woensdag 2 oktober 2013
Onderstaand stuk schreef ik voor de website van Doorbraak. Daar is het intussen ook al te lezen.
In Soedan begon op maandag 23 september een reeks demonstraties tegen een grote verhoging van de brandstofprijzen. De betogingen groeiden al snel uit tot een rechtstreeks protest tegen het bewind van president Omar al-Bashir. Met stevige repressie probeert de staat de protesten neer ter slaan. Het dodental stond eind vorige week al op zeker 50 doden. Of het bewind daarin gaat slagen, is nog de vraag.
De protesten kramen op gang in Wad Madina, ten zuiden van de hoofdstad Khartoem. Daar gingen vrijwel meteen nadat de prijsverhogingen voelbaar waren, 800 mensen de straat op. Ze riepen “Nee, nee tegen prijsstijgingen”. Maar er werd ook al om het aftreden van de president geroepen, mensen staken een kantoor van de regeringspartij in brand, de politie vuurde traangas af in wat ze zelf een “beperkte rel” noemde. Een demonstrant is bij die “beperkte rel” doodgeschoten (Aljazeera, 24 september 2013).
Het protest verspreidde zich snel. Binnen enkele dagen waren er betogingen in de hoofdstad en enkele andere steden. Actievoerders vielen politiebureaus en pompstations aan. In een ziekenhuis overleden 21 mensen” (BBC, 25 september 2013). “Allemaal hadden ze kogelwonden, sommigen in de borst.” Dat wijst op met scherp op demonstranten schietende agenten.
De omvang van de demonstraties was aanzienlijk, maar niet enorm. Getuigen meldden “tot aan 3.000 mensen” in een district ten zuiden van de hoofdstad. Aan protest in Omduram namen honderden mensen deel (Aljazeera 26 september 2013). Opvallend is wel de felheid, waarbij overheidsgebouwen en benzinestations, maar ook banken en winkels het doelwit a waren – en soms ook voorbijgangers in auto’s die met stenen werden bekogeld. Opvallend was ook meteen al de radicaliteit: van een nee tegen de prijsverhogingen naar een nee tegen het hele bewind. Een groepering die zich de “Alliantie van de Jeugd in de Soedanese revolutie” vracht een verklaring uit waarin ze het aftreden van de president “samen met de corrupte regering, en het ontmantelen van haar diensten” eiste. Ik vermoed dat met “diensten” de veiligheidsdiensten worden bedoeld. Opvallend was ook de grofheid van een staatsapparaat dat onmiddellijk begon te schieten – met traangas, en ook met scherp. Al op 26 september stond het dodental op zeker 29 . Maar er circuleerden al snel veel hogere aantallen, tot 150 aan toe.
Intussen hadden de protesten de havenplaats Port Soedan bereikt en hadden vakbonden tot staking opgeroepen. (Al Akhbar, 27 september 2013) Het internet ging er een tijdje uit, de regering besloot de scholen de rest van afgelopen week te sluiten. De Nederlandse ambassade raadde toeristen in Soedan aan “zoveel mogelijk binnen te blijven” de “gewelddadige demonstraties”. (NRC, 25 september 2013)
Op vrijdag 27 september betoogden mensen in Khartoem en in Wad Madani. In de hoofdstad waren het er “duizenden” (Guardian, 27 september 2013) Betogers blokkeerden wegen om de politie tegen te houden. Veiligheidstroepen waren paraat met machinegeweren, politie schoot met traangas, ribber kogels en met scherp. Verontrustend voor het regime: een politicus van de oppositionele Umma-partij sprak in de moskee waar het protest van start ging en zei “we roepen op tot verandering van regime”. Op 30 september werd bekend dat de leiders van zowel die Nationale Umma Partij als die van de Partij van het Volkscongres PCP hun aanhangers opriepen aan de protesten deel ter nemen. ( AllAfrica, 30 september 2013) Tot dan toe hadden de partijen zich nogal afzijdig van de protesten gehouden. Die PCP wordt trouwens geleid door de relatief bekende islamistische politicus Al Turani. Het bewind van Bashir is zelf sterk islamistisch, en Turani werkte een tijdlang met het bewind samen.
