‘Opruiing’, oftewel de subversieve kern van het vrije woord


vrijdag 28 december 2012

Op 8 januari begint het schandalige proces tegen Joke Kaviaar wegens ‘opruiiing’. Als onderdeel van de steuncampagne die intussen op gang komt – zie de website van de Steungroep – schreef ik een artikel dat intussen op die website staat. Ik plaats hetzelfde artikel hier dus ook, compleet met het daar toegevoegde, en maar al te relevante, motto van Rosa Luxemburg.

‘Opruiing’, oftewel de subversieve kern van het vrije woord

“Freiheit ist immer freiheit der andersdenkenden” – Rosa Luxemburg

Het recht op vrije meningsuiting is een raar ding. Iedereen is er voorstander van, op een enkele nazi of ultrastalinist na. Iedereen heeft er een andere invulling van en schermt daarmee tegen opponenten die al gauw het verwijt ‘schending van de vrijheid van meningsuiting’ naar het hoofd geslingerd krijgen als ze ook daadwerkelijk opponeren. Immers, ‘ik mag toch zeggen wat ik wil?’

Heel af en toe overstijgt het debat bovengeschetste frivoliteiten en ogenschijnlijke vanzelfsprekendheden. Zoiets maakten we mee toen Geert Wilders voor de rechter kwam wegens aanzetten tot haat en discriminatie. Zoiets maken we nu ook mee in de strafzaak tegen Joke Kaviaar wegens opruiing. In beide zaken blijken er opeens grenzen aan de vrijheid van meningsuiting denkbaar te zijn: in het eerste geval ondat het recht botste met dat andere recht – gevrijwaard worden van discriminatie en hatelijkheid. In het tweede geval was er – belangrijk verschil – géén sprake van botsingen tussen twee grondrechten van burgers. Het recht om een scherp standpunt te uiten botst in het geval van Joke immers niet met het recht van andere, in principe gelijkwaardige burgers. Die worden door Jokes teksten ook volgens het OM immers geen haar gekrenkt. Nee, haar recht botst met de wens van de staat om zichzelf van al te harde aanvallen te vrijwaren. In het geding is niet het recht van burgers die in de knel komen, maar het ‘recht’ van openbare gezagsdragers op een goede nachtrust en het ‘recht’ van een gebouw om niet voor brandstichting voorgedragen te worden. Nergens in de fundamentele mensenrechten is echter in zulk ‘recht’ voorzien, en het ‘recht’ van het ‘openbaar gezag’ om niet via opruiing bedreigd te worden, staat ook al niet in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Hier botsen dus, nogmaals, geen grondrechten die eventueel afgewogen moeten worden, gesteld dat rechters die rol al zouden moeten hebben. Hier botst het grondrecht van een kritisch persoon met de staatsmacht. Welnu, precies om in dit soort botsingen de ruimte van critici op te eisen, te verdedigen en zo er mogelijk op te rekken is het hele recht van vrije meningsuiting nu juist ontstaan en ontwikkeld!

Dat laatste is een fundamenteel en in discussies over de meningsvrijheid alom verwaarloosd punt: vrijheidsrechten zijn ontstaan als subversieve rechten, net als waardenvrije en onpartijdige abstracties. Je kunt globaal drie interpretaties van het recht op vrije meningsuiting schetsen, dan wordt nog wat duidelijker wat ik bedoel. Er is de mainstream-versie. Je mag in principe zeggen wat je wil, de staat bewaakt via de rechter de grenzen van het beschaafde debat, en grijpt desnoods in, censuur van te voren mag niet, iemand die te ver gaat achteraf straffen mag eventueel wel. Scherp debatteren mag, beledigen, bedreigen, haat zaaien, opruien – dat mag allemaal niet, en de rechter ziet daarop toe. Feitelijk wordt hier de hele maatschappij opgevat als een debatvereniging met gelijkwaardige deelnemers, een maatschappij die inherent billijk is en waarin van iedereen met recht gevraagd kan worden zich aan de spelregels – die we immers ‘samen met elkaar hebben afgesproken’? – te houden. Veronachtzaamd wordt hoe de maatschappij ooit zo geworden is dat deze vorm van meningsvrijheid er ooit kon gedijen: historisch besef ontbreekt. Verwaarloosd wordt eveneens hoezeer hele groepen buiten de discussiesociëteit worden gehouden, nite aan het woord komen, niet beluisterd worden. De stem van uitgeprocedeerde vluchtelingen weerklinkt zelden, behalve als zij de sociëteit rumoerig binnendringen en tenten op beginnen te zetten daar dat volgens de spelregels van de sociëteit helemaal de bedoeling niet is. En iemand die het in scherpe bewoordingen voor uitgerekend deze buitengeslotenen opneemt en zij aan zij met hen staat, is dan al gauw bezig met ‘opruiing’. Voor vrijheidslievende en solidaire mensen is de vrijheid van meningsuiting, opgevat als procedureel recht tussen vrije en gelijke mensen in een fundamenteel ongelijke en onvrije maatschappij een ontoereikend concept.

