zaterdag 25 augustus 2012
In Egypte vonden weer eens demonstraties plaats tegen de zittende macht. Een paar duizend mensen kwamen op de been in Cairo, terwijl ook in Alexandrië mensen betoogden, ongeveer duizend. In die stad vielen mensen, gewapend met messen en stokken, de demonstranten aan. In Cairo gooiden betogers en tegenbetogers met stenen naar elkaar. Aljazeera maakte melding van 14 gewonden. Noch de demonstranten, noch ook de tegenbetogers verdienen erg veel waardering, zoals een brokje analyse van de achtergronden laat zien.
De demonstraties waren uitgeroepen als protest tegen de macht die de nieuwe president Morsi en de Moslim Broederschap waar hij uit voortkomt, vergaren. Initiatiefnemers keerden zich tegen de grondwetswijziging die Morsi doordrukte, en waarin hij een einde maakte aan de macht van de legertop om als wetgever op te treden. Feitelijk pleiten de demonstranten daarmee niet alleen tegen Morsi en de Broederschap – wiens macht inderdaad steeds sterker wordt, een ongezonde situatie – maar voor de terugkeer van de militaire machtspositie – een zeer ongezond doel. Niet alleen dat: initiatiefnemers van de demonstratie hadden steun gekregen van maarschalk Tantawi, nog maar net door Morsi uit zijn machtspositie gelicht, van de stafchef van de strijdkrachten en van de stafchef van de inlichtingendienst. De demonstratie was onderdeel van een machtsstrijd vanuit pro-militaire, contrarevolutionaire, achtergrond.
Aanvankelijk wilden initiatiefnemers betogen bij kantoren van de Moslim Broederschap in het hele land. De Broederschap riep haar aanhang op de been om die te helpen verdedigen, en zelfs progressieve groepen riepen daartoe op. Later werd de oproep om bij die gebouwen te betogen ingetrokken. Veiligheidstroepen werden evengoed paraat gehouden, en er kwam een felle anti-campagne tegen de demonstraties op gang. Een invloedrijk geestelijke, Sjeik Hisham Islam, liet doorschemeren dan demonstraten wat hem betreft gedood mochten worden als “afvalligen”, en beschuldigingen van verraad waren niet van de lucht. Essam al-Erian, leider van de politieke arm van de Broederschap de Vrijheids- en Gerechtigheidspartij, bijvoorbeeld, deed in een artikel een aanval op wat hij ‘links’ noemde. Hij verweet hen “buitenlandse fondsenwerving en invloed, verbrokkeling en het zaaien van verdeeldheid, veronachtzaming, ja minachting voor de rol van religie; elitisme; arrogantie jegens het volk.” Linkse mensen, volksvijanden, vijanden van religie, agenten van buitenlandse machten: gevaarlijk rechtse stemmingmakerij die laat zien hoe misplaatst het is voor revolutionairen om Morsi en de Broederschap te behandelen als een kleiner kwaad. De zittende macht rond Morsi betoonde zich, in toonzetting en houding, net zo contrarevolutionair als de pro-militaire initiatiefnemers van de demonstraties. En de zittende macht beslist over inzet van politie, en steeds duidelijker ook van het leger. De angst van hen die vrezen voor een steeds autoritairder bestuur onder Morsi is niet ongegrond.
Groeperingen die verbonden waren met de opstand tegen Moebarak hielden zich, op zichzelf terecht, verre van de demonstratie. De 6 april Beweging deed bijvoorbeeld niet mee. De motivatie voor die afzijdigheid liet echter bepaald te wensen over. Het was te vroeg om Morsi al te be- en veroordelen, luidde een argument; protest moest via de stembus, niet via de straat, luidde een ander argument. Beiden zijn verkeerd. Morsi’s groeiende macht is nú al gevaarlijk. Er is geen reden om te wachten met protesteren daartegen. Dat geldt ook voor het harde neoliberale beleid waar de Moslim Broederschap voor staat. Het land wil intussen al 4,8 miljard dollar van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) lenen. Daar hangen doorgaans neoliberale voorwaarden aan, zoals je in Griekenland kunt gaan navragen. Het verkiezingsprogramma van de Broederschap pleitte gewoon voor voortzetting van privatiseringen, en voor het aantrekken van buitenlandse investeringen. En het idee dat protesteren beperkt moet blijven tot stembusstrijd is, vanuit revolutionair gezichtspunt, abdicatie, afstand doen van je eigen machtsmiddelen.
Een betere reden voor afzijdigheid is het pro-militaire karakter van de demonstraties. Tegelijk is de reactie vanuit pro-Morsi-groeperingen repressief, en wijst het veroordelen van een hoofdredacteur van de krant al-Dostour wegens diens kritische houding jegens Morsi diezelfde nare kant op. . De keus van de linksige Tagammu om de demonstraties tegen Morsi wel te doen, getuigt van de omgekeerde fout: uit angst voor de Broederschap dan maar de pro-militaire vleugel van de contrarevolutie steunen is evenzeer verkeerd. De rivaliserende vleugels die soms via verkiezingen, soms via straatacties, elkaar bevechten verdienen beiden bestrijding. De Egyptische revolutie wordt door beiden bedreigd.
Die revolutie kan weer opleven – maar dan bijvoorbeeld vanuit arbeidersverzet in fabrieken zoals dat gelukkig keer op keer weer oplaait, rond allerlei eisen en thema’s. Mostafa Ali schreef er een nuttig artikel over in Al Ahram, al denk ik niet dat de door hem noodzakelijk geachte, en ontbrekende, arbeiderspartij de strijd vooruit zou helpen. De revolutie kan oplaaien, maar dan als antikapitalistische revolutie die alle vormen van burgerlijke macht – militair en islamistisch én partijpolitiek – behandelt als vijandelijke macht.