Griekenland: staat tegen fascisme?


woensdag 27 november 2013

Onderstaand stuk schreef ik voor de website van Doorbraak. Daar staat het al.

Op 18 september vielen enkele tientallen neonazi’s Pavlos Fyssas, antifascistisch hip-hop-artiest, aan. Giorgos Roupakias, lid en plaatslijk organisator van de Gouden Dageraad, stak hem neer. Politie stond erbij en keek ernaar, een agente greep pas in toen de rapper al op de grond lag dood te gaan. Het was een duidelijk voorbeeld van fascistische moorddadigheid en van medeplichtigheid van staatswege. Tien dagen later echter hield de politie de leider van de Gouden Dageraad aan, waarmee een serieuze operatie van staatswege tegen deze fascistische organisatie vaart kreeg. Opeens leek er van een breuk tussen staat en fascisme sprake, en vreugdekreten waren ook ter linkerzijde niet van de lucht. De vreugde is nogal misplaats, de breuk is weliswaar gedeeltelijk een feit maar is daarmee nog geen reden voor antifascistische vreugdevuren.

De moord op Fyssas was de zoveelste gewelddaad, bedreven tegen linkse en radicale mensen, maar vooral tegen migranten. Racisten brachten in mei 2011 een Bangladeshi om, in augustus vorig jaar een Irakees, en in de winter 2012-2013 een Somaliër. Het aantal door racistische gewonde migranten loopt in de honderden. Na de moord op Fyssas kondigde het gezag aan dat de onderzoeken naar dit soort gewelddaden versneld zouden plaats vinden, maar slechts in 23 zaken. Aanvallen op linkse en radicale actievoeders zijn eveneens frequent, en vaak staan neonazi’s daarbij zij aan zij met de oproerpolitie. De afgelopen jaren is fascistische straatterreur bijna net zo gangbaar geworden als de staatsterreur van oproerpolitie wiens bondgenoot de nazi-knokploegen vaak openlijk waren.

Het is symptoom van de gegroeide kracht van fascistische organisatie en activiteit in Griekenland, en van de steun die dit fascisme vanuit de staat kreeg. Nu de autoriteiten de dood van Fyssas aangegrepen hebben om de Gouden Dageraad aan te pakken lezen we van politiefunctionarissen die met de Gouden Dageraad samenwerkten en nu worden uitgerangeerd. Maar de band tussen staat, regering en fascisme gaat veel dieper, en betreft ook bepaald niet alleen de Gouden Dageraad die, na actief te zijn ondersteund, nu stevig door de staat wordt gekortwiekt. Over de achtergronden van dat kortwieken is op Libcom een prachtig stuk te lezen: “Greece: When the state turns antifa”, waar ik hieronder flink gebruik van heb gemaakt.

Fascistische politiek – de cocktail van extreem nationalisme, gewelddadig en openlijk racisme, agressie tegen alles wat links en radicaal is, het hooghouden van de meest reactionaire tradities op allerlei fronten, in dienst van het streven naar de vestiging van een autoritair bewind – heeft ook in Griekenland oude wortels. Er was het rechtse bewind van Metaxas in de jaren dertig. Er was de burgeroorlog tegen communistische partizanen in de jaren veertig, met haar erfenis van fanatiek anticommunisme waarachter afkeer van elk linkse en radicale streven schuil ging. Er was het kolonelsbewind, de militaire dictatuur waarmee rechts en uiterst rechts van 1967 tot 1974 elk verzet van links en van onderop probeerden te breken.

