als ze zelf in beweging komen. Voor weer anderen is het een terugtocht in de beperkte schijnveiligheid van het privéleven want aan de boze buitenwereld doe je toch niks.

Het is dus een complex verschijnsel, waarvan de verzwakking van electorale illusies positief is, het ondermijnen van het idee dat je sowieso dingen in de maatschappij ten goede kunt keren juist negatief. Maar het is misplaatst om dit onderliggende verschijnsel af te doen als verrechtsing. Ook zal het niet werken om deze afgehaakte, boze en vaak straatarme mensen te benaderen als “linkse achterban” die weer naar de stembus gejaagd moet worden. Veel beter lijkt het me om tussen deze mensen te staan, en te zoek naar zo concreet mogelijke handvatten om daadwerkelijk iets aan hun – vaak ook onze – situatie te doen. Misschien dat mensen die de stembus boycotten, ook wel iets voelen voor het boycotten van hun huurverhoging. Dat zouden we kunnen aankaarten, toch?

Er is volgens Van der Starre nog een verrechtsende trend. “Een ander deel van de traditioneel linkse achterban is naar rechts opgeschoven. Het gaat dan om de meer geprivilegieerde delen van de beroepsbevolking: lager- en middenkader, zelfstandigen en andere specialisten.” Specialisten en zelfstandigen als “traditioneel linkse achterban”? Het gaat hier om de traditionele kiezersaanhang van rechts en van rechtser dan rechts. Met alleen steenrijke ondernemers wint geen VVD en geen CDA en geen PVV immers meer dan een zeteltje of vier, vijf. Kleinere ondernemers en mensen met allerlei managementsfuncties – in marxistisch spraakgebruik: de kleine burgerij en de middenlagen – vormen de klassieke achterban van rechts, niet van links. Dat deze groep neoliberaal stemt is, met het neoliberalisme stevig in het zadel, niet vreemd. Dat het van de neoliberale partijen juist D66 is dat scoort, is echter weer opmerkelijk. Het is enerzijds de partij die – vanuit de oppositie – dat neoliberalisme keihard propageert. Het is echter tegelijk een partij die zichzelf graag modern, verlicht en progressief noemt, en door veel mensen – ten onrechte – als enigszins links gezien wordt. Als VVD en PvdA verliezen, en D66 profiteert daarvan, is dat dan wel zonder meer verrechtsing?

Het wordt nog lastiger als we binnen deze groepen kijken: “een deel van deze middengroepen bestaat uit kinderen van migranten die een hoge opleiding hebben en individuele emancipatie als oplossing zien.” Mensen uit deze categorie horen, zoals Van der Starre aantoont, wel tot de groep die veelal links stemt, als we tenminste de PvdA nog enige linksheid toekennen. En inderdaad, links stemmen doen deze mensen nog maar weinig, ook hier scoort D66. Een reden: “Bij hen speelt mee dat Pechtold te boek staat als fel criticus van Wilders.” Aha! Deze mensen stemmen dus niet (meer) op linkse partijen maar op D66 omdat ze daar meer antiracisme in herkennen. Dat lijkt me eerder een links dan een rechts motief. Natuurlijk is dat antiracisme van D66 niet te vertrouwen, natuurlijk draagt de partij zelf bij voor de voedingsbodem van wanhoop waarop Wilders en het racisme parasiteren. Van der Starre wijst daarop, en daar heeft hij gelijk. Maar het doet aan de motivatie van mensen die een hard anti-Wilders geluid prefereren boven de lauwe soep die de PvdA opdient, en de vrijwel complete stilte op dit punt van de SP waar in het stuk terecht op wordt gewezen, niets wezenlijks af. D66 is geen linkse partij. Maar de motieven waarop veel mensen op die partij stemmen, zijn gedeeltelijk wel degelijk links.

