zondag 24 februari 2013
Italië ondergaat dezer dagen parlementsverkiezingen. De winnaar is al bekend: de bezuinigingspartij, de partij van de erkenning van de Europese bezuinigingsnormen zal een zeer ruime meerderheid behalen en een regering vormen. We weten allen nog niet welke fractie van die partij de grootste zal worden en hert voortouw zal noemen: die van technocraat Monti, die van corrupt partybeest Berlusconi of die van Bersani, afkomstig van een inmiddels kleurloos geworden opvolgerspartij van wat ooit de Communistische Partij van Italië was maar inmiddels totaal is gesociaaldemocratiseerd en vervolgens gesociaalliberaliseerd op de koop toe. Er is nog een vierde kandidaat: de komiek Grillo.
Laten we eens wat beter kijken naar het politieke landschap. Berlusconi kennen we van eerdere regeringen, van processen wegens corruptie die hem achtervolgden, van bunga bunga parties meer van dat fraais. Dat maakte hem in 2011 onmogelijk, waarna hij door druk achter de schermen – van bankiers, Europese bureaucraten en mevrouw merkel over wie hij zich buitengewoon onhoffelijk had uitgelaten. Maar laten we niet vergeten dat Berlusconi behalve een corrupte flapdrol ook de aanvoerder van hard rechts is, voorstander van snoeiharde aanvallen op arbeidersrechten, voorstander van keiharde repressie tegen demonstranten – Genua, de G8 to, 2001 – en in die zin loyaal uitvoerder van kapitaalsbelangen. Hij moest weg, niet omdat hij recht was maar omdat hij de rechtse prioriteiten niet door kon zetten wegens geloofwaardigheidsproblemen. Dus werd Monti, een man uit de bankierswereld uit het netwerk van Goldman Sachs – op zijn plek neergezet, zonder tussenkomst van verkiezingen overigens. Die verloor onlangs echter zijn parlementaire meerderheid, zodat er weer gestemd mag worden.
Grote kanshebber is niet Monti, ook niet Berlusconi, ook als is die laatste aan zijn zoveelste comeback bezig en komt nog een verdrietig eind ook. Nee, voorop in de peilingen staat Bersani. Ja, inderdaad, daar heb ik zelf ook nog nauwelijks van gehoord. Het is “een saaie man”, zo weet de Volkskrant met haar fijne neus voor de kern van de zaak te melden. Vervolgens wordt er uit het vaatje van clichés getapt: “De vraag is of een man als hij wel past in het Italiaanse landschap met haar pompeuze opera’s, maffiabaasjes en diva’s.” De vraag is of een grijze muis als Rutte wel past in het Nederlandse landschap met haar pompeuze André Rieux-shows, haar corrupte projectontwikkelaars en Karin Bloemen. Vreemd genoeg stelt de Volkskrant zich die vraag dan weer niet. En waren al die eerdere Italiaanse politici -Andreotti, Craxi, Monti en noem ze allemaal maar op – iets anders dan saai? De enige wijze waarop iemand als Aldo Moro enig profiel wist te krijgen is toen hij gegijzeld werd door de Rode Brigades. Saaiheid goes with the job, uitzonderingen daargelaten. Belangrijker is dat Bersani de voorkeurskandidaat van ‘Europa” is, dat wil zeggen van de Europese politieke top die een doortastend bezuinigingsbeleid doorgezet wil zien.
Waar is links in dit alles? Aan de top! Leuk he? Bersani is namelijk lid van wat tegenwoordig de Linkse Democraten heet maar wat wortelt in de Communistische Partij van Italië, de PCI. Dat was in de jaren veertig tot en met tachtig de sterkste Communistische Partij in parlementair geregeerde landen, met enkele tientallen procenten in verkiezingen, plaatselijke bestuursfuncties alom. Ze was verbonden met een stevig deel van de vakbeweging. Maar al in die tijd waas de partij een zaakwaarnemer van het kapitaal. Inde jaren zestig, toen arbeiders reeksen stakingen hielden en de organisatie ervan in eigen hand namen via basiscomités en assemblees, deed de met de PCI verbonden vakbond er alles aan om die trend af te buigen, in te kapselen, het initiatief naar boven te zuigen war het via gewone onderhandelingen onschadelijk gemaakt werd. Zo hielp de PCI de klassenstrijd verstikken. Zo hielp de PCI aan herstel van kapitalistische stabiliteit
Toen in de jaren zeventig groepen jonge arbeiders, studenten, scholieren, daklozen en andere zogeheten ‘marginali’ de opstandsgeest van de jaren zestig voortzetten gebeurde iets soortgelijks. Deze groepen gingen over tot allerlei vormen van directe actie – huisbezettingen – en militante strijd – grootschalige gevechten met de politie. Dit was de opkomst van de Italiaanse versie van de autonomen. De PCI wist weer feilloos de verkeerde kant te kiezen, steunde de repressie van de staat tegen straat- en arbeidersprotest, hetzte mee t in het terroristenbestrijdingskoor dat klonk toen sommige kleine groepen radicalen ondergronds gingen een een stadsguerrilla begonnen. Dat werd aangegrepen voor een heksenjacht en repressiegolf tegen héél radicaal-links, en aan die hetze deed de PCI enthousiast mee. In een soort ruil daarvoor mocht ze gedoogsteun verlenen aan door de corrupte Christendemocratische partij gedomineerde regeringen. De PCI wás deel van het Italiaanse establishment zoals de PvdA dat in Nederland is – waarbij de PvdA vaak in die tijd linkser uit de hoek kwam dan de PCI. Dát is de ‘linkse’ herkomst van de huidige premierskandidaat Bersani.
