zaterdag 30 maart 2013
Er is iets naars aan de hand in Birma, iets griezeligs en iets raars. Terwijl het bewind voorzichtig de politieke speelruimte vergroot (‘liberalisering’) en oppositie mee laat doen bij verkiezingen (‘democratisering’), gebruiken delen van de bevolking de opening niet zoveel voor strijd voor sociale verbetering, maar voor racistische pogroms. Boeddhistische monniken – de groep die prominent was in de opstand voor democratie in 2007 – staan nu vooraan in gewelddadige aanvallen op de Rohingya-gemeenschap, een Moslim-bevolkingsgroep in het overwegend Boeddhistische Birma. “Het is een paradox van overgangen dat grotere vrijheid dit soort plaatselijke conflicten toestaat aan de oppervalkete te komen”, zegt Jim Della Giaccoma, van de International Crisis Group. De enigszins hoopgevende ontwikkelingen van de laatste paar jaren in Birma krijgen hiermee een reactionaire, gewelddadige draai.
Af en toe bereiken verslagen van het geweld Westerse media, maar het is mondjesmaat. Het betreft hier echter verschrikkingen op aanzienlijke schaal. En ik heb zomaar het akelige idee dat als het Moslims waren die Boeddhisten zouden terroriseren in plaats van andersom, er dan een feel fellere reactie zou zijn. Zelfs het verwoesten van Boeddhistische monumenten door de Taliban in Afghanistan trok meer verontwaardiging dan de verwoesting van een moslimgemeenschap van honderdduizenden mensen, de dood van vele tientallen en de verdrijving van tienduizenden Moslims door hun Boeddhistische buren, daarin gesteund door een overwegend Boeddhistisch bewind. Maar ja, Boeddhisten zijn in de postkoloniale beeldvorming schattige mensen, Moslims griezelige fanatici en potentiële terroristen. Doe daar twaalf jaar Oorlog tegen Terrorisme met bijbehorend islamofoob racisme bij, dan krijgt de scheve beeldvorming wat context.
Birma kent vanaf 1964 een keiharde militaire dictatuur, de eerste decennia ingekleed als ‘socialistische’ staat. Dat socialisme bestond uit weinig meer dan veel staatsbezit in de economie plus een niet al te pro-Westerse diplomatieke opstelling. Een kliek van militairen en topbureaucraten bestuurde economie en staat, leefde er zelf goed van en liet de bevolking verrekken. Wie protesteerde, belandde in een cel of erger.
In 1988 brak daartegen een opstand uit. Vooral studenten protesteerden aanvankelijk, maar al snel voegden monniken en grote delen van de stedelijke bevolking zich bij de betogers. Leger en politie vielen betogers aan en schoten met scherp. In sommige steden ontstonden revolutionaire comités tegenover het bewind. Het was feitelijk een revolutie. Twee wapens hielpen het bewind om in het zadel te blijev. Enerzijds militair geweld tegen de volksopstand, met een dodental dat in de duizenden liep. Anderzijds een oppositie die zich op het verkeerde been liet zetten. Terwijl het regime repressie doorvoerde, regelde het tegelijk een facelift en verving haar frontman ne Win door andere generaals. En het beloofde hervormingen, economisch (minder staatsingrijpen) en vooral politiek (verkiezingen). De oppositie greep die verkiezingsoptie aan, richtte zich op het winnen daarvan en schoof daarmee het straatprotest – al ernstig aangeslagen door de repressie – naar de achtergrond. De rust keerde terug op straat, verkiezingen werden voorbereid, de oppositiepartij NLD van de inmiddels prominent geworden oppositieleidster Aung San Suu Kyi won een grote overwinning. Het regime verklaarde vervolgens de verkiezingsuitslag voor ongeldldig, bleef protesten neerslaan en regeerde doodleuk verder. Oppositieleiders werden opgepakt, mishandeld en erger. Aung san Suu Shi kreeg langdurig huisarrest.
In 2007 was een stijging van brandstofprijzen aanleiding vor protestdemonstraties. Die groeiden uit tot een forse volksopstand waarin mensen democratie eisten Wederom sloeg het militaire bewind – intussen allang ontdaan van hara pseudo-linkse imago – het protest bloedig neer. Alles leek bij het oude te blijven. Maar dat was toch niet helemaal het geval. Machthebbers wisten dat de onvrede bloeide. De economie stagneerde. Het bewind hoopte een opening naar Westerse investeerders te scheppen, m ook al omdat men niet te zeer afhankelijk wilde zijn van Chinese investeerders en tegenwicht zocht. Maar Westerse staten hadden na de repressie van 1988 en het opzijschuiven van de verkiezingsoverwinning van de NLD sancties ingesteld tegen Birma. Amerikaanse n en Europese multinationals konden daardoor geen zakendoen in het vanwege onbenutte maar omvangrijke grondstoffen en vanwege spotgoedkope arbeidskrachten voor hen wel degelijk aantrekkelijke land. Die sancties waren deels een gebaar naar de publieke opinie die met name door de symbolische uitstraling van Aung San Suu Si geraakt was. Ze waren ook een drukmiddel om het bewind te bewegen staat en economie open te breken. Hoe gek het ook klinkt als we naar alle steun krijgen die de VS aan dictaturen gaf en geeft, landen als de VS hebben een heel specifiek belang bij wat zij democratie noemen.