We zien dus iets heel tegenstrijdigs. Arme mensen haken af, blijven thuis, kijken naar alles behalve naar de stembus, iets wat een element van ondermijning van electorale illusies laat zien. Hoog opgeleide mensen van migrantenafkomst geven uit antiracistische motieven hun stem aan een neoliberale partij. Het zijn chaotische trends, maar er zitten elementen in – versnipperd en vaak onherkenbaar vervormd – van radicalisering naar links. Een linkse beweging die antiautoritair, buitenparlementair en solidair is, kan hier aanknopingspunten vinden voor verzet, en voor inhoudelijk tegenwicht tegen rechtse verhalen. De trends zelf zijn met het woord ‘verrechtsing’ helemaal niet goed getypeerd. Maar het gevolg van de trends is wel dat rechtse partijen in parlementaire verhoudingen heel sterk overkomen. Als rechts haar kiezers naar de stembus krijgt en parlementair links steeds minder, dan wint rechts verkiezingen, dan is er in parlementair-politieke termen ‘verrechtsing’. Maar die parlementair-politieke termen geven een sterk vertekend beeld. Uit rechtse meerderheden in de Tweede Kamer kun je niet één op één afleiden dat er in de maatschappij zo ‘n verrechtsing optreedt. Het is veel complexer, en aandacht daarvoor is nuttig als we als linkse radicalen onze kracht en onze kansen goed willen inschatten.

Is er dan geen verrechtsing buiten electorale termen? Jawel, maar die blijkt niet uit lage opkomstcijfers en ook niet uit antiracistisch gemotiveerde D66 stemmen. Verrechtsing is er in de aanhoudend hoge aanhang van de PVV – en in de uitstraling van het nationalistische en racistische gedachtengoed dat deze club propageert. Verrechtsing is er in de weerklank die dit gedachtengoed ook heeft in kringen die op andere punten naar links neigen. Vooral het breed levende anti-EU sentiment werkt als een soort breekijzer voor dit soort opvattingen. De EU wordt er in neergezet als een buitenlandse macht die ‘onze’- dat wil zeggen: de Nederlandse – bevoegdheden, regels, rechten, soevereiniteit aantast, bedreigt, ondermijnt. Het is een nationalistische redenering, die al te makkelijk aansluit bij de afkeer van ‘de islam’, de ‘massa-immigratie’ en andere ‘bedreigingen’ van ‘ons’ land en ‘onze’ cultuur’. Dit soort dingen zie je veel, en ook mensen die op andere punten links zijn gaan er vaak een verontrustend eind in mee.

Je ziet dit soort opvattingen dus allang niet meer alleen op openlijke pro-PVV-websites, Fortuynistische weblogs en Geen Stijl. Je ziet dit soort geluiden ook op websites die initiatieven tegen het kabinet Rutte promoten. Verstandige taal tegen huurverhoging en dergelijke gaat daar hand in hand met xenofobe uithalen naar de EU In de brede, maar diffuse afkeer van het kabinet en het bezuinigingsbeleid weerklinken naast linkse en radicale ook rechtse, xenofobe geluiden. Sympathisanten van PVV en andere rechtse clubs doen pogingen om in dit klimaat tyre scoren,. En uitingen van protest een uiterst-rechtse draai te geven. Het is een subtiele, ongrijpbare verrechtsing die het af en toe buiten traditioneel-linkse kanalen opflakkerende protest ontsiert en schade toebrengt. Iets daarvan zagen we in de anti-kabinetsacties van 7 maart, iets ervan zien we ook in wat de ContraClub, die soortgelijke actie op 1 mei van de grond hielp, via haar Facebook soms naar buiten brengt. Nee, 7 maart was geen extreemrechts initiatief, en nee, de ContraClub is als zodanig geen rechtse club. Maar binnen dit initiatief en rond die club lezen we wel degelijk zaken die xenofoob en rechts zijn, en lang niet altijd wordt daar adequaat afstand van genomen. Het is deze ongrijpbare verrechtsing die bij linksradicalen meer aandacht verdient dan ze krijgt. In het artikel van Van der Starre ontbreekt deze aandacht volledig.