Er was een veelheid van kleine en iets minder kleine groepjes die de jaren erna fascistische politiek propageerden, vochten tegen radicale actievoerders, griezelige blaadjes volschreven met openlijke nazi-taal en Hitler-verering. Een van die blaadjes heette de Gouden Dageraad, en werd gemaakt onder leiding van Michaloliakos. Rond dat blad vormde onder zijn leiding zich de gelijknamige organisatie. Die begon zich in de jaren negentig van de vorige eeuw te profileren toen nationalistische Grieken zich boos maakten over de naam van een zojuist onafhankelijk geworden deelrepubliek van Joegoslavië: Macedonië. Dat kon niet door de chauvinistische beugel, want het refereerde in hun ogen naar Griekse gloriedagen van Alexander de Grote en impliceerde volgens hen bovendien een claim op stukken Griekenland.

In latere jaren schoof de Gouden Dageraad iets van haar openlijke nazi-symboliek naar achter, ging vooral koketteren met de Grieks-Orthodoxie, en bekwaamde zich in demagogie en aanvallen tegen migranten en tegen radicalen, vaak vrijwel hand in hand met de oproerpolitie die er een aanvulling van haar eigen menskracht in onderkende. Toen de economische catastrofe toesloeg ende Griekse staat aan het bezuinigen sloeg met de hete adem van EU en IMF in haar nek, kreeg extreemrechts extra kansen. De wanhoop, de sociale ellende, dreef mensen in actie en naar links én naar rechts. In actie via stakingen, vakbondsprotest en straatgevechten tegen de politie. Naar parlementair links, met de snelle groei van de partij Syriza. Maar ook naar rechts, aanvankelijk naar de parlementair-rechtse, PVV-achtige groepering LAOS. Die ging echter rond 2011 meeregeren met bezuinigingscoalities, waarna kiezers prompt weer wegliepen. Gouden Dageraad bleef buiten de regering en begon kiezers te vergaren die rechts waren maar tegelijk tegen het opgelegde bezuinigingsbeleid zoals verwoord in het zogeheten Memorandum, de overeenkomst tussen Griekenland en internationale instellingen over bezuinigingen in ruil voor kredieten. Links was Syriza en de stalinistische KKE tegen dat Memorandum; rechts was de Gouden Dageraad de enige anti-Memorandum-partij, en dat legde haar geen windeieren. In de zomer van 2012 vergaarde ze 18 parlementszetels.

De kracht van Gouden Dageraad groeide niet alleen door informele samenwerking met de politie. Ook de woede over de bezuinigingen was op zich niet voldoende, die dreef mensen immers allerlei kanten op. Diverse aspecten van het regeringsbeleid versterkten echter het fascisme en de Gouden Dageraad. Er was om te beginnen het nationalisme waarmee de regering de bezuinigingen presenteerde: ze waren nodig ‘om het vaderland te redden’, en meer van dat fraais. Nationalisme vergiftigde aldus de atmosfeer, en daar sponnen nazi’s garen bij. Er was tegelijk ook het nationalisme waarmee het protest tegen het Memorandum doortrokken raakte, want de regering presenteerde Griekenland tegelijk ook als slachtoffer van internationale financiële en politieke druk. Arme Grieken tegen het boze buitenland, vooral tegen het boze Duitsland, dat werd het ‘frame’ dat veel mensen die kwaad waren over de bezuinigingspolitiek hanteerden. Dat de Griekse regering en ondernemersklasse zelf actief en overtuigd meewerkte aan bezuinigingsbeleid, verdween uit het zicht. Zo kregen mensen die de schuld van de crisis legden, niet bij de Griekse heersers en de staat, maar bij een buitenlands complot, ruimte. Fascisten stonden vooraan om die ruimte te benutten. De strijd tussen pro- en anti- Memorandumpolitiek versmalde zo in hoge mate tot een strijd tussen verschillende invullingen van nationalistische politiek.

