zaterdag 8 juni 2013
Het volksprotest in Turkije houdt aan, en bepaald niet alleen in Istanbul. De oproep van premier Erdogan om te stoppen met protesteren, heeft geen merkbaar effect. OP het Taksim-plein zijn aanhoudend vele duizenden demonstranten bijeen, Daar laat de politie betogers hun gang gaan in een kennelijke poging om imagoschade vanwege traangascharges te beperken. In Ankara en andere steden, maar ook in andere delen van Istanbul zelf, gaat het vaak harder toe. Intussen is de beweging gegroeid, qua omvang, breedte, felheid, en keuze aan actiemiddelen. Praten over een Turkse lente is om allerlei redenen bepaald geen onzin.
De straatprotesten kregen de nu aflopende week een zeer belangrijke versterking, met de inzet van het stakingswapen vanuit vakbonden. Eerst DESK, een federatie van personeel in openbare dienst, met 240.000 leden zette een eerder aangekondigde staking om in een proteststaking tegen de repressie. Leden van DISK, een andere vakbondsfederatie met bonden in allerlei bedrijfstakken, staakten een dag. E Andere vakbonden en beroepsorganisaties, waaronder de vakbondskoepel TURK-IS, brachten een verklaring uit waarin ze het recht om vreedzaam te demonstreren, onderstreepten maar tegelijk betogers opriepen “gezond verstand” te gebruiken en “marginale groepen” die “vandalisme” pleegden, er van langs kregen. Het laat de breedte zien van de steun aan protest maar ook de angst van mainstream organisaties om al te radicaal over te komen. En het speelt het spelletje van machthebbers in de kaart om verdeeldheid tussen ‘redelijke’ demonstranten en ‘kwaadwillige raddraaiers en relschoppers’ aan te wakkeren. Dat echter zelfs dit soort organisaties enige afstand van de regering nemen laat wel zien hoe fragiel het draagvlak van de macht is.
Ja, Erdogan is nog steeds populair. Ja, bij zijn terugkomst na een buitenlandse reis stonden tienduizenden aanhangers hem welkom te heten. Maar zijn macht en aanzien heeft een knauw gekregen de afgelopen weken. Er is reden om aan te nemen dat die schade niet zo snel ongedaan gemaakt zal worden, dat de positie van de regering en de premier stevig is verzwakt. Dat is een succes voor een protestgolf die minder dan twee weken begon met een kleine sit-in om een parkje te verdedigen tegen slopers te behoeve van een winkelcentrum en tegen een oproerpolitie die de slopers ruim baan dacht te geven maar getrakteerd werd op een toeloop van duizenden nieuwe betogers ene een beginnende volksopstand.
Teken van de zwakte van de macht is de verdeeldheid die in de hoogste kringen merkbaar is. Premier Erdogan geeft geen krimp, noemt demonstranten vandalen en dergelijke, en eist dat ze ermee ophouden. De weg naar verandering gaat via de stembus, en die heeft hem nu eenmaal het mandaat gegeven. President Gul heeft echter gezegd dat democratie niet alleen uit verkiezingen bestaat, en daarmee impliciet erkend dat demonstreren op zich ook een plek heeft. En vicepremier Bülent Arinc heeft gewonden die vielen bij een politieaanval op demonstranten zelfs excuses aangeboden, al kritiseert hij tegelijk “marginale en illegale groepen” onder de betogers. onder hen. Maar Erdogan houdt vast aan zijn harde lijn, al heeft ook hij erkend dat het politiegeweld hier en daar te ver is gegaan. Intussen heeft een prominent Turks televisiestation ook excuus aangeboden, wegens de abominabele berichtgeving – het aanvankelijk goeddeels verzwijgen in feite – van de protesten. Dat gebeurde trouwens nadat eerst enkele duizenden mensen bij het kantoor van de zender hadden geprotesteerd. Zo heeft de op ramkoers blijvende premier nu te maken met een president en een vicepremier die ene hele andere toon aanslaan, en een omroepstation dat hem ook niet meer helemaal ter wille is. Dat wekt niet de indruk van een vastberaden en eensgezinde macht.