De PCI kreeg natuurlijk een tik mee van de val van het ‘communisme’ in 1989. Ze had al veel eerder afstand genomen tot het Kremlin om in de gratie in NAVO-staat Italië makkelijk te maken. Nu dumpte ze de resten van de bijbehorende symboliek en vormde zich om in een gewone sociaaldemocratische partij. Daarvoor was ruimte, want in het in 1992 uitgebroken Tangentopoli-corruptieschandaal ging de in corruptie verstrengelde Socialistische Partij van Bettino Craxi vrij roemloos ter ziele. Die plek konden de kersverse sociaaldeocraten dus mooi opvullen, Natuurlijk was de verrechtsing van ex-links voor hard rechts nog lang niet verregaand genoeg. Toen de ex-PCI, keurig gesociaaldemocratiseerd, kans leek te hebben om verkiezingen te winnen, meldde zich een ondernemer met veel geld en een gladde babbel om de rechtse horden aan te voeren tegen dit ‘communistische gevaar’. Zijn naam: Silvio Berlusconi. Hij hielp het kapitalisme dus redden van haar eerdere redders. O, ironie.
Intussen was een linkervleugel van de PCI afgesplitst: stalinisten die het verleden niet los konden laten, maar vaak ook mensen met meer verbondenheid et arbeidersstrijd en dergelijke. Dat werd de Communistische Herstichting, PRC, waarbij zich ook allerhande radicaal-linkse, veelal trotskistische, mensen en groepjes aansloten. In de jaren van de andersglobalisering en de strijd tegen de Irak-oorlog – pakweg 2000 – 2006 – was dit de parlementaire kern van hard links. Toen in juli 2001 de Italiaanse politie bij protesten tegen de G8-top Carlo Giuliano doodschoot en het gezag met grote hypocrisie op afblazen van het verdere protest aandrong, liet de PRC zien wat ze kon: ze regelde bussen voor betogers, ze organiseerde treinen vol demonstranten uit het hele land, allemaal naar Genua, om naar de slotdemonstratie toe te gaan. Zo maakte zich een tijd tot parlementair boegbeeld van straatprotest. Maar de partij nam regeringsverantwoordelijkheid, en daarmee verantwoordelijkheid voor Italiaanse deelname aan militaire operaties in Afghanistan. Dit betekende de teloorgang van de partij, trotskisten stapten eruit, de rest werd een steriele romp waarvan sindsdien weinig is vernomen. Een tragische ontwikkeling waar dat dele van het s verzet dat verwachtingsvol bleef kijken naar de PRC ook de dupe van werd. Het laat zien hoe enorm riskant het is om je van welke parlementaire formatie – hoe links klinkend, en hoe activistisch nu en dan ook – afhankelijk te maken. Intussen waren de mainstream-ex-PCI in een proces van verdere hergroepering een doodgewone sociaal-liberale partij geworden, de Democratische Partij. Ziedaar de teloorgang van parlementair links in een land waar dat links herhaaldelijk een enorme kracht had ontplooid. Je zou er, om in Italiaanse Volkskrantclichés te spreken, een melodramatische opera aan kunnen wijden.