Er is een tweede concept, een karikaturale, ruwe uitvergroting van het eerst. Het is de Geen Stijl/ Geert Wilders-versie. Je mag zeggen wat je wilt, hoe grof, belediging, kwetsend, bedreigend dan ook. Als je je écht bedreigd voelt, dan doe je maar aangifte, als je je echt beledigd voelt dan span je maar een civiele procedure wegens smaad aan of zoiets. Maar de staat moet niet uit zichzelf in het debat ingrijpen, hoe ruw en respectloos dat ook verloopt. Als moslims zich door de grove, hatelijke toon van hordes bloggers, polemisten, journalisten, publicisten, krantenredacties, twee of drie omroepen, bendes parlementariërs aangevoerd door opperhetzer Grote Geert, in de hoek getrapt, bedreigd, vernederd en tot onmensen gemaakt voelen, dan is dat pech voor deze mensen. Het is de grote bek verheven tot norm, het is het recht van bullebakken op schoolpleinen, uitvergroot tot in de maatschappelijke arena. Mensen wiens vrijheidsliefde gepaard gaat met inzet voor gelijkwaardigheid en solidariteit werpen deze versie van de vrijheid van meningsuiting dan ook verre van zich, en terecht. De tegenwerping ‘maar moslims kunnen in dit scenario toch gewoon terugschelden en schimpen als ze willen? ‘snijdt geen hout, omdat mensen van een moslim-achtergrond structureel een totaal ondergeschikte machtspositie hebben en dus niet in de positie verkeren dat ze dit kunnen, Bovendien wordt schelden, schimpen en dreigen niet intrinsiek beter en menselijker als het over en weer gebeurt.

Zowel de beleefde meningsvrijheid van de mainstream, als de vrijheid van de grote bek a la Pownews en Wilders miskent een essentieel historisch feit. Vrijheden komen op uit oppositie, uit verzet. Vrijheden zijn niet ontworpen om machthebbers van nog wat instrumenten te voorzien om hun onderdanen neer te trappen, zoals Geen Stijl en de als rechtspopulisten vermomde fascisten zo graag doen. Vrijheden zijn ook niet louter ontstaan om de omgang tussen machtigen – of tussen machtelozen onderling – te reguleren, zoals de mainstream-vrijheidsideologie dat weergeeft. Vrijheden zijn opgekomen om onvrijheden, onrecht en onderwerping uit te dagen, te ondermijnen, te helpen bestrijden. Vrijheidsrechten zijn subversieve, gezagsondermijnende rechten. Dat is in zekere zin zelfs de kern ervan. Dit soort vrijheden zijn zo partijdig als ik weet niet wat, en precies langs de weg van deze partijdige uitoefening van die rechten zijn de beetje vrijheid en menselijkheid gewonnen, tegen de wensen van de machthebber in.