Erdogan geeft intussen de schuld aan drie krachten. De seculier-nationalistische oppositiepartij CHP, het internet en vooral Twitter; en ‘buitenlandse extremisten’. Over dat laatste kunnen we kort zijn. Altijd en overwal waar machthebbers protest tegenkomen, proberen ze te ontkennen dat het protest ter plekke is ontstaan, gedragen wordt door reële grieven en niet door een kunstgreep is ontstaan. Altijd en overal krijgen van de machthebbers ‘agitatoren van buitenaf’ de schuld, ‘buitenlandse extremisten’, of het nu agenten van het aloude Kremlin zijn of Al Qaeda-samenzweerders. Ze moeten haast wel, anders moeten ze namelijk de realiteit en de legitimiteit van het protest onder ogen zien. Uitzoeken of er wel of niet mensen uit andere landen meehelpen met het protest is hier dan ook teveel eer. Het erkent namelijk de validiteit van het argument, en het argument is niets meer dan een ordinaire smoes. Dat geldt ook voordat andere verhaal: de sociale media zitten erachter. Tja, als de Tsaar aller Russen het drukken en aanplakken van plakkaten maar had kunnen voorkomen, dan was 1917 nooit gebeurd en was op Kroningsdag Tsaar Nicolaas de Vijfde van de partij geweest. Toch? Machthebbers die zich keren tegen de communicatiemiddelen van rebellen is niets nieuws.
De derde smoes is interessanter: de CHP zit achter het protest. Het is niet waar. Maar het heeft wel een functie. Door te wijzen naar de grootste oppositiepartij als aanstichter van het protest, reduceert Erdogan de strijd tot partijpolitiek. Dat is veiliger terrein voor hem zeker gezien het feit dat die gevestigde oppositie bepaald niet overweldigend populair is, en gelukkig maar. Zou Erdogan bovendien mensen overtuigen van de opstandige rol van de S CHP, dan maakt hij de CHP onder rebellen alleen maar kredietwaardiger. Erdogan zou wel willen dat de CHP het protest leidt! Dan heeft hij tenminste ‘verantwoordelijke leiders’ met wie hij kan praten, die hij onder druk kan zetten of zelfs kan opsluiten. Dan kan hij via druk op de CHP het protest eronder krijgen. Met een enkele, reguliere politieke partij is door machthebbers immers veel makkelijker om te gaan en af te rekenen dan met een veelvormig, door iedereen en niemand in het bijzonder aangestuurde, volksbeweging.
De vermeende rol van de CHP is ook relevant voor wie de gebeurtenissen analyseert en vergelijkingen trekt. Zien we ja dan nee iets soortgelijks als de Arabische lente, de reeks van opstanden eb protesten die een eind hielpen maken aan het bewind van Tunesië en Egypte en Libië en Jemen, en ook elders machthebbers het leven zuur maakten. Dat waren brede protesten, niet gedragen tot een enkele partij, niet te reduceren tot partijpolitiek, niet te vangen in schema’s zoals seculiere elite en middenklasse tegen islamistische elite met massale aanhang.
Sommigen zien in de Turkse gebeurtenissen niet zoiets breeds, maar eenvoudig een botsing tussen twee elites en bijbehorende aanhang, een liberaal-seculiere en een conservatief- religieuze. Zihni Özdil maakt zich aan zo’n reductie schuldig. Hij stelt in “Why the Gezi Park Protests Do Not Herald a Turkish Spring – Yet”: “deze demonstraties vertegenwoordigen één van de laatste stuiptrekkingen van de oude ‘seculiere elites’” tegenover “de opkomende nouveaux-riches die Erdogans AKP uitmaken.” Het gaat vooral om een “culturele terugslag tegenover de in toenemende mate polariserende en autoritaire regeerstijl van de AKP-regering.” De seculiere, in cultureel oogpunt liberale, jongeren van de middenklasse revolteren tegenover een oprukkend cultureel autoritair opgelegd conservatisme. Dat is voor hem de kern van de strijd. En hij stelt, op basis van wie hij wel en niet waarneemt op Taksim: “dit is geen populaire massabeweging die gesteund wordt door brede segmenten van de maatschappij”. Een symptoom? “Massaal arbeidsprotest is in grote lijnen afwezig in het Gezi-park.” Dat schreef hij in een stuk dat op 1 juni verscheen. Op 7 juni was elders echter te lezen: “Op woensdag organiseerde KESK haar leden om te marcheren naar een manifestatie in Taksim park.” KESK was dus die vakbondsfederatie die een oproep tot tweedaagse staking had gedaan. Woensdag was het 5 juni, maar vijf dagen na het strenge oordeel van Özgil. Volgens het ooggetuigenverslag waar ik lees over die optocht, was het een omvangrijke en erg levendige bedoening, die vakbondsdemonstratie. Arbeidersprotest is deel van de beweging, en op Taksim zeer waarneembaar.