Keerzijde van deze wijdverbreide rechtse elementen en sentimenten is de zwakte van links om daar tegenin te gaan. Het artikel wijst er terecht op dat ook de SP het op dat punt te vaak laat afweten, omdat het zich meer richt op meebesturen dan op buitenparlementaire strijd. Het artikel stelt ook in haar één na laatste zin: “De weg om dit te doorbreken ligt niet in Haags gemanoeuvreer, maar in een oriëntatie op de straat, de bedrijven en de onderwijsinstellingen.” Met die oriëntatie op straat, bedrijven en instellingen ben ik het eens. Scherper: strijd, directe collectieve actie biedt mogelijkheden die de stembus niet biedt. Aanknopingspunten voor strijd en solidariteit waren of zijn bijvoorbeeld de diverse stakingen die dit voorjaar in redelijk opvallende aantallen plaatsvonden en soms nog bezig zijn. Met name de wederom langdurige acties van schoonmakers voor hoger loon en doorbetaling van de eerste twee ziektedagen bieden een goed handvat om strijd te helpen organiseren tegen de ondernemers en hun macht, en solidariteit te bouwen van en tussen schoonmaakpersoneel en sympathisanten, ongeacht sekse of herkomst en dus over de door rechts zo graag bespeelde scheidslijnen heen.

Maar ik zie dit alles niet als “weg” om te “doorbreken” dat “linkse mensen gedesillusioneerd thuisblijven”. Dat is uiteindelijk immers nog steeds electoraal gedacht. Zelf zou ik bij dit alles iedere neiging om weggelopen linkse kiezers te vermanen om toch maar SP – of Partij voor de Dieren, of Piratenpartij, of welke verkiezingsclub dan ook – te stemmen, graag willen weerstaan. De deserteurs uit de electorale regimenten hebben gelijk in hun desertie, en liever dan zich weer in het gelid te voegen kunnen ze beter effectiever zelf bestuurde organisatievormen vinden. Mensen moeten inderdaad niet “thuisblijven” maar dat wil nog niet zeggen dat het stemlokaal hun bestemming dient te zijn. Waar links ‘haar’ mensen persé (ook) electoraal actief wil houden, en behandelt als ‘achterban’, daar fungeert dat links eerder als rem op radicalisering naar links dan als stimulans. En.linkse radicalisering afremmen komt maar al te gauw neer op verrechtsing minder effectief weerstaan. Ja, dit is een andere keuze dan die van Socialisme.nu.

Het stuk van Jeroen van der Starre sluit dan af met: “Daar is een organisatie nodig die van solidariteit weer een werkwoord maakt.” De nadruk op solidariteit klopt. Maar die mag niet afhangen van een organisatie, en zeker niet van Eén Organisatie die als sleutel voor succesvolle strijd zou moeten worden gezien. Organisatie is belangrijk, maar dan graag in meervoud, veelvormig, en boven alles op basis van zelforganisatie. Organisatie is niet zozeer een  ding  – ‘een organisatie’ die we ‘opbouwen’, maar een activiteit om iets gedaan te krijgen –  ‘we organiseren ons’. De solidariteit moet gemeengoed worden in en vanuit de talloze initiatieven groeperingen en netwerken die op een veelheid van fronten en thema ‘s tegenover de van hogerhand opgedrongen, maar bij gebrek aan tegenspel diep in de onderste lagen van de maatschappij doordringende rechtse sentimenten en opvattingen. Verbonden met zelforganisatie van onderop is daarom ook systematische argumentatie nodig – tegen de verrechtsing op de plekken waar die daadwerkelijk plaatsvindt en schade toebrengt aan strijd en solidariteit. Dat kunnen we samen en dat kunnen we zelf.

Peter Storm

Opm. 22 mei, 4.42 uur: licht bewerkt. ontbrekend woord toegevoegd e.d.

  1. #1 by malle pietje on 2014/06/04 - 20:57

    afkeer tegen islam is zeer gezond.

Comments are closed.