Amnesty de fout in met Syrië-campagne


zaterdag 23 juni 2012

Amnesty International heeft een campagne rond Syrië opgestart. En het is een éénzijdige, politiek verkeerde campagne. De misdaden van president Assads bewind worden er breed in uitgemeten. De medeplichtigheid van de Russische staat wordt gehekeld. Maar de misdaden van gewapende strijders, en de medeplichtigheid van een hele reeks staten dáár aan, komt niet in beeld. Eén kant wordt terecht verworpen. Een andere kant wordt ten onrechte uit de wind gehouden.

Amnesty speelt in op de terechte verontwaardiging van mensen over de wandaden die Syrische veiligheidstroepen en pro-Assad-milities begaan. Maar het doet dit op een zodanige manier dan de misdaden van delen van de oppositie onweersproken blijven, en dat aan de aansturing en steun van delen van die oppositie door Saoedi-Arabië, Qatar, Turkije en de VS stilzwijgend wordt voorbijgegaan. Met deze eenzijdigheid draagt Amnesty niet bij aan een situatie waarin mensen werkelijk van terreur en geweld gevrijwaard worden.

De campagne omvat een effectief opgezet filmpje. We zien Assad zoals die op foto’s vaak te zien is: een beetje sip kijkende, maar niet onvriendelijk ogende man. Teksten komen in beeld: “Er zijn momenten, dan voel je je eenzaam en onbegrepen…. Dan twijfel je echt aan alles… (…) Of het vermoorden van die kinderen n wel zo’n goed idee was…” Er is echter hoop: “Dan is het goed om te weten: You’ve Got a Friend” …. terwijl intussen de foto van Assad plaats heeft gemaakt voor het portret van een vaderlijk kijkende Russische president Poetin. Vervolgens worden we opgeroepen een petitie te ondersteunen, waarin Rusland opgeroepen wordt haar blokkade van wat Amnesty in de begeleidende tekst “elke mogelijke oplossing”, althans “in de Veiligheidsraad” op te heffen. Poetin word ook nog verweten dat het wapens levert aan de Syrische staat.

Wat is hier mis? Minstens twee dingen. Ja, Rusland houdt maatregelen via Veiligheidsraad en dergelijke tegen Rusland ziet niets in het verder isoleren en onder druk zetten van Syrië via sancties. Rusland ziet helemaal niets in de verdrijving van Assad door militair ingrijpen met VN-goedkeuring. Die Russische houding wordt gedekt door verwijzingen naar internationaal recht en soevereiniteit, maar wortelt in het belang dat de Russische staat in Syrië ziet. Syrië is een bondgenoot van Rusland, en ligt een Russische militaire basis in Syrië, en die apenleveranties door Rusland zullen fors geld opleveren. De Russische steun aan Syrië verdient op zichzelf geen enkele waardering of krediet. Het hekelen ervan is op zichzelf niet verkeerd.

Wat wel verkeerd is, dat is de suggestie dat het type van oplossingen die nu door Rusland afgewezen worden – militair ingrijpen, het bewapenen van oppositiestrijders – wel zo’n goede zaak is. Met andere woorden, de suggestie dat, als Rusland haar bondgenoot liet vallen, er ruimte zou zijn voor beleid daar de onderdrukte Syrische bevolking werkelijk mee gebaat zou zijn, de suggestie dat Westerse ‘interventie’ wenselijk is. Gewapend ingrijpen met VN-mandaat, direct of indirect: dat zou de val van het bewind inderdaad dichterbij kunnen brengen – maar wat komt er voor in de plaats? Stel, VN-troepen zorgen ervoor dat het Syrische leger niet langer bolwerken van de oppositie kan aanvallen, haar beschietingen van Homs en Hama moet staken, en dergelijke. Dat zou – hoe neutraal de begeleidende VN-tekst ook wordt opgesteld – de gewapende oppositie meer ruimte geven haar strijd op te voeren. Maar juist in de gewapende takken van de oppositie zijn groeperingen en netwerken prominent die bepaald niet voor misdaden terugdeinzen. Het zijn groepen verbonden aan de Moslim Broederschap, en aan nog veel conservatievere Salafistische groepen, die hier de boventoon voeren. Het scenario waarin de Syrische troepen niet langer die gewapende strijdgroepen bestrijden, maar andersom de gewapende strijdgroepen verder gaan met hun strijd, helpt die gewapende strijdgroepen richting een machtsovername, waarna een conservatief-religieus regime op basis van de soennietische meerderheid wordt gevestigd, en Aalawitische en Christelijke minderheden minstens in de verdrukking dreigen te raken. Is dat wat Amnesty wil?