Parlementair links ligt dus op zijn gat. Onvrede is er in tussen ruimschoots voldoende, en met reden. De Guardian geeft een schets van problemen in Italië: een stagnerende economie, een recessie die al anderhalf jaar aansleept, een werkloosheid van 11 procent, een werkloosheid van 36 procent onder mensen beneden de 25 jaar; een opvallend lage participatiegraad van vrouwen op de arbeidsmarkt, die de hardnekkigheid van patriarchale rolpatronen – waar Berlusconi zo’n groot promotor van is – weerspiegelt; corruptie en een georganiseerde misdaad die volgens één schatting 0,7 procent van het Bruto Nationale Product in beslaat, maar volgens een andere schatting niet minder dan 10,9 procent. Het zal duidelijk zijn dat dit de grenzen van schilderachtige Siciliaanse maffia en traditionele Napolitaanse Chamorro verre overstijgt. Zo is er nog wel meer om ontevreden over te zijn.
Je zou zeggen dat er werk voor het oprapen ligt voor een Italiaanse Emile Roemer. In plaats daarvan zien we eerder een Italiaanse Pim Fortuyn. Zijn naam is Grillo. Die heeft via internet een enorme schare volgelingen weten te verwerven, en spreekt flinke menigten toe. Daar spreekt hij op zich vele ware woorden over schandalige corruptie, politici die niet deugen en dat ze allemaal maar mogen opkrassen en meer van dat fraais. Maar het onderliggende idee is weer een sterke man die het vertrouwen vraagt en het wel even zal opknappen allemaal. Zo werd Berlusconi ook groot, alleen hanteerde hij vooral traditionele media waar Grillo sociale media gebruikt. Techniek verandert, het onderliggende machtsmechanisme echter nauwelijks. Grillo is de baas over de website en bestuurt zij Vijfsterrenbeweging eigenhandig van bovenaf. Hij heeft zich dubelzinnig uitgelaten over migranten, minstens één vrouwelijke kandidaat van zijn partij heeft uit eigen kring een grove seksistische verbale aanval te verduren gekregen, en zelfs lof van Grillo voor de fascistische Casa Pound-beweging heeft niet ontbroken, aldus een zinnige verkiezingsanalyse op International Viewpoint, een trotskistisch magazine en website. Karl Marx schreef ooit de veelgeciteerde woorden dat de geschiedenis zich noga eens herhaalde, eerst als tragedie, dan als klucht. Voor de klucht zorgt momenteel dus Grillo. Maar de tragedie wiens herhaling hier schemert heet Mussolini, voor wie onlangs ook Berlusconi alweer waarderende woorden wist te vinden. Hopen op Grillo als redder komt neer om afzien – alweer! – van onze eigen rol als collectieve redder – van onszelf, van elkaar, als gelijkwaardige en vrije mensen.
Intussen is er gelukkig ook nog leven buiten de mainstream waar zelfs de PRC zich in heeft gevoegd. Het artikel in International Viewpoint bespreekt nog een initiatief, Rivoluzione Civile, geleid door onderzoeksrechter Ingroia maar ook met een restant van de PRC erin – een ander restant doet mee met Bersani! -, plus Groenen. Het lijkt vooral een initiatief van wat radicalere splinters om te bereiken wat ze afzonderlijk niet kunnen: de kiesdrempel van 4 procent halen. Dat oefent druk uit richting aanpassing naar het midden, coalitievorming met groepen iets meer naar rechts – en dus wég van werkelijk radicale dynamiek.
Die dynamiek is er intussen wel, maar verbrokkeld en vaak nauwelijks zichtbaar. Die onzichtbaarheid is soms opeens eventjes weg, zoals bijvoorbeeld op de Europese stakingsdag van 14 november 2012, toen in tientallen steden demonstraties en soms heftige confrontaties plaatsvonden, waarvan Libcom.org een lijst heeft gegeven die in vertaling ook in het meest recente nummer van Buiten de Orde heeft gestaan. Ook daarna zijn er wel waarneembare tekenen van verzet buiten gevestigde kanalen. Aljazeera kwam onlangs met “’Occupy’ the commons”, een artikel over bezettingsacties, van woonruimte maar bijvoorbeeld van een gebouw van administratieve instellingen dat nu door buurtbewoners, activisten en sportinstructeurs tot een soort sportcentrum wordt omgevormd. Zelf initiatief nemen blijkt weer eens te werken waar het rekenen op politici – saai of komediant, rechts of wat linkser – steeds weer een doodlopende en zelfs gevaarlijke weg blijkt te wezen.
Peter Storm
Verbeterd op 24 februari 2013 om 23.37 uur naar aanleiding van een reactie op FB van een alerte lezer die wat fouten zag die ik nu heb weggewerkt, pluas nog en enkele meer. Dank:)