Tegelijk droeg de regering ook zeer actief en zeer crimineel bij tot de versterking van racisme. Grootschalige razzia’s waarin politiemachten migranten aanhielden om papieren te controleren, de opsluiting van duizenden migranten in detentiecentra die feitelijk concentratiekampen vormden, alledaags politiegeweld tegen migranten dat nauwelijks te onderscheiden was van nazi-geweld… het droeg bij aan de hatelijke, racistische sfeer die door fascisten als legitimatie, als steun in de rug werd ervaren en benut. Tevens voerde de staat een hard gevecht met linkse en radicale krachten die zich zowel tegen de sociale afbraakpolitiek, de politierepressie, het staatsracisme, als de fascistische acties richtten. Autoriteiten behandelden radicale sociale bewegingen vrijwel openlijk als binnenlandse vijand. Dat gaf fascisten extra legitimatie en zelfvertrouwen om hetzelfde te doen maar daarbij af en toe nog een gewelddadig stapje verder te gaan. Tegenover migranten én tegenover krakers, anarchisten, stakende arbeiders, antifascisten en andere radicale en linkse actievoerenden waren staat en neonazi’s vaak twee handen op één buik.

Er waren echter twee punten waarin de wegen van de gevestigde macht en die van de Gouden Dageraad uiteen begonnen te lopen. De gevestigde macht drukte het Memorandum, en de bijbehorende bezuinigingen en privatiseringen, door. De Gouden Dageraad was tegen dit memorandum. De reden was puur nationalistisch: met het Memorandum werd soevereiniteit uit Griekenland weggehaald en naar internationale machten overgeheveld. Tegen bezuinigingen op zichzelf had de Gouden Dageraad geen bezwaar, en het voedsel uitdelen op straat was dan ook symboliek. Toch maakte de groei van een rechtse anti-Memorandumstroming de speelruimte van de regering om door te drukken, wel kleiner. De Gouden Dageraad was toch een stoorzendertje aan het worden.

Dat gold ook op het tweede, wellicht meer fundamentele punt: de macht op straat versus de macht in de staat. Rechtse politici vonden het best dat Gouden Dageraad een handje meehielp tegen links. Als pitbulls tegen links was die club nuttig – maar alstublieft wel goed aangelijnd. Regering en staatsmacht wilden wel de regie in eigen handen houden. Politieagenten die Gouden Dageraad tips gaven, beschermden en indirect aanstuurden was één ding. Agenten wiens loyaliteit aan de Gouden Dageraad voorrang kreeg boven gehoorzaamheid aan de regering werden een ander verhaal. Knokploegen die de politie aanvulden was één ding. De beginnetjes van een fascistische gewapende organisatie die de gevestigde staatsmacht ondermijnde en door fascistische staatsmacht dreigde te vervangen was nog iets anders. De Gouden Dageraad werd wel erg sterk, terwijl de regering slechts een gammele coalitie was. De regering had reden zich bedreigd te voelen door de rechtse rivalen van de Gouden Dageraad. Daar wortelt de breuk die werd voltrokken na de moord op Fyssas.

Het is van fundamenteel belang er op te wijzen dat, met het kortwieken van Michaloliakos’ fascisten, er aan fascistische invloed in de Griekse politiek bepaald geen einde komt. Fascisten en fascistische sympathieën zitten namelijk ook op andere plekken, boven alles in de conservatieve regeringspartij Nieuwe Democratie zelf. Die stelt zich al heel lang op als plaats waar fascistische straatvechters en neonazi’s een soort facelift kunnen krijgen, waarna ze iets minder openlijk fascistisch een nette carrière kunnen maken.