Dat geldt nadrukkelijk ook voor de vrijheid van meningsuiting. Die behelsde de vrijheid van de hofnar om de vorst tegen te spreken – niet de vrijheid van de vorst om de hofnar vervolgens te onthoofden. Daartegen moest de hofnar immers via dat vrijheidsrecht worden beschermd. Het ging om de vrijheid van ketters tegenover de officiële kerk. Niet andersom. Het ging om de vrijheid van protestantse Hageprekers tegenover de Inquisitie, niet andersom. Het ging om de vrijheid van Diderot, Voltaire, Rousseau en al de andere verlichtingsideologen tegenover de Franse koningen met hun neigingen om dit soort kritische filosofen de mond te snoeren met langdurige opsluiting. Niet andersom. Het ging om de vrijheid van stakers om collega’s op te roepen mee te doen tegenover de kapitalist die via leger, politie en censuur de staking probeerde te beletten. Niet andersom. Het ging om de vrijheid van abolitionisten in de VS om mensen op te roepen gevluchte slaven onderdak te bieden en te helpen gaan naar waar de slavernij – en de plicht om ontsnapte slaven terug te brengen naar hun ‘rechtmatige’ eigenaar geheel onwettig te trotseren – tegenover die slavenhouder en het ‘openbaar gezag’ dat die slavenhouder ondersteunde. Niet andersom. En een pleidooi voor zulke hulp aan slaven was een pleidooi tot wetsovertreding, en daarmee feitelijk dus ‘opruiing’.

De vrijheid van meningsuiting is – net als haar broertjes en zusjes, de vrijheid tot vereniging en vergadering, de vrijheid van organisatie, de vrijheid van beweging – een recht-van-onderop. Het vrije woord moet verdedigd, juist in een onvrije wereld, tegenover de mensen die onze onvrijheid benutten voor de handhaving en vergroting van hun macht en hun rijkdom. Het gaat om het vrije woord van onderdrukten, onderworpenen, uitgebuiten, en van degenen die het voor hen opnemen en een eind willen zien, minstens aam bepaalde vormen van onderdrukking, onderwerping, uitbuiting. Het vrije woord van machthebbers en hun fanclubs behoeft op zichzelf geen speciale erkenning of verdediging, daar zorgen hun oproerpolitie, hun tanks, hun geheime diensten en hun doodseskaders zelf immers wel voor. Dat maakt het beeld van vrije meningsuiting van gelijkwaardige discussiepartners zo krom. Vrijheid van meningsuiting van bullebakken tegenover pestslachtoffers – en de grotere maatschappelijke equivalenten daarvan – is helemaal een verwerpelijk concept. Daarmee is niet gezegd dat processen tegen bijvoorbeeld een bullebak als Wilders zinvol zijn. Maar diens beroep op de vrijheid van meningsuiting is voos.

Vrije meningsuiting is dus een recht dat – niet incidenteel maar principieel – een uitdaging vormt aan orde en gezag, aan de staatsmacht en haar bevoegdheden en pretenties zelf. Die staatsmacht heeft dan ook geen enkele legitieme rol in het reguleren van de uitoefening daarvan. We laten de georganiseerde misdaad toch ook niet bepalen of Peter R. de Vries wel of niet goed bezig is? We geven het HIV-virus toch ook geen inspraak bij de aids-bestrijding? Waarom zouden we het OM en de rechtbank dan wel het recht gunnen om zich bindend uit te spreken over de strafbaarheid van de teksten van Joke Kaviaar? Ze mogen er hun ‘mening’ natuurlijk best over geven, maar dat is dan ook dat…

Natuurlijk zijn de teksten van Joke Kaviaar ‘opruiend’. Opruiing is immers noodzaak om een maatschappij die mensen als onmensen behandelt de goeie richting op te helpen krijgen Maar dat is nu juist de kern van de vrijheid van meningsuiting, die feitelijk een uitgebreide vorm is waarin het recht tot opruiing is gegoten. Joke Kaviaar aanklagen en eventueel veroordelen wegens haar opruiend geachte teksten is het vrije woord aanvallen, niet aan de rand of de grenzen ervan, maar in de essentie van het vrije woord, in haar subversieve kern.

Peter Storm

Steungroep

, ,

Comments are closed.