Feestje in Amsterdam


zondag 7 juli 2013

Soms valt ontspanning, cultuur en (anti)politieke activiteit zo naadloos samen dat het resulteert in een zeer plezierige dag. Als de locatie meewerkt, en het weer is aangenaam, dan wordt het pure magie. Dat was de situatie gisteren op en rond de heerlijke binnenplaats van de Binnenpret in Amsterdam, waar het Anarcho Folk Fest plaatsvond. Het was inderdaad een feestje in de beste zin van het woord.

Daar was dus folkmuziek te horen, maar er werd ook gevraagd om een inleidinkje over wat anarchisme nu eigenlijk was. Ik had dat voor de Brabantse Anarchistische Kring BAK, in Tilburg al eens gedaan, en gisteren deed ik het dus ook in Amsterdam. Vandaar dat ik weer eens in het verre Amsterdam belandde. Welnu: ik had dus bepaald geen spijt. Complimenten voor de organisatoren, de muzikanten en de aanwezigen die er zoiets aanstekelijks van hebben gemaakt.

Over mijn inleiding zelf ben ik kort. Een uiteenzetting, op basis van een tekst in wording van me, waarin ik eerst de anarchistische afwijzing van opgelegde hiërarchische autoriteit besprak, daarna een schets werd gegeven hoe je een anarchistisch georganiseerde mij zou kunnen inrichten, volgens beginselen van vrije associatie, van in federaties verbonden zelfbesturende gemeenschappen en bedrijven.

Daarna ging ik in op wat anarchisten onderscheidt van sommigen die dit doel – een vrije, solidaire, klassenloze én staatloze maatschappij – op zichzelf wel delen: de weg erheen. Die kan maar beter in overeenstemming zijn met het doel. Dus als je straks geen staat, hiërarchie en gecentraliseerd opgelegde autoriteit wil, kun je in je actiegroepen en netwerken die naar zo’n maatschappij streven, maar beter ook zo veel mogelijk zonder hiërarchie en autoritair ingerichte instituties – partijen, de staat – te werk gaan. Wil je straks zelfbestuur en vrije associatie, dan dienen onze acties via zelfbestuur en vrije associatie te zijn ingericht. Bij de soorten van acties heb ik geprobeerd het wezen van directe actie, waarbij rechtstreeks druk wordt uitgeoefend of beter nog, waar het doel niet eens wordt geëist maar meteen gerealiseerd wordt, te belichten.

Er kwamen verhelderende vragen, over waarom ook kapitalisme en loonarbeid een vorm van opgelegde onvrijheid vertegenwoordigden. Het aantal aanwezigen was klein: iets van vijf of zo. Dat was niet gek, want mijn lezing vond binnen plaats, terwijl het buiten zo heerlijk weer was. En mensen kwamen natuurlijk voor muziek en sfeer, niet zozeer voor politieke educatie. Maar voor de aanwezigen was mijn lezing kennelijk de moeite, en dat gold ook voor mezelf. Zoiets is altijd fijn om te mogen doen.

Ik was van plan niet heel na lang te blijven, maar daarvoor was het dus veel te gezellig, met vele tientallen – een paar honderd in totaal? – genietende mensen. Daarvoor was er ook veel te veel fijne muziek te horen. Ik weet niet van alle optredende artiesten een naam, maar buiten trad bijvoorbeeld een zanger met gitaar op die in stevig tempo liedjes ten gehore bracht. Hij sloot af met iets wat ik ook ken – en heel af en toe speel: Banks of Marble van Ed Rice, een liedje uit 1950 van een zekere Les Rice, waarin arbeiders opgeroepen worden die marmeren bankgebouwen, waar het zilver in opgestapeld is dat van de arbeiders en boeren is gestolen, over te nemen. In deze 2013-anarcho-versie ging het echter ruiger toe: “We can smash those banks of marble”, luidde het nu. Zo is het! Wat nou overnemen? Slopen die hap.

Ook buiten , maar zonder versterking, zong en speelde een drietal vrouwen, onder meer met accordeon, maar vooral met bloedmooie meerstemmige zang. Daarna werden we door een zanger-gitarist naar binnen gemaand, voor een vurig en vermakelijk optreden. Hij had ook een gitarist en accordeonist als meezingers-begeleiders, en zong grotendeels zelfgemaakte liedjes, met politieke teksten. Er zat een bewerking van een Doors-lied bij, Love me Two Times, dat nu Wartime Sweetheart heette. Indrukwekkend vond ik Fuck Me Shoes, over de ervaring transgender/ transseksualiteit. Citaat, luid meegezongen door de aanwezigen:

“Well you can bet your life that I know what I’m doing
And you can bet your life that I’m doing it for myself(…)
In my fuck me shoes and a fuck you smile,
my fuck me shoes and my fuck you smile”

Wederom: zo is het!

De zanger bleek James Bar Bowen te heten, en ik heb na afloop een CD van hem gekocht. Er zou best eens iets van in mijn repertoire kunnen belanden, het boekje bij de CD v bevat toch niet voort niets zowel teksten als akkoorden?

Weer naar buiten bleken daar drie, later vijf muzikanten, old style country muziek, een genre dat ik te weinig beluister momenteel, maar erg veel om geef en waar ik zelf ook uit put. Een akoestische basgitaar, een gitaar, afwisselend een banjo en een viool, en twee zangeressen. Prachtig! Het was een vijfsnarige banjo, dat karakteristieke instrument dat we kennen van Pete Seeger maar vooral ook van de bluegrass muziek.

Old style country is als het ware de traditionele voorloper van bluegrass, en is minder glad, en wat mij betreft (nog) mooier. Bij bluegrass gaat het te vaak op re technische virtuositeit, en om een ijselijk tempo. De oudere folksy voorloper heeft dat niet, waardoor het gevoel en de traditie helder doorklinkt. De banjo/ vioolspeler was goed, en maakte plezier en muzikale grappen! Maar dat gold voor alle vijf, wat de zangeressen lieten horen dr ging door merg en been. Een uitvoering van de klassieke bluessong St James Infirmary was een hoogtepunt. De afsluiting was gaaf en hilarisch. “No borders, but whisky!” Aldus het refrein ervan. Het ensemble bleek zich de Battenkill Ramblers te noemen. Ze hebben een website, waar ik al lees dat ze uit Frankfurt komen, en dat ze uit vier mensen bestaan. Ik vermoed dat één van de twee zangeressen als het ware een gastoptreden deed.

Daarna werd het langzaamaan tijd voor de terugreis, per omrijdende trein. Een volgende keer ben ik er weer, en dan hopelijk met mijn eigen gitaar in de aanslag. Met een variatie op Anonymous in actie: Expect me 🙂

, ,

Comments are closed.