Voorbeelden te over. Ik pluk ze, zoals meer gegevens, uit het genoemde stuk op Libcom. Premier Samaras zelf bijvoorbeeld: die was in zijn jonge jaren aanvoerder van een knokploeg een jeugdorganisatie van de Nieuwe Democratie. Die knokploeg viel anarchisten, stakers en zelfs leden van de keurige sociaaldemocratische PASOK – waarmee Samaras momenteel regeert! – aan. Makis Voridis, actief in fascistisch knokploeggeweld, ooit lid van EPEN, een partij van aanhangers van het kolonelsbewind, waar hij Michaloliakos als chef opvolgde, daarna actief in LAOS en voor die partij zelfs even minister. Toen LAOS uit de coalitie stapte, bleef Vorodis, werd door LAOS geroyeerd en sloot zich bij Nieuwe Democratie aan. Carrière boven alles, en voor Nieuwe Democratie was diens fascistische staat van dienst geen probleem. Dan is er nog Adonis Georgiadis. Ook hij zat ooit bij LAOS, en hij werd berucht als hetzerige TV-persoonlijkheid. Enkele van zijn uitspraken: “Illegale immigranten met ziektes zwerven rond in dezelfde straten als onze gezonde burgers”; “Illegale immigranten slachten Grieken af, verkrachten en plunderen ze. Extreme linksen steken Athene in brand en sommige mensen kritiseren de politie.” Deze en nog veel meer soortgelijke uitspraken deed de man in 2011 en 2012. Hij is dus geen LAOS-lid meer, maar maakt deel uit van Nieuwe Democratie. In de huidige regering is hij ministerie van gezondheid!

Nee, de Nieuwe Democratie is geen fascistische partij zoals Gouden Dageraad dat is. Maar het is wel een plek waarbinnen halve en hele fascisten politiek actief zijn en hun stempel op de politiek helpen drukken. Het idee dat een door deze partij geleide regering met de recente aanval op Gouden Dageraad ook een breuk met fascistische politiek beoogt, is belachelijk. De regering wil de regie terug en heeft willen voorkomen dat de groei van Gouden Dageraad een zodanig onafhankelijke dynamiek zou krijgen, dat de centrale regeringsregie in gevaar begon te komen. De regering stond ook onder internationale druk om iets te doen tegen een vrijwel openlijk neonazistische partij, en had dan ook PR-redenen om in te grijpen. Maar de regering werd gedreven door nóg een angst.

Al; geruime tijd voor de moord op Fyssas werd duidelijk dat Gouden Dageraad ergernis bij het centrale gezag wekte. Al in oktober 2012, bijna een jaar voor de moord, hief het parlement de onschendbaarheid van drie parlementsleden van Gouden Dageraad op wegens onderzoek naar criminele activiteiten. Het oppakken van koopstukken van de Gouden Dageraad, het afknijpen van geldstroom en het oprollen van hele stukken organisatie van de club, binnen twee weken na de moord, doet sowieso vermoeden dat autoriteiten de plannen voor het kortwieken van de organisatie al hadden klaarliggen. Dit was geen pure ad-hoc-reactie.

Beslissend voordat echter politie en politici de aanval op de Gouden Dageraad openden, was niet de moord op de antifascistische rapper op zichzelf. Het was de felle reactie op de moord die de autoriteiten tot optreden bewoog. Die felle reactie bestond uit omvangrijke en zeer strijdbare demonstraties tegen de Gouden Dageraad. Al op 18 september vochten betogers met oproerpolitie. Het hoogtepunt kwam op 25 september. Tussen de acht- en tienduizend betogers begonnen de demonstratie, hun aantal groeide tot 50.000 demonstranten. Betogers trokken op naar het hoofdkantoor van de fascistische partij. Dat werd verdedigd door, jawel, fascisten en oproerpolitie, nog altijd zij aan zij. Er volgden heftige botsingen met de oproerpolitie die grote hoeveelheden traangas inzette, terwijl actievoerders molotovcocktails wierpen. Dit was in Athene, maar ook in andere plaatsen demonstreerden antifascisten.

Het was deze uitbarsting van antifascistische strijd op de straten die de regering met een harde keus confronteerde. Die keus was: toelaten dat militante antifascistische strijd zowel de Gouden Dageraad versloeg als de politie aanviel – of zélf tegen de Gouden Dageraad optreden en daarmee voorkomen dat de antifascistische strijd nog verder aan kracht en dynamiek van onderop zou winnen. De regering koos voor het tweede. Ze begon met haar operaties tegen de Gouden Dageraad, haalde daarmee antifascistische acties veel wind uit de zeilen, en versterkte haar legitimatie als democratische overheid die tegen allen vormen van ‘extremisme’, links én rechts, optrad. De staat trad op tegen het fascisme van de straat, om te voorkomen dat het antifascisme van de straat het karwei zelf – en dan grondig – zou opknappen. Angst om de greep op de situatie verder te verliezen, dreef kennelijk de autoriteiten. Het doet een beetje denken aan de militaire staatsgreep van generaal Sissi in Egypte, afgelopen zomer. Die schoof president Morsi en diens Moslim Broederschap hardhandig opzij, toen duidelijk werd dat een hoogst opstandige bevolking al bezig was om het zelf te doen. Zo ontdeed Sissi zich van een rivaal, en versterkte tegelijk zijn eigen machtspositie tegenover demonstranten uit welke richting dan ook. Hetzelfde doet momenteel de Griekse staat door tegen de Gouden Dageraad op te treden, en tegelijk de antifascistische strijd ogenschijnlijk overbodig te maken.

Het is daarom heel verkeerd, onverantwoordelijk verkeerd, om hier van een “overwinning van de geweldige antifascistische beweging die de straat op ging na de moord”, te noemen, zoals Socialisme.nu dat stelde in een stukje op 18 november. Er was en is een “geweldige antifascistische beweging”, jazeker. Het regeringsoptreden is daarop een reactie – een reactie die deze antifascistische beweging beoogt te verzwakken door haar eigen rol als democratisch scheidsrechter te beklemtonen. De winnaar is die regering zelf, de gevestigde staatsmacht – dezelfde staatsmacht die eerder samenwerkte met de Gouden Dageraad, en haar legitimatie en ideologische ruimte hielp verschaffen. Het waren niet wij die de Gouden Dageraad om zeep hielpen; dat deed het systeem dat de Gouden Dageraad opkweekte” zo stelde op 30 september een verklaring van Occupied London op de website From The Greek Streets droogjes en realistisch vast. Niet onze kant, maar hun kant heeft hier een overwinning geboekt. Hooguit heeft onze kant een situatie geforceerd waarin hun kant déze – en geen andere- weg koos om hun deels verloren gegane regie te herwinnen.

De aanval van hogerhand op de Gouden Dageraad is tegelijk een indirecte aanval op de zelfstandige rol die antifascisten tegenover Gouden Dageraad maar ook tegenover de staat zelf, proberen te spelen. Het versterkt de staat, en daarmee versterkt het onze dodelijke vijand. Aan het fascisme maakt het geen einde – hooguit aan de relatief grote zelfstandigheid die de Gouden Dageraad-variant ervan de laatste jaren ten toon spreidde. Fascisten die netjes onder de paraplu van Nieuwe Democratie en de politie willen werken, hebben van deze aanpak geen last, ex-Gouden Dageraad-mensen die zich bij hen willen voegen, op zoek naar een volgende rechtse career move, zijn daar waarschijnlijk eveneens welkom.

Antifascistische strijd verliest daarmee geen urgentie, maar verandert wel van vorm. Het herwinnen van kracht op straat is wezenlijk. Dat doe je echter niet door de regering op te roepen nog meer Gouden Dageraad-mensen op te pakken, en die regering dus de kans te geven om zichzelf nog meer te bewijzen als antifascistische macht die het nimmer kan zijn. Dat doe je wel door die regering, haar politie, haar racistische beleid en haar bezuinigingspolitiek zélf met verdubbelde furie te blijven dwarsbomen. Dat doe je door antifascistische strijd uit te blijven bouwen tot iets meer, iets breders en vooral iets diepers: onverzoenlijke strijd tegen kapitaal en staat.

Peter Storm

,

Comments are closed.