Arbeiders doen dus volop mee aan deze “revolte van de upper class”, zoals Özgil het protest ook aanduidde. Paul Mason doet op de BBC-website de volgende observaties: “Simpelweg de omvang stelt alles wat ik in Griekenland heb gezien in de schaduw.” Verder: “de breedte van de sociale steun – binnen de enclave van Istanbul – is groter dan in Griekenland en komt dichterbij die in Egypte.” En hij citeert een demonstrante: “iedereen is hier, behalve de AKP”. Dat zal een overdrijving zijn in de euforie van het moment. Maar dit alles afdoen als het voornamelijk het protest van seculiere jongelui tegen een religieus autoritaire, maar tegelijk populaire regering, is overduidelijk misplaatst.
Afkeer van de religieus onderbouwde beperkingen van vrijheid speelt natuurlijk wel een grote rol. Ontkennen dat het protest zich óók tegen het opdringerige effect van de politieke Islam keert, zoals de Britse Socialist Worker doet in “Turkey’s uprising is against neoliberalism – not ‘Islamism’” lijkt me onzinnig. Seculier tegen islamitisch is absoluut déél van wat mensen drijft. En waarom zet dat artikel het woord ‘Islamism’ tussen aanhalingstekens? Bestaat zoiets niet in Turkije? Moet de realiteit – een regering die neoliberaal is, autoritair optreedt én van Islamistische signatuur is – ontkend worden omdat er anders misschien islamofoben mee aan de haal gaan?
Tegelijk is de opstand veel meer dan een seculier, links-liberaal protest tegen conservatief autoritarisme. Het deelnemen van arbeiders wijst daar al op. Twee verslaggevers van het internet-magazine Rabble wijzen in een mooie reportage op de rol van radicalen in het protest, zoals de Revolutionaire Anarchistische Actie, waarvan een lid vrij uitvoerig aan het woord komt. “Maar ze was het er niet mee eens dat het een middenklasse-beweging was – hoewel ze daar haar oorsprong had, was ze meer gemengd geworden terwijl ze zich uitbreidde.” Ze wijst op de staking en de bijbehorende verbreding van het protest. De reportage laat iemand van de Groene Partij aan het woord. Die stelt dat het niet gaat om arm en rijk, maar wel om publiek tegen privaat om afkeer van neoliberaal beleid, afkeer van “agressief kapitalisme”. De reportage wijst er ook op dat homo’s, lesbo’s biseksuelen en transgenders al in een heel vroeg stadium van het verzet in Gezi park waren en deelnamen. Iemand van hen zegt over de “Islamistische beweging”, de partij van Erdogan: “Ze willen ons niet zien in het openbaar. We denken dat ze ons helemaal niet willen. Maar we voelen ons ontspannen in Taksim.”
Arbeiders, mensen die op basis van hun seksuele oriëntatie gemarginaliseerd worden, jongeren die bezorgd zijn over de teloorgang van groen en van vrijheid… het is die veelvormigheid die ook de Turkse protesten typeert. Het protest heeft volgens een reportage in The Guardian wel degelijk een antikapitalistische kant. “Bijna alle banken op het Taksim-plein en naburige straten zijn beschilderd met graffiti. Veel ervan is speels: “Nee tegen Tayip! Ja tegen seks!” Een slogan geeft een vernietigend woordgrap op de naam van de eerste minister, weergegeven als Recoop (knuppel in het Turks), Tayzik (waterkanon) Gazogan (traangas). Anderen adviseren de leider van Turkije om te chillen, wat muziek op te zetten en een glaasje wijn te nemen.” Wetgeving om alcoholgebruik in te perken was één van de symptomen van Erdogans inmiddels dus wel zeer omstreden geraakte autoritaire politiek. Een politieke wetenschapper maakt een interessante vergelijking: Mei 1968. “Het doet me aan de mei-protesten in Frankrijk denken (…) Erdogans sociale politiek is gebaseerd op een zeer primitief paradigma: consumeer deze wonderbaarlijke spulletjes, en hou je kop dicht.” Dat was inderdaad één van de factoren bij de protesten van de jaren zestig: we kunnen van alles kopen. Maar we hebben geen bal te vertellen.
Daarmee zijn we terug bij de vergelijkingen. Het lijkt op Frankrijk in 1968, inderdaad. Een jeugdrevolte die samenvloeit met een stukje arbeidersopstand, en aanhoudende straatgevechten tegen een autoritaire – maar democratisch gekozen en tamelijk populaire! – regering. Een protest tegen onvrijheid, tegen cultureel conservatisme, tegen de almachtige markt, tegen de agressieve politie. Het was er destijds in Parijs, het is er nu in Istanbul, in Ankara, in Izmir en in heel veel andere plaatsen waar we weinig van horen maar waar de politie – ver van de camera’s van de media – veel grover optreedt dan in Istanbul waar de hele wereld als het ware meekijkt. Een andere vergelijking, gemaakt door Dirk Matten in de Globe and Mail: Teheran 2009. In de hoofdstad van Iran explodeerde de woede wegens een presidentsverkiezing die frauduleus verliep en waarvan de dubieuze uitslag met grof staatsgeweld door de strot van de bevolking werd geduwd. Tegen dat opgelegde verkiezingscircus en de repressie kwamen zeer felle, aanhoudende en gewelddadig neergeslagen demonstraties op, die op het hoogtepunt miljoenen mensen op de been brachten. Net als nu in Turkije richtte het protest zich tegen een Islamistische regering, al was Iran veel duidelijker een politiestaat en stelde de democratie zelfs in liberale termen er minder voor. Mattens typering van het Turkse protest als “een revolte tegen een islamistisch regime dat neoliberaal beleid doorvoert en daarvoor inbreuken doet op democratische vrijheden”, lijkt me een hele goede. Of dat anti-neoliberale aspect in Iran destijds zo sterk was, is trouwens een andere vraag.
We keren na deze grote omweg terug naar zowel Erdogans beschuldiging als Özguls betoog. In beiden speelt de seculier-nationalistische CHP een grote rol. Volgens Erdogan zit de CHP zo’n beetje achter de protesten. Volgens Özgal is de rol van de CHP, en het feit dat haar politici niet buiten het protest worden gehouden, een teken dat het hier om simpelweg een botsing tussen seculiere en islamistische elites gaat. Beiden zijn onzin. Ja, CHP-mensen nemen deel, net als heel veel anderen. Nee, de CHP heeft dit niet op poten gezet. En nee, de CHP heeft onder demonstranten bepaald geen onbeperkt krediet, al verschilt de invloed ervan per plaats. Binnis Saktanbar berichtte voor de Guardian vanuit Ankara. Ze nam aan een protest deel. “Afgevaardigden van de CHP die kwamen om ons te begroeten werden genegeerd of op boegeroep onthaald.” Demonstranten keren zich dus wèl tegen pgingen vanuit de CHPom zich te profileren. Een taxichauffeur intussen – ja, ik weet het, een journalistiek cliché – : “Ik stemde op Erdogan, maar dit is teveel. Waarom bestook je ons met gas, zijn wij ongedierte?”
Dat is meteen een antwoord op al diegenen die hier persé geen Arabische lente of brede revolte willen zien, omdat Erdogan gekozen is en zoooo populair. De Gaulle was in 1968 ook zeer populair, en zijn regering was kort daarvoor aan een grote stembusoverwinning geholpen. Flink wat politiegeweld, gecombineerd met breed sluimerend onbehagen, doorbrak het gevoel van rechtse overmacht, enwe kennen het resultaat: studentenopstand, gevolgd door wekenlange algemene staking.
Op soortgelijke wijze raakt de populariteit van Erdogan raakt in het ongerede, naarmate diezelfde Erdogan zich botter opstelt. Sowieso is steun in de stembus nog iets anders dan steun op straat. Tienduizenden mensen die hem zonder gevaar bestookt met traangas bestookt te worden, verwelkomen verbleekt nog altijd bij de vele tienduizenden in tal van steden die avond na avond grote ladingen traangas blijven trotseren. Zij hebben hun laatste woord absoluut nog niet gesproken, en het voortbestaan van Erdogans macht is gelukkig allerminst verzekerd.