Democratie betekent voor grote bedrijven een staat die transparant is en niet ál te corrupt, waar bedrijven een beetje weten waar ze aan toe zijn omdat wetten en de uitvoering daarvan enigszins ordentelijk opereren. Democratie betekent voor hen dat als de regering hun bedrijf confisqueert of opeens willekeurig regelgeving verandert, het bedrijf naar een rechter kan stappen om haar gelijk te halen. Het betekent dat er een pers is die over al te grote corruptieschandalen misbaar maakt. Het betekent regering via verkiezingen,-die kostbaar zijn zodat kandidaten steun van bedrijven zoeken en vatbaar zijn voor de invloed van diezelfde bedrijven. Democratie in deze zin van het woord gaat prima samen met een hoofdrol voor grote, ook multinationale bedrijven. Lastige aspecten als vrijheid van meningsuiting, plus het risico dat verkiezingen een Chavez-figuur kunnen opleveren, zo zijn via de macht van het geld wel hanteerbaar te houden. Stakingsrecht voor arbeiders is hinderlijk, maar als dat via keurig bureaucratisch bestuurde vakbonden verloopt, dan is er via bescheiden concessies, plus het vooruitzicht dat vakbondsbestuurders via ene burgerlijke politieke carrière hogerop kunnen komen, ook wel mee om te gaan. Nee, zo’n democratie is kapitalistisch gezien best een vondst: mensen hebben het idee dat ze mee mogen doen, terwijl het maken van winst ongestoord, en gefaciliteerd door een berekenbare en bevriende overheid, kan plaatsvinden. En een corrupte dictatuur heeft haar eigen risico’s. Ze kan de mensen tot onvrede en opstand provoceren waarvoor dan zonder erkende rechten en de verkiezingsarena geen veilige uitlaatklep is. En ze kan aan haar eigen inefficiëntie en corruptie vrijwel ten gronde aan, en ook dat is voor grote bedrijven een onveilige optie. Net als trouwens voor de generaals en topbureaucraten van het Birmese regime zelf trouwens. Die zagen geleidelijk dezelfde soort voordelen als de Westerse beleidsmakers: democratie is better for business. Lang leve de democratie!
Zo kwam er dan de afgelopen jaren een democratiseringsproces op gang. Verkiezingen werden minder onvrij, zodat Aung San Suu Si inmiddels in het Birmese parlement zit. Er ontstond meer speelruimte voor oppositie, voor demonstraties ook. Dissidenten kwamen op vrije voeten, de censuur werd ingeperkt. Het gewenste effect bleef niet uit, de VS heeft het sanctiebeleid losgelaten en multinationale ondernemingen bezoeken het land op zoek naar lucratieve openingen.
Maar intussen gebeurden er ook andere dingen. Waar economische en politieke elites democratisering zochten om een betrouwbaarder bestuursvorm te vinden waaronder bedrijven zaken konden doen, daar benutten armere mensen de democratische ruimte om hun belangen te verdedigen. Herhaaldelijk legden groepen arbeiders het werk neer in textielfabrieken. Er kwam een vakbeweging op, het kwam zelfs zo ver dat ondernemerskringen begonnen te klagen over de dreiging van te assertieve arbeiders en vakbonden en dergelijke. In oktober en november 2012 waren er arbeidersprotesten in industriële zones bij de hoofdstad, waaronder voedings- en houtbedrijven. Het was een strijd voor hoger lonen en tegen ontslagen. In 100 fabrieken kwam het tot een akkoord, maar kort erna bleken 1200 arbeiders bij acties mee te doen omdat ze ontevreden waren over het loon.
Er was ook hevig protest wegens de vestiging van een mijnbouwproject. Het protest hield enkele maanden aan, maar werd in november 2012 door oproerpolitie met waterkanon en traangas neergeslagen. Pikant detail: een Chinees mijnbouwbedrijf is eigenaar. Terechte zorg over schadelijke milieueffecten en bedreiging van de leefbaarheid gaan dan al makkelijk samen met anti-Chinese, nationalistische sentimenten. Terecht protest kan met gevaarlijk nationalisme op sleeptouw genomen worden in een heel verkeerde richting. Pikant detail is ook dat de oproerpolitie in de nieuwe democratische verhoudingen net zo goed een repressieve rol speelt.
Pikant is ten slotte nog de houding van Aung San Suu Kyi. De BBC vertelde op 17 maart 2013 dat ze een commissie van onderzoek naar het project voorzat, en gaf haar standpunt weer. “Sluiten van de mijn zou een machtige buur beledigen, zei ze. Ja, milieunormen en compensatie moesten worden verbeterd – maar investering als deze is wat het land nodig heeft.” Aung San Suu Kiy is voor mensenrechten maar ze is nog iets méér voor een gunstig investeringsklimaat voor grote bedrijven, en voor goede betrekkingen met machtige buurstaten. Staats- en kapitaalsbelang krijgen ook bij haar voorrang boven milieu en en menselijke waardigheid.
(wordt vervolgd)
Peter Storm