Je kunt tegenwerpen dat niet alle gewapende strijders hardline fundamentalisten zijn, dat het onjuist is o de opstand als een contrarevolutiepuur en simpel weg te aschrijven. En iderdaad: er zijn de demonstraties die maar doorgaan, en ook lang niet elke gewapende strijder behoort tot het islamistische kamp. Er is nog steeds een breed spectrum actief, en naast contrarevolutionaire zijn er ook revolutionaire tendensen in de strijd aanwezig. Maar… en hier komen we aan het tweede probleempunt in de Amnesty-versie van het conflict: Rusland is niet de enige wapenleverancier in de Syrische strijd.  dat is zo wrang: de Westerse interventie, waar ook Amnesty impliciet toe oproept, is allang bezig, in de vorm van wapenleveranties aan veelal rechtse Syrische oppositiekrachten.

Qatar en Saoedi-Arabië steunen Syrische oppositiegroepen met wapens, aldus onder meer een bericht in de Britse krant de Independent op 13 juni. De Amerikaanse CIA houdt volgens een recent bericht uit de New York Times een oogje in het zeil om te voorkomen dat zulke wapens niet in ‘verkeerde handen’ vallen. Met keiharde islamisten heeft de VS weliswaar op zichzelf amper een probleem. Maar als zulke islamisten zich tegen de VS keren, wordt het een ander verhaal. Saoedi-Arabië en Qatar, Broederschap en Salafisten mogen in Syrië hun gang gaan, Al Qaeda niet. Deze controle-activiteit vindt plaats in Turkije, van waaraf kennelijk wapenleverantie en aanverwante activiteiten gecoördineerd worden. Turkije wordt ook genoemd als staat die Syrische strijders van training en wapens voorziet. De Daily Telegraph schreef daar op 22 mei over.

Wat er precies waar is van deze berichten, is moeilijk te zeggen, maar bovenstaande verwijzingen staan bepaald niet op zichzelf. Steeds weer worden Qatar, Turkije, Saoedi-Arabië en de VS genoemd als landen die geld, wapens training en dergelijke leveren aan Syrische oppositiegroepen. Er zijn aanzienlijke sommen geld mee gemoeid ook. Qatar heeft, volgens een stuk in de Guardian op 1 maart van dit jaar, 100 miljoen dollar aan Syrische oppositiekrachten be gegeven. Daar mogen ze onder meer wapens van kopen. De rechtsreekse gever is Libië, maar het artikel wijst erop dat twee dagen voor die Libische steun, de premier van Qatar de bereidheid had uitgesproken om de Syrische oppositie “met alle middelen” te helpen. “Toeval? Onwaarschijnlijk”, aldus Martin Chulov, schrijver van het stuk. Libië als doorgeefluik van Qatarees geld richtig Syrische oppositie, het kinkt inderdaad niet onaannemelijk.

Dat alles wordt doorgaans gebracht als ‘steun aan het verzet’ of zoiets. Feitelijk is het steun aan die delen van het verzet die het autoritaire bewind van Assad willen vervangen door een religieus autoritair bewind. Dat Saoedi-Arabië bepaalde groepen steunt, zegt al veel. Dat land wordt met ijzeren vuist door een religieus conservatieve monarchie bestuurd. Voor Qatar geldt hetzelfde. Nog maar kort geleden verscheen een rapport van Human Rigjhts Watch over de behandeling van migrant-arbeiders in Qatar. Dat zijn de mensen die onder erbarmelijke omstandigheden tegen lage lonen ervoor moeten helpen zorgen dat straks de boel klaar is voor het  wereldkampioenschap voetbal in 2022. Is het aannemelijk dat deze staten vrijheidslievende groepen zouden steunen? Voor Turkije, weliswaar geen dictatuur maar wel geregeerd door een religieus-conservatieve partij en premier, geldt iets soortgelijks. En de CIA, moeten we daar werkelijk nog veel over zeggen?

Als dat de vrienden van de Syrische revolutie zijn, dan zegt dat iets over degenen in Syrië als wiens vrienden ze zich profileren. En als Amnesty zich wérkelijk als vriend va de Syrische vrijheidsstrijd wil opstellen, dan moet ze beginnen met haar kritiek op Assad en bondgenoot Poetin te combineren met een even meedogenloze kritiek op de rechts-religieuze gewapende strijders en hun reactionaire bondgenoten: Turkije, Qatar, Saoedi-Arabië en de VS.

, ,

Comments are closed.