Dat dit soort figuren nu tot protest oproepen, is geen goed nieuws voor het bewind. Dat er ok uit de regeringspartij intussen kritiek op de prijsstijging en de repressie klinkt, is dat evenmin “Enkele tientallen leden van de heersende Nationale Congres Partij (NCP) en van de islamistische beweging van het land hebben een petitie tegen de bezuinigingsplannen van de regering t getekend” (Volkskrant, 29 september 2013). Kritiek van binnen het establishment – waar ook de genoemde oppositiepartijen overigens deel van uitmaken – maken de positie van de regering zwakker. Maar de rol van oppositionele politiek in het establishment opent ook een gevaarlijke weg naar inkapseling van de protestbeweging, als bijvoorbeeld zo’n Turani een hoofdrol neemt, beperkte veranderingen weet los te peuteren, zonder dat de door veel demonstranten beoogde radicale omwenteling er komt. de radicale straatprotesten intussen sterk en zelfbewust genoeg zijn om zo’n inkapseling effectief kunnen weerstreven en de breuklijnen binnen het bestel kunnen benutten om de druk op te voeren tegen een door verdeeldheid verzwakte tegenstander, is een open vraag. Het protest gaat in tussen zelf nog door, met 200 vrouwelijke studenten in Khartoem die maandag 30 september demonstreerden en traangas trotseerde. (Aljazeera, 30 september 2013)
De protesten doen natuurlijk denken aan de Arabische Lente, waar ze in feite oook een onderdeel van uiotmaken. En het is niet de eerste keer in Soedan. In juni 2012 vond een reeks soortgelijke demonstraties plaats, ook tegen verhoging van de brandstofprijzen. Die begonnen met een groep vrouwelijke studenten op de universiteit van Khartoem, verbreidden zich snel en hielden wekenlang aan. (Pambazuka, 28 juni 2012), Het bewind reageerde met traangas en rubberkogels, en arrestatie van kritische journalisten en bloggers, het in beslag nemen van drie bladen en het sluiten van een krant. (Pambazuka, 12 juli 2012) Na enkele wekenebden de protesten weg. En ook toen klonk de vraag: “Demonstraties in Khartoem – verlate Arabische lente?” (NRC, 23 juni 2012) . De vrijheidsdrang waar betogers – oog in oog met de veiligheidsdiensten – blijk van geven, zijn inderdaad soortgelijk als destijds in Egypte en Tunesië. Sociale misère voedt de woede. In Tunesié was het werkloosheid onder jonge hoogopgeleiden die de opstand voedde; nu in Soedan zijn het dus die drastisch verhoogde brandstofprijzen. De combinatie van sociale ellende en politieke onvrijheid, zo typerend als voedingsbodem van verzet, zien we nu ook weer terug.
Die brandstofprijzen – in 2012 en nu weer het doelwit van het protest – hebben een bijzondere achtergrond. Ze maken deel uit van een bezuinigingsprogramma dat de Soedanese regering opgedrongen kreeg van het IMF. Zelf wijst de regering op het wegvallen van 75 procent van haar olie-opbrengsten teg gevolge van de afscheiding van Zuid-Soedan in 2011. Dat raakt de staatskas stevig, en maakte drastische bezuinigingen nodig. Dus moesten de subsidies voor brandstof weg, waardoor de prijzen omhooggingen. De economie ziot sowieso in vrije val, met een daling van het brutio nationaal product van ruim 15 procent in anderhalf jaar. ( Aljazeera 29 september 2013) Dat die afscheiding onontkoombaar werd, had echter nogal wat te maken met de repressieve houding van het islamistische bewind tegenover het zuiden, waar overwegend christenen en aanhangers van andere godsdiensten woonden. Dat zoiets kostbaar zou worden – de oliebronnen lagen nu eenmaal in het zuiden – hadden ze aan kunnen zien komen, dat de bevolking er voor past nu die rekening te betalen, is een gezonde reactie.
En zo heel arm is de regering niet. Al dat traangas, al die rubberen kogels en scherpe munitie, al die veiligheidsdiensten zijn ook niet gratis. Het leger – ‘nodig’ tegen diverse regionale afscheidingsbewegingen, in oorlogen die het bewind met haar repressie over zichzelf afroept – kosten ook een slordige duit. Nee, die prijsverhogingen zijn heel wat minder ‘onvermijdelijk’ dan de regering ze presenteert. Ze passen echter wel in het neoliberale dogma dat de regering zich door het IMF laten opdringen. Dat maakt de protesten tegen de prijsverhoging voor elke tegenstander van dat wereldwijd woekerende neoliberalisme en de achterliggende kapitalistische prioriteiten belangrijk.
